ECLI:NL:RBMNE:2022:662

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 januari 2022
Publicatiedatum
23 februari 2022
Zaaknummer
UTR 21/508
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing Uwv over arbeidsongeschiktheid WIA

In deze zaak heeft eiser, die sinds 1 mei 2007 als directiechauffeur werkte, zich op 24 mei 2018 ziek gemeld. Na een aanvraag voor een WIA-uitkering op 28 februari 2020, heeft het Uwv vastgesteld dat eiser 79,27% arbeidsongeschikt is. Eiser en zijn werkgever maakten bezwaar tegen deze beslissing, waarna het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid herbeoordeelde en deze verlaagde naar 79,04%. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar zijn werkgever trok zijn beroep in. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 31 januari 2022, waarbij eiser en zijn gemachtigde zich afmeldden. De rechtbank heeft de beslissing van het Uwv beoordeeld en geconcludeerd dat de medische beoordeling zorgvuldig was en dat er geen aanleiding was om aan de arbeidsongeschiktheid van 79,04% te twijfelen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees op de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/508
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 januari 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M. van der Veen)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv),
(gemachtigde: J. van Dalfsen).

Inleiding

Eiser was vanaf 1 mei 2007 werkzaam als directiechauffeur voor gemiddeld 41,30 uur per week. Op 24 mei 2018 heeft eiser zich ziek gemeld voor zijn werk. Hij heeft vanaf dat moment een Ziektewetuitkering van zijn werkgever gekregen.
Op 28 februari 2020 heeft eiser bij het Uwv een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd.
Het Uwv heeft de aanvraag van eiser beoordeeld. Een verzekeringsarts heeft onderzoek verricht door middel van een telefonisch spreekuur en dossieronderzoek. Deze arts heeft beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiser zijn en heeft deze beperkingen opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het Uwv drie functies geduid die eiser, ondanks zijn beperkingen, nog zou kunnen doen. De arbeidsdeskundige heeft ook nog een reservefunctie geduid. De arbeidsdeskundige heeft berekend wat de verdiencapaciteit is en aan de hand daarvan heeft hij berekend dat eiser 79,27% arbeidsongeschikt is.
Op 16 juli 2020 heeft het Uwv besloten dat eiser vanaf 29 juli 2020 tot en met 28 juli 2022 recht heeft op een loongerelateerde WIA-uitkering, gebaseerd op 79,27% arbeidsongeschiktheid.
Eiser en zijn werkgever hebben hiertegen bezwaar gemaakt.
Naar aanleiding van de bezwaren hebben een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van het Uwv een nieuw onderzoek gedaan. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet geen aanleiding de FML aan te passen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep komt tot de conclusie dat twee van de eerder geselecteerde functies moeten worden verworpen en heeft daarom alternatieve functies geselecteerd. Dit leidt tot een aanpassing van de mate van arbeidsongeschiktheid naar 79,04%. Eiser blijft daarmee nog steeds in de klasse 35 tot 80% arbeidsongeschiktheid.
Bij besluit van 21 december 2020 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiser en zijn werkgever ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Ook zijn werkgever heeft beroep ingesteld, maar heeft het beroep op 30 juni 2021 ingetrokken.
De zaak is behandeld op de zitting van 31 januari 2022 door middel van een online-verbinding. Eiser en zijn gemachtigde hebben zich voorafgaand voor de zitting afgemeld. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
2. Het Uwv mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen, wanneer deze op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. Het is aan eiser om aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapporten niet aan de genoemde eisen voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapport van een arts noodzakelijk. Dit brengt mee dat de manier waarop iemand zelf zijn gezondheidsklachten ervaart, geen toereikende grondslag vormt voor het aannemen van een hogere mate van arbeidsongeschiktheid.
Zorgvuldigheid van het onderzoek
3. Het is de rechtbank niet gebleken dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest.
Verzekeringsarts Van den Broek heeft eiser op 22 juni 2020 telefonisch gesproken. Deze verzekeringsarts heeft de eigen bevindingen opgenomen in het rapport van 22 juni 2022, daarbij heeft de verzekeringsarts ook de in het dossier beschikbare medische stukken, waaronder die van de oogarts en de cardioloog, meegenomen in de beoordeling. Verzekeringsarts bezwaar en beroep Renders heeft eiser gezien en gesproken op het spreekuur. Hij heeft dossieronderzoek verricht en zijn bevindingen gerapporteerd in zijn rapport van 15 december 2020. Daarbij is hij gemotiveerd ingegaan op de bezwaren van eiser. Dat rapport is voldoende begrijpelijk en bevat geen tegenstrijdigheden.
Medische beoordeling
4. Eiser voert aan dat hij volledig arbeidsongeschikt is, dat wil zeggen 80% of meer. Eiser stelt dat hij meer klachten heeft dan het Uwv heeft aangenomen, waardoor hij verdergaand beperkt is. Zo heeft hij diabetes type I en is sprake van hart- en longproblematiek. Ook heeft hij klachten aan zijn heup en ogen. Ook is er sprake van oververmoeidheid, overprikkeling, concentratie- en geheugenproblemen.
5. Uit de rapporten blijkt dat de bij eiser vastgestelde diagnoses diabetes mellitus met oogcomplicties, ischemische hartziekte en coxartrose bij de verzekeringsartsen bekend zijn.
Bij het vaststellen van de fysieke beperkingen van eiser heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep rekening gehouden met de vastgestelde diagnoses en de daaruit voortkomende klachten. De vertaalslag die is gemaakt naar de beperkingen van eiser kan de rechtbank goed volgen. Zo ook de motivatie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep waarom hij geen aanleiding ziet om meer beperkingen aan te nemen. Het is de specifieke deskundigheid van een verzekeringsarts om de klachten te vertalen in beperkingen bij het uitvoeren van werkzaamheden. Eiser heeft in beroep geen objectiveerbare medische informatie overgelegd, die aanleiding geeft tot twijfel aan de juistheid van de medische beoordeling die ziet op de datum 29 juli 2020.
Aan de manier waarop eiser zelf zijn klachten ervaart, hoe begrijpelijk ook, kan in de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling geen doorslaggevende betekenis toekomen.
Arbeidskundige beoordeling
6. Tegen de arbeidskundige beoordeling heeft eiser verder geen specifieke beroepsgronden naar voren gebracht, behalve dan dat vanwege zijn beperkingen de geduide functies niet passend voor hem zijn.
7. De rechtbank wijst er allereerst op dat een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep zelf geen medisch onderzoek verricht en dus mag uitgaan van de juistheid van de beoordeling van een verzekeringsarts. In dit geval heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep Gill op grond van de medische beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep Renders beoordeeld of eiser nog kan werken, en zo ja, hoeveel eiser daarmee dan kan verdienen.
Nu uit het voorgaande volgt dat de rechtbank de medische beoordeling juist acht, bestaat er geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van de geduide functies. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep Gill in zijn rapport van 17 december 2020 per functie heeft gemotiveerd waarom de belastbaarheid van eiser niet wordt overschreden. Hij heeft de belastbaarheid gelegd naast de specifieke functiebelasting, zoals die door een arbeidskundig analist is vastgesteld.
De rechtbank ziet in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de geselecteerde functies op 29 juli 2020 ongeschikt voor hem zouden zijn.
Conclusie
8. Het Uwv heeft de WIA-uitkering van eiser terecht gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 79,04%. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt.
9. Omdat het beroep ongegrond is, bestaat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.
10. De rechter heeft op de zitting gewezen op de mogelijkheid tegen deze uitspraak in hoger beroep te gaan. Dit kan op de manier zoals onderaan dit proces-verbaal staat omschreven.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.S.D. de Weerd, griffier. De uitspraak is in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Indien u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag van verzending van dit proces-verbaal hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep. Dit proces-verbaal van de mondelinge uitspraak is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat.