Uitspraak
[eiser] , uit [plaats] , eiser
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder
[derde partij 1]en
[derde-partij 2], te [plaats] .
Rechtbank Midden-Nederland
Op 22 februari 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. De eiser, woonachtig aan een bepaalde adres in Utrecht, heeft bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning die aan de vergunninghouder is verleend voor het verbouwen van een woning. De vergunninghouder wil het daklicht vervangen, het bestaande dak verlagen en een dakterras aanleggen, evenals het plaatsen van twee dakkappelen. Het college heeft in zijn besluit van 21 juni 2021 het bezwaar van de eiser ongegrond verklaard, waarop de eiser beroep heeft ingesteld.
Tijdens de zitting heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij zowel de eiser als de vergunninghouder aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college de omgevingsvergunning heeft verleend op basis van de geldende wet- en regelgeving, met name artikel 2.10 van de Wabo. Dit artikel stelt dat de omgevingsvergunning alleen kan worden geweigerd als het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan, de redelijke eisen van welstand, het Bouwbesluit of de bouwverordening. De rechtbank concludeert dat het bouwplan van de vergunninghouder voldoet aan deze toetsingscriteria en dat er geen reden is om de omgevingsvergunning te weigeren.
De rechtbank heeft de bezwaren van de eiser, die zich zorgen maakt over privacy en inkijk vanuit het dakterras, niet kunnen honoreren. De rechtbank oordeelt dat de belangen van de eiser niet meegewogen kunnen worden bij de beoordeling van de gebonden beschikking. De rechtbank verklaart het beroep van de eiser ongegrond en bevestigt de beslissing van het college om de omgevingsvergunning in stand te houden. De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Moed, in aanwezigheid van griffier T.E.G. van Heukelom.