ECLI:NL:RBMNE:2022:6623

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 december 2022
Publicatiedatum
7 juni 2024
Zaaknummer
10010205 MC EXPL 22-4246
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van reparatiekosten en discussie over contractspartij

In deze zaak vordert eiser, h.o.d.n. [handelsnaam], betaling van € 1.719,29 aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten van gedaagde, die hem heeft ingehuurd voor reparatiewerkzaamheden aan haar auto. Eiser stelt dat gedaagde de kosten van de reparatie niet heeft voldaan, ondanks dat deze bij factuur van 28 mei 2018 in rekening zijn gebracht. Gedaagde betwist echter dat zij opdracht heeft gegeven voor de reparatie en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van eiser, dan wel tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van eiser in de proceskosten.

De kantonrechter overweegt dat gedaagde primair heeft betwist dat zij opdracht heeft gegeven voor de reparatie. Gedaagde stelt dat de heer [A] de contactpersoon is geweest en dat er geen overeenkomst met haar is gesloten. Eiser heeft echter gesteld dat gedaagde bij haar eerste bezoek aan zijn garage informatie heeft verstrekt, waarna hij de auto in zijn administratie heeft gezet. De kantonrechter oordeelt dat de omstandigheid dat eiser de auto op naam van gedaagde heeft gezet, niet automatisch betekent dat gedaagde verantwoordelijk is voor de kosten van de reparatie. Er is onvoldoende bewijs dat [A] als gevolmachtigde van gedaagde heeft opgetreden.

Aangezien de overeenkomst met gedaagde niet is komen vast te staan, wordt de vordering van eiser afgewezen. Eiser wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die zijn begroot op € 488,00 aan salaris voor de gemachtigde. De nakosten worden ook toegewezen, en de gevorderde rente over de proces- en nakosten wordt toegewezen zoals in het dictum vermeld. Het vonnis is uitgesproken door kantonrechter R.M. Berendsen op 14 december 2022.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almere
Zaaknummer: 10010205 \ MC EXPL 22-4246
Vonnis van 14 december 2022
in de zaak van
[eiser] ,
h.o.d.n. [handelsnaam] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: F. Tambach, werkzaam bij Juristu Incassodiensten B.V.,
tegen
[gedaagde],
wonende in de [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. N.F.J. Staes, advocaat te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
[eiser] vordert – samengevat – dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt tot betaling van:
€ 1.719,29 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 juni 2018 tot de dag van algehele voldoening, of de wettelijke (handels)rente vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
€ 257,89 aan buitengerechtelijke kosten of een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
de proceskosten;
e nakosten.
2.2.
Ter onderbouwing van die vordering stelt [eiser] dat [gedaagde] hem heeft ingehuurd voor het verrichten van een reparatie aan haar auto met kenteken [kenteken] . [gedaagde] laat echter na om de daarvoor verschuldigde (bij factuur van 28 mei 2018 in rekening gebrachte) kosten van € 1.719,29 te voldoen. Vanwege het betalingsverzuim is [gedaagde] inmiddels ook wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten verschuldigd, aldus [eiser] .
2.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert primair tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met een (uitvoerbaar bij voorraad te verklaren) veroordeling van [eiser] in de proceskosten en nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de 15e dag na de datum van het vonnis.
2.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
De kantonrechter overweegt dat [gedaagde] primair heeft betwist dat zij opdracht heeft gegeven voor de reparatie. [gedaagde] heeft aangevoerd dat zij geen contact heeft gehad met [eiser] over de reparatie, maar dat dit de heer [A] (hierna: [A] ) is geweest. [eiser] heeft vervolgens gesteld dat [gedaagde] , bij haar eerste bezoek aan zijn garage, informatie heeft verstrekt waarna [eiser] de betreffende auto in zijn administratie heeft gezet en daarbij de gegevens van [gedaagde] heeft vermeld. Volgens [eiser] heeft [A] ten aanzien van deze reparatie gefungeerd als contactpersoon omdat [gedaagde] niet technisch is.
3.2.
De kantonrechter stelt voorop dat de omstandigheid dat [eiser] de auto in zijn administratie op naam van [gedaagde] heeft gezet – onduidelijk is overigens wanneer – nog niet met zich brengt dat alle werkzaamheden die voor of aan deze auto worden verricht, voor rekening van [gedaagde] zijn. Dit kan anders zijn als dat wordt overeengekomen, maar hiervan is in het onderhavige geval niet gebleken.
3.3.
[eiser] heeft niet betwist dat hij omtrent de onderhavige reparatie contact heeft gehad met [A] . Dat [A] is opgetreden als vertegenwoordiger van [gedaagde] , acht de kantonrechter onvoldoende onderbouwd. Daarvoor is beslissend wat [A] en [eiser] daarover tegen elkaar hebben verklaard en wat zij over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden. Dat [A] zich zou hebben gepresenteerd of gedragen heeft als gevolmachtigde van [gedaagde] , heeft [eiser] op geen enkele manier handen en voeten gegeven.
3.4.
Nu de door [eiser] gestelde overeenkomst met [gedaagde] niet is komen vast te staan, moet worden geconcludeerd dat [gedaagde] niet tot betaling kan worden aangesproken. De vordering zal derhalve worden afgewezen. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht behoeft geen bespreking.
3.5.
[eiser] , zal als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op € 488,00 aan salaris gemachtigde (2 punten x tarief € 244,00).
3.6.
De nakosten zijn toewijsbaar. Die zullen hierna in 'De beslissing' worden begroot.
3.7.
De gevorderde rente over de proces- en nakosten wordt toegewezen op de wijze als in het dictum vermeld.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
wijst de vordering af;
4.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 488,00 aan salaris gemachtigde, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis;
4.3.
veroordeelt [eiser] , onder de voorwaarde dat hij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [gedaagde] aan voormelde kostenveroordeling voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 122,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de 15e dag na aanschrijving tot de voldoening,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de 15e dag na betekening tot de voldoening;
4.4.
verklaart voormelde veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. Berendsen, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 14 december 2022.