Tussenconclusie
10. Het beroep is gegrond en het handhavingsbesluit komt voor vernietiging in aanmerking. Normaal gesproken zou de rechtbank in een geval als deze de zaak weer terug verwijzen naar verweerder. De rechtbank gaat dit niet doen omdat partijen al heel lang wachten op de afdoening van hun geschil en een nieuw oordeel van verweerder er niet toe zal leiden dat het geschil wordt opgelost, omdat eisers en derde-partij een tegengesteld belang hebben. Een finale geschillenbeslechting behoort in dit geval tot de mogelijkheden, omdat de stukken in het dossier voldoende zijn om een oordeel te vormen, zodat er geen nader onderzoek nodig is. Deze stukken zijn ook voldoende met partijen doorgenomen en besproken. De rechtbank ziet aanleiding om het geschil finaal te beslechten door zelf in de zaak te voorzien. Dit betekent dat de rechtbank haar oordeel in de plaats zal stellen van die van verweerder. Het oordeel van de rechtbank is dat eisers gelijk krijgen. Verweerder had op basis van de beschikbare rapporten niet kunnen vaststellen dat sprake is van een overtreding als bedoeld in artikel 2:15 van de APV op grond waarvan handhavend kan worden opgetreden. De rechtbank legt hieronder uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
11. Het Staalmeesterspad ligt in de woonwijk [locatie] van de gemeente Weesp. Het gaat hier om een zogenoemde bloemkoolwijk die zich kenmerkt door kronkelende paden, veel groen en hofjes. Er zijn straten en woonerven die aparte subwijkjes vormen. Deze subwijkjes bestaan veelal uit dood- of rondlopende straten met huizen en groen. Het gaat om autoluwe woongebieden waar trottoirs schaars zijn. Het Staalmeesterspad ligt in een doodlopende woonbuurt van enkele tientallen huizen. Het Staalmeesterspad is een smalle eenrichtingsweg voor autoverkeer (3.60 meter breed) waar niet harder mag worden gereden dan 30 kilometer per uur. Fietsers, brommers en voetgangers mogen gebruik maken van de straat in twee richtingen. Het is een weg zonder trottoir. De meeste verkeersbewegingen van en naar de ontsluitingsweg C.J. Wiefferingdreef vinden plaats via de Waardijnstraat en De Gildemeesterweg. De verkeersintensiteit is laag. De haag is gelegen op het perceel van eisers.
Het handhavingsbesluit en de rapporten van de diverse deskundigen
12. De rechtbank zal aan de hand van alle onder 2 genoemde rapporten en gegeven reacties van de diverse deskundigen beoordelen of sprake is van een overtreding die moet leiden tot handhaving. De rechtbank stelt vast dat alle door verweerder en eisers ingeschakelde deskundigen tot eenzelfde conclusie komen, namelijk dat geen sprake is van een overtreding als bedoeld in artikel 2:15 van de APV. In het rapport van De Verkeersdeskundige is een andere conclusie opgenomen. In dit rapport is geconcludeerd dat de haag het vrije uitzicht op de weg belemmert waardoor hinder en gevaar ontstaat dat kan worden opgelost door de haag tot 1.10 meter terug te snoeien. Deze conclusie is ten grondslag gelegd aan het handhavingsbesluit. De rechtbank zal daarom het rapport van De Verkeersdeskundige hieronder als eerste bespreken.
De rapporten van de verkeersdeskundige van 5 augustus 2019 en 26 april 2022
13. De in het rapport van De Verkeersdeskundige van 5 augustus 2019 neergelegde bevindingen en conclusie en het nader uitgebracht rapport van 26 april 2022 kunnen het handhavingsbesluit niet dragen. In paragraaf 2.1.1. van het eerst genoemde rapport concludeert de deskundige dat het beperkte uitzicht zich op twee punten doet gelden:
1. Het uitzicht vanaf het perceel [adres 1] op het wegverkeer op de rijweg;
2. Het uitzicht van linkslopende voetgangers op het Staalmeesterspad naar de
driehoeksaansluiting met de Waardijnstraat.
In de opdracht/vraagstelling die heeft geleid tot het rapport wordt ook het volgende weergegeven: “
het verrichten van een analyse naar de mate van uitzicht vanaf het perceel [van derde-partij] en of er inderdaad sprake is van onvoldoende vrij uitzicht op het wegverkeer.”In zijn nadere reactie van 26 april 2022 herhaalt de deskundige de relevantie van deze vraagstelling voor de vraag of sprake is van een overtreding. Dit is niet juist.
14. Het in artikel 2:15 van de APV neergelegde verbod ziet op het vrije uitzicht en de gevolgen daarvan voor het
wegverkeer. Hieruit volgt dat de bepaling niet van toepassing is wanneer iemand zich op eigen erf bevindt. Het artikel is van toepassing op verkeerdeelnemers. Dit betekent dat het uitzicht vanaf eigen erf niet relevant is voor de vraag of voldaan is aan artikel 2:15 van de APV. Eerst bij het betreden van het Staalmeesterspad wordt iemand verkeersdeelnemer en moet voldaan zijn aan de voorwaarden van artikel 2:15 van de APV. De in het kader van deze vraagstelling door de deskundige onder 1 getrokken conclusie, biedt daarom geen grondslag voor de vaststelling dat sprake is van een overtreding.
15. Ook de onder 2 vermelde conclusie dat het uitzicht op de driehoeksaansluiting beperkt is, biedt onvoldoende grondslag voor de conclusie dat sprake is van een overtreding. Deze conclusie heeft betrekking op het uitzicht van en op linkslopende voetgangers van en op het wegverkeer dat van de Waardijnstraat het Staalmeesterspad inrijdt. De rechtbank merkt hierover allereerst op dat van voetgangers mag worden verwacht dat zij oplettend zijn, zich aan de ter plaatse geldende regels houden en zich bewust zijn van hun eigen verantwoordelijkheid als weggebruiker voor de veiligheid op de weg, zowel die van henzelf als die van medeweggebruikers. Indien het links lopen op een weg een verkeersonveilige situatie met zich meebrengt en de voetganger zich hiervan bewust is, of zich hiervan redelijkerwijs bewust had kunnen zijn dan mag van een voetganger worden verwacht dat hij zijn verkeersgedrag hierop aanpast. In dit geval betekent dit dat hij aan de andere kant van de weg gaat lopen waar hij het beste zicht heeft op andere weggebruikers. De onder 2 getrokken conclusie van de Verkeersdeskundige die alleen betrekking heeft op linkslopende voetgangers is gelet op het vorenstaande onvoldoende om een overtreding als bedoeld 2:15 van de APV aan te nemen.
16. Er zijn ook andere redenen waarom de rechtbank vindt dat het rapport van De Verkeersdeskundige onvoldoende grondslag biedt voor het door verweerder genomen handhavingsbesluit. De verkeersdeskundige doet enkele aannames die ten onrechte niet zijn toegespitst op de specifieke verkeerssituatie ter plaatse. De rechtbank noemt hierbij als voorbeelden de aannames van het harder rijden op eenrichtingswegen en het door de deskundige beschreven tunneleffect. De Verkeersdeskundige heeft niet uitgelegd waarom deze aannames die kennelijk in zijn algemeenheid wel gelden, ook gelden in de situatie die ziet op het Staalmeesterspad en de wijk waarin deze weg is gelegen. Zoals onder 2 is beschreven gaat het hier om een wijk die bijzonder van opzet is. In de door eisers ingediende zienswijze is gemotiveerd ingegaan op deze aannames en waarom deze voor Staalmeesterspad niet kloppen. De vaststelling van de deskundige dat het Staalmeesterspad in belangrijke mate een ontsluitingsfunctie heeft voor de achterliggende woningen, wordt ook niet ondersteund door de overige in het dossier bevindende stukken en wordt door verweerder ook niet gevolgd. Daar de deskundige de hiervoor weergegeven aannames wel ten grondslag heeft gelegd aan zijn conclusie dat sprake is van een door de haag veroorzaakte verkeersonveilige situatie, kan deze conclusie door de rechtbank niet worden gevolgd.
De overige rapporten van BSVA en DIA
16. In het rapport van BSVA heeft de deskundige de zichtlijnen en de afstanden in kaart gebracht en komt op basis daarvan tot de volgende bevindingen:
“In het plaatje is schematisch de contour van een auto weergegeven en wanneer deze te zien is vanaf de erfgrens van [adres 1] . Deze afstand is 15.50 meter. De maximumsnelheid is 30 km/h, dat komt overeen met 8.33 m/s. Gezien de relatief smalle doorgang en de begroeiing aan weerszijden is een snelheid van 20 km/h reëler. Mede gezien het feit dat het parkeervak vlak voor de bocht vaak bezet is (zie foto), waardoor het zicht beperkt wordt. Als voetganger is het het veiligst om aan de overzijde te lopen omdat dan al het wegverkeer het beste zicht heeft op elkaar en beter op elkaar kan anticiperen. Vanuit het [adres 1] moet dan het Staalmeesterspad overgestoken worden. De totale breedte is ca 3.60 meter van band tot band. Een voetganger is ca 0,70 meter breed, dus de oversteek lengte is maximaal ca 3.20 meter, rekening houdend met 0.05 meter afstand tot de daar aanwezige heg. Een voetganger loopt ca 0,8 à 1,2 m/s (bron: CROW ASVV 2014) De oversteek duurt dan 2,7 à 4 seconden, gemiddeld 3.33 seconde.
Een auto rijdend met 20 km/h doet ca. 2,8 seconde over de afstand van 15,50 meter. Als de auto zijn snelheid vasthoudt gaat het net wel, net niet goed. Maar een autobestuurder zal iemand zien lopen en zal afremmen, waardoor het in de praktijk goed gaat.
Uit deze analyse blijkt dat de haag van [adres 2] niet tot gevaar voor het wegverkeer leidt.”.
18. De deskundige van BVSA is bij zijn berekening uitgegaan van een situatie dat het [adres 2] is verlaten en de oversteek wordt gemaakt naar de andere kant op het moment dat er een auto het Staalmeesterspad inrijdt. Anders dan De Verkeersdeskundige stelt, is deze situatie voor de berekening van de afstand terecht als uitgangspunt genomen. Dit gelet op de omstandigheid dat artikel 2:15 van de APV betrekking heeft op het wegverkeer. De berekening gaat uit van een auto die 20 kilometer per uur rijdt. BVSA heeft voldoende uitleg gegeven waarom hij gelet op de verkeerssituatie is uitgegaan van een snelheid van 20 kilometer per uur in plaats van de toegestane maximaal geldende snelheid van 30 km per uur. BVSA heeft toegelicht dat dit gezien de relatief smalle doorgang, de begroeiing aan weerszijden en het feit dat er vlak voor de bocht vaak auto’s in de parkeervakken staan, reëler is. Dat met een lage snelheid het Staalmeesterspad zal worden ingereden, blijkt ook uit het rapport van de DIA, waarin staat vermeld dat de weggebruikers ter hoogte van de knik aan het begin van het Staalmeesterspad een lage snelheid zullen aanhouden, juist omdat er geen zicht is op de rijbaan en uitwijkruimte ontbreekt. In de situatie dat een auto verder het Staalmeesterspad is ingereden op het moment dat de oversteek wordt gemaakt, zal de voetganger en de bestuurder van de auto elkaar zien. BVSA kan worden gevolgd dat de bestuurder van de auto zijn verkeersgedrag hierop zal aanpassen door af te remmen. BSVA komt tot de conclusie dat de auto gelet hierop tijdig tot stilstand zal komen, en dat de aanwezigheid van de haag dus niet leidt tot onveilige verkeerssituaties. Bij deze conclusie heeft BSVA ook kunnen betrekken dat er in het verleden geen ongevallen hebben plaatsgevonden. Dat de aanwezigheid van de haag niet leidt tot een verkeersonveilige situatie wordt ook bevestigd door het rapport van het DIA. BSVA en DIA merken bovendien op dat het mogelijk is dat het verlagen van de heg in verkeerskundig opzicht meer gevaar met zich mee kan brengen, aangezien automobilisten geneigd zijn om harder te rijden als ze door de bocht heen kunnen kijken. Deze rapporten bieden geen basis voor verweerder om over te gaan tot handhaving.