ECLI:NL:RBMNE:2022:68

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 januari 2022
Publicatiedatum
14 januari 2022
Zaaknummer
UTR - 20_4390
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de omgevingsvergunning voor de bouw van sociale huurwoningen en extra parkeergelegenheid

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 14 januari 2022 uitspraak gedaan over de omgevingsvergunning die het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats] heeft verleend voor de bouw van 42 sociale huurwoningen aan de [adres] in [plaats]. De zaak betreft een verzoek om voorlopige voorziening door [verzoeker], namens zichzelf en 63 anderen, tegen het college. De voorzieningenrechter heeft eerder een tussenuitspraak gedaan waarin een motiveringsgebrek werd geconstateerd met betrekking tot de parkeernormen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bouwplan aanvankelijk niet voldeed aan de vereiste parkeernormen, maar dat het college met een aanvullende motivering heeft aangetoond dat er nu voldoende parkeergelegenheid is gecreëerd. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven, ondanks de vernietiging van het besluit zelf, omdat het motiveringsgebrek is hersteld. De voorzieningenrechter heeft het college opgedragen het griffierecht te vergoeden en de proceskosten van de verzoekers te betalen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun mogelijkheden om in beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4390

uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 januari 2022 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats] , namens zichzelf en 63 anderen, verzoekers,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats](het college), verweerder
(gemachtigde: mr. B.J. Eising).
Als derde-partij neemt aan het geding deel:
Stichting Omnia Wonen, gevestigd in Harderwijk
(gemachtigde: W. van Haarst).

Inleiding

Op 28 januari 2021 heeft de voorzieningenrechter in deze zaak een tussenuitspraak (de tussenuitspraak) gedaan en het verzoek om een voorlopige voorziening met zaaknummer UTR 20/4550 afgewezen. Voor het procesverloop tot dat moment verwijst de voorzieningenrechter naar die uitspraak.
In de tussenuitspraak heeft de voorzieningenrechter het college in de gelegenheid gesteld om binnen twee maanden na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, het geconstateerde motiveringsgebrek in het bestreden besluit van 20 oktober 2020 te herstellen.
In de tweede tussenuitspraak van 17 mei 2021 heeft de voorzieningenrechter de termijn die zij het college heeft gegeven om het gebrek te herstellen, verlengd tot 1 november 2021.
Het college heeft het bestreden besluit voorzien van een aanvullende motivering (de aanvullende motivering). Bij deze aanvullende motivering is een omgevingsvergunning gevoegd die het college op 21 oktober 2021 aan vergunninghouder heeft verleend voor het in strijd met het uitwerkingsplan realiseren van 15 extra parkeerplaatsen bij de 42 nieuwe woningen aan de [adres] in [plaats] .
De aanvullende motivering en de daarbij gevoegde omgevingsvergunning waren voor verzoekers geen reden om hun beroep tegen de omgevingsvergunning voor de bouw van de 42 woningen in te trekken. Zij hebben geen beroep ingesteld tegen de omgevingsvergunning voor het realiseren van 15 extra parkeerplaatsen.
De voorzieningenrechter heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek op 21 december 2021 gesloten.
Overwegingen
Wat vooraf ging
1. Deze zaak gaat over de vraag of de omgevingsvergunning die het college aan vergunninghouder heeft verleend voor het bouwen van 42 sociale huurwoningen aan de [adres] in [plaats] in stand kan blijven.
2. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak, waarin de voorzieningenrechter kort gezegd, heeft overwogen dat op het bouwplan de parkeernormen voor de ‘rest bebouwde kom’ uit de Nota Parkeernormen [plaats] van toepassing zijn. Dit betekent dat bij de woningen 25 parkeerplaatsen voor de bewoners en 13 parkeerplaatsen voor bezoekers moeten worden gerealiseerd. Het bouwplan voorzag in 24 in plaats van 25 parkeerplaatsen. Op de zitting heeft vergunninghouder aangegeven dat in de nabijheid van de appartementengebouwen nog 2 extra parkeerplaatsen voor de bewoners zullen worden gerealiseerd, zodat er voor bewoners 26 plaatsen beschikbaar zullen zijn. Daarmee werd bij de woningen voor bewoners voorzien in voldoende parkeergelegenheid. In het bestreden besluit wordt echter onvoldoende gemotiveerd dat bij het bouwplan voor bezoekers wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Met de reconstructie van de [adres] zijn er 13 nieuwe parkeervakken aangelegd, maar buiten de vensteruren mocht er voordat deze parkeervakken waren gerealiseerd ook al op deze locatie worden geparkeerd. Voor die uren zijn deze parkeervakken dus geen nieuwe parkeerplaatsen.
3. De voorzieningenrechter blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen. Het staat de voorzieningenrechter niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen.
4. Zoals de voorzieningenrechter ook heeft overwogen in de tussenuitspraak, kan zij in deze procedure alleen een oordeel geven over de omgevingsvergunning die het college aan vergunninghouder heeft verleend voor de bouw van 42 sociale huurwoningen. Zij kan in deze procedure geen oordeel geven over een eventueel bestaand tekort aan parkeergelegenheid, parkeervoorzieningen bij andere bouwplannen of het verwijderen van het parkeerterrein onder de [naam] .
Herstelpoging van het college
5. Vergunninghouder heeft op 23 maart 2021 bij het college een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het in strijd met het uitwerkingsplan naast de appartementengebouwen aanleggen van 15 extra parkeerplaatsen. De parkeerplaatsen worden ingepast in het park. Het college heeft bij het voorbereiden van het besluit op deze aanvraag op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) de uitgebreide voorbereidingsprocedure gevolgd, waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing is. Dit betekent dat hij een ontwerpomgevingsvergunning ter inzage heeft gelegd en de gemeenteraad om een verklaring van geen bedenkingen heeft gevraagd. De gemeenteraad heeft de verklaring van geen bedenkingen verleend en het college heeft op
21 oktober 2021 aan vergunninghouder conform haar aanvraag een omgevingsvergunning verleend voor de aanleg van 15 parkeerplaatsen.
6. In de aanvullende motivering geeft het college aan dat met deze omgevingsvergunning voor de aanleg van 15 parkeerplaatsen bij het bouwplan wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
7. De voorzieningenrechter moet beoordelen of het college met de aanvullende motivering het motiveringsgebrek dat de voorzieningenrechter in de tussenuitspraak heeft geconstateerd heeft hersteld. De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat dit is gelukt. Voor de bewoners komen er nu 26 parkeerplekken en voor de bezoekers komen er daarnaast nu echt 13 nieuwe/extra parkeerplaatsen bij. Met de 15 extra parkeerplaatsen die met de aan vergunninghouder verleende omgevingsvergunning mogelijk worden gemaakt wordt volgens de daarvoor geldende normen bij het bouwplan voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
8. De voorzieningenrechter geeft in deze uitspraak geen oordeel over de omgevingsvergunning die het college aan vergunninghouder heeft verleend voor de aanleg van de 15 parkeerplaatsen. Verzoekers hebben tegen deze omgevingsvergunning afzonderlijk beroep in kunnen stellen. Dit hebben zij niet gedaan.
Conclusie
9. Uit de tussenuitspraak volgt dat het beroep van verzoekers gegrond is. De voorzieningenrechter zal het bestreden besluit vernietigen, omdat dit in strijd is met het motiveringsbeginsel, zoals dat is opgenomen in de artikelen 3:46 en 7:12 van de Awb. Omdat het college met de aanvullende motivering het gebrek heeft hersteld, laat de voorzieningenrechter de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand.
10. Dit betekent voor partijen dat vergunninghouder de 42 sociale huurwoningen conform de aan haar verleende omgevingsvergunning mag bouwen.
11. Omdat de voorzieningenrechter het beroep gegrond verklaart, moet het college aan verzoekers het door hen betaalde griffierecht vergoeden.
12. Omdat het beroep gegrond is, krijgen eisers een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Het college moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De reiskosten op basis van kosten openbaar vervoer 2e klas bedragen € 12,32. De overige door verzoekers opgegeven proceskosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 178,- aan verzoekers te vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 12,32.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. I.C. de Zeeuw-'t Lam, griffier. De uitspraak is uitgesproken op
14 januari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak en de tussenuitspraken, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.