In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 25 februari 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een besloten vennootschap (hierna: eiseres) en een huurder (hierna: gedaagde). Eiseres vorderde ontruiming van de huurwoning van gedaagde vanwege een huurachterstand en bedreigingen aan het adres van haar medewerkers. Gedaagde had de huurtermijnen opgeschort vanwege vermeende gebreken in de woning, maar de kantonrechter oordeelde dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat er gebreken waren die herstel vereisten. De kantonrechter oordeelde dat het beroep van gedaagde op opschorting van de huurtermijnen faalde, omdat de algemene voorwaarden die opschorting uitsloten, onredelijk bezwarend waren. De rechter oordeelde dat gedaagde de huurachterstand van € 8.752,- moest betalen en de woning binnen veertien dagen moest ontruimen. De rechter wees ook de proceskosten toe aan eiseres, die in totaal € 753,43 bedroegen. De uitspraak benadrukt het belang van het aannemelijk maken van gebreken door de huurder en de gevolgen van bedreigend gedrag voor de huurrelatie.