ECLI:NL:RBMNE:2022:686

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 februari 2022
Publicatiedatum
24 februari 2022
Zaaknummer
21/3638
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen omgevingsvergunning voor bouwplan dakterras en dakkapellen

Op 22 februari 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. De eiser, woonachtig aan een bepaalde adres in Utrecht, heeft bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning die aan de vergunninghouder is verleend voor het verbouwen van een woning. De vergunninghouder wil het daklicht vervangen, het bestaande dak verlagen en een dakterras aanleggen, evenals het plaatsen van twee dakkappelen. Het college heeft in zijn besluit van 21 juni 2021 het bezwaar van de eiser ongegrond verklaard, waarop de eiser beroep heeft ingesteld.

Tijdens de zitting heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij zowel de eiser als de vergunninghouder aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college de omgevingsvergunning heeft verleend op basis van de geldende wet- en regelgeving, met name artikel 2.10 van de Wabo. Dit artikel stelt dat de omgevingsvergunning alleen kan worden geweigerd als het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan, de redelijke eisen van welstand, het Bouwbesluit of de bouwverordening. De rechtbank concludeert dat het bouwplan van de vergunninghouder voldoet aan deze toetsingscriteria en dat er geen reden is om de omgevingsvergunning te weigeren.

De rechtbank heeft de bezwaren van de eiser, die zich zorgen maakt over privacy en inkijk vanuit het dakterras, niet kunnen honoreren. De rechtbank oordeelt dat de belangen van de eiser niet meegewogen kunnen worden bij de beoordeling van de gebonden beschikking. De rechtbank verklaart het beroep van de eiser ongegrond en bevestigt de beslissing van het college om de omgevingsvergunning in stand te houden. De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Moed, in aanwezigheid van griffier T.E.G. van Heukelom.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3638
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 februari 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: J. Hillenaar).
Als derde-partij neemt aan het geding deel:
[derde partij 1]en
[derde-partij 2], te [plaats] .

Inleiding

Eiser woont aan de [adres] in [plaats] . Derde-partij (hierna: vergunninghouder) is eigenaar van de woning aan de [adres] . Vergunninghouder wil zijn woning verbouwen door het daklicht te vervangen, het bestaande dak te verlagen en te voorzien van een dakterras en door het plaatsen van twee dakkappellen (het bouwplan).
In het besluit van 2 februari 2021 (het primaire besluit) heeft het college aan vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een dakterras, twee dakkapellen en het vervangen van dakramen. Hiertegen heeft eiser bezwaar gemaakt.
In het besluit van 21 juni 2021 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard en is de omgevingsvergunning in stand gelaten.
Eiser is het daar niet mee eens en heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 22 februari 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Vergunninghouder is verschenen.
Na afloop van de behandeling van de zaak op de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Overwegingen
De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
Vergunninghouder heeft een omgevingsvergunning aangevraagd voor de activiteit bouwen [1] . Het college heeft de gevraagde omgevingsvergunning verleend.
3. Bij een omgevingsvergunning voor de activiteit ‘bouwen’ geldt het toetsingskader uit artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo. Dit toetsingskader komt er, kort gezegd, op neer dat het college de omgevingsvergunning alleen toetst aan het bestemmingsplan (of beheersverordening), de redelijke eisen van welstand, het Bouwbesluit en de bouwverordening. Deze vier toetsingsgronden zijn limitatief en imperatief van aard. Dat houdt in dat het college de omgevingsvergunning voor de activiteit ‘bouwen’ móet weigeren als het bouwplan in strijd is met één of meer van deze toetsingsgronden en dat het college de omgevingsvergunning móet verlenen als géén sprake is van strijd met deze toetsingsgronden. Indien dat laatste het geval is, kan het college niet een ruimer toetsingskader hanteren en zal het college aan een belangenafweging dus niet toekomen, dit heet een gebonden beschikking.
4. Volgens het college is sprake van een gebonden beschikking. Het bouwplan past volgens het college binnen artikel 3, lid b, van de beheersverordening ‘ [verordening] ’ (de beheersverordening). In dit artikel staat dat bestaande bouwwerken vervangen mogen worden door bouwwerken van dezelfde afmeting en op dezelfde locatie. Door het verlagen van het dak neemt het bouwvolume af en blijft de oppervlakte van het dak gelijk. Hierdoor is het dakterras in overeenstemming met artikel 3, lid, b. Omdat er verder ook geen weigeringsgronden aanwezig zijn, stelt het college zich op het standpunt dat hij geen andere keus heeft dan de omgevingsvergunning te verlenen.
5. Eiser heeft toegelicht dat hij alleen bezwaar heeft tegen het bouwen van het dakterras. Vanuit het te realiseren dakterras zal er rechtstreeks inkijk in zijn woonkamer zijn. Het dakterras past volgens eiser niet binnen de beheersverordening omdat het dakterras nieuw is en er volgens de beheersverordening alleen bestaande bouwwerken vervangen mogen worden door bouwwerken van dezelfde afmeting en op dezelfde locatie. Verder vreest eiser dat er voor de toegang naar het dakterras een dakluik komt dat pal voor zijn raam open gaat.
6. De rechtbank geeft eiser geen gelijk en volgt het college in zijn standpunt. De rechtbank legt dit hierna uit.
7. Op de zitting en op grond van de overgelegde bouwtekeningen constateert de rechtbank dat het huidige bestaande dak wordt verlaagd en vervangen door een dak van hetzelfde formaat. De oppervlakte van het dak zal niet worden vergroot en het bouwvolume van het totale bouwwerk zal juist worden verkleind. Er komt geen nieuw bouwwerk bij nadat de werkzaamheden zijn afgerond. Dat betekent dat het dakterras naar het oordeel van de rechtbank in overeenstemming is met artikel 3, lid b, van de beheersverordening. Voor zover er al een dakluik komt dat pal voor eisers raam naar boven toe open gaat – vergunninghouder betwist dit – , maakt dat geen onderdeel uit van de omgevingsvergunning. De rechtbank heeft verder geen reden om aan te nemen dat het bouwplan in strijd is met een van de andere toetsingsgronden. Dat betekent dat het college de door vergunninghouder gevraagde omgevingsvergunning moet verlenen.
8. Het valt goed te begrijpen dat eiser er waarde aan hecht dat hij een zekere mate van privacy behoudt en dat hij zich zorgen maakt of dat na het realiseren van het dakterras nog het geval zal zijn. Maar bij het verlenen van een gebonden beschikking kan het college deze belangen van eiser niet meenemen in de afweging om de omgevingsvergunning te verlenen. De beroepsgrond slaagt niet. De omgevingsvergunning blijft dus in stand.
9. Het beroep is ongegrond en voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
10. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 februari 2022 door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van mr. T.E.G. van Heukelom, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).