8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en de maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De aard en de ernst van het feit
Verdachte verbleef in een locatie van [instelling 1] in een separeercel, omdat hij zijn eigen kamer had gesloopt. Nadat hij ontdekte dat hij geen jointjes meer had, werd hij boos en stak hij zijn dekbed in brand. Dat dekbed verbrandde en er ontstond brandschade aan de cel. Als door de medewerkers van [instelling 1] niet direct was ingegrepen zou nog meer schade zijn ontstaan.
Brandstichting is een ernstig strafbaar feit: het levert schade op aan goederen en is potentieel gevaarlijk voor het gehele pand en de eventuele aanwezigen daarin. Dit neemt de rechtbank verdachte kwalijk.
De persoon van verdachte
Uit de justitiële documentatie van verdachte d.d. 24 februari 2022 blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Wel heeft hij veroordelingen in verband met vernielingen.
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte voorts kennis genomen van:
- een Pro Justitia rapport van 1 april 2022, opgemaakt door [B] en [C] , respectievelijk psychiater in opleiding en psychiater;
- een Pro Justitia rapport van 3 mei 2022, opgemaakt door [D] , GZ-psycholoog;
- een reclasseringsadvies van 21 juli 2022, opgemaakt door [E] , reclasseringswerker.
Pro Justitia rapporten
Uit de hierboven genoemde Pro Justitia rapporten blijkt onder andere dat bij verdachte sprake is van een licht verstandelijke beperking, een bipolaire stoornis, een ernstige stoornis in het gebruik van cannabis, een matig ernstige stoornis in het gebruik van alcohol en een matig ernstige stoornis in het gebruik van amfetamine. Verdachte verblijft sinds 2015 in verschillende zorginstellingen.
Verdachte werd bij het ten laste gelegde feit in zijn handelen beïnvloed door overprikkeling, achterdocht, overzichtsverlies en een gestoorde impulsregulatie, vanuit de combinatie van de hiervoor genoemde stoornissen. Geadviseerd wordt verdachte het tenlastegelegde feit verminderd toe te rekenen.
De combinatie van stoornissen maakt het heel lastig om verdachte voor een langere tijd te stabiliseren. Verdachte is de afgelopen jaren veelvuldig gerecidiveerd in agressief gedrag dat gepaard ging met opstandig gedrag, het plegen van vernielingen en de onderhavige brandstichting. Als verdachte niet adequaat behandeld wordt met een antipsychoticum, begeleiding en extern geboden structuur krijgt, en abstinent van middelen blijft, is de kans op recidive van een gewelddadig delict groot.
Om dit risico zoveel mogelijk te beperken is het van groot belang dat verdachte behandeling ondergaat, waarbinnen primair aandacht besteed wordt aan een blijvend behoud van abstinentie van middelen en een zo optimaal mogelijke instelling van stabiliserende medicatie. Daarnaast dient ingezet te worden op ziektebesef en met name ook op het adequaat leren omgaan met en beheersen van negatieve gedachten/gevoelens en agressieve impulsen.
Verdachte heeft al langere tijd een rechterlijke machtiging (RM) binnen de Wet zorg en dwang (Wzd) gehad. Met deze RM is hij opgenomen geweest in verschillende klinieken. Vanwege de beperkte mate van beveiliging en zorgintensiteit is hij in die klinieken doorgegaan met blowen en alcoholmisbruik. De RM is dus gebleken onvoldoende geschikt te zijn om betrokkene voldoende structuur, begeleiding en abstinentie van middelen te bieden. Hetzelfde geldt voor een zorgmachtiging waarmee verdachte na zes maanden alleen binnen de reguliere psychiatrie (GGZ) behandeld kan worden. Ook bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf achten de onderzoekers niet afdoende om het recidiverisico te verminderen.
Gelet op de aard en ernst van de problematiek en het verloop van de tot nu toe ingezette interventies is het geïndiceerd dat verdachte langere tijd klinisch wordt behandeld en dat deze behandeling plaatsvindt in een gesloten forensisch-psychiatrische setting met een voldoende stevige structuur en een voldoende hoog beveiligingsniveau. Op termijn zou dan kunnen worden nagegaan of er mogelijkheden zijn een begeleid wonen-traject in te gaan.
Geadviseerd wordt een tbs met voorwaarden op te leggen. Binnen dat kader kunnen de hiervoor genoemde interventies en behandeling worden gerealiseerd. De dreiging van een omzetting in de maatregel tbs met dwangverpleging zou voor verdachte een krachtige extrinsieke motivatie kunnen zijn om zich aan de behandelafspraken en voorwaarden te houden.
Reclasseringsrapport
Uit het hierboven genoemde reclasseringsadvies, en de mondelinge toelichting daarvan op de terechtzitting door [E] , volgt dat de reclassering en de Pro Justitia rapporteurs het eens zijn over het hoge recidiverisico. De reclassering verschilt echter van mening met de psycholoog en de psychiaters voor wat betreft het kader waarmee het recidiverisico het beste kan worden ingeperkt. Een tbs met voorwaarden biedt naar het oordeel van de reclassering onvoldoende kans van slagen. Kijkend naar het gedragspatroon van verdachte, verwacht de reclassering dat verdachte mogelijk al binnen korte tijd de voorwaarden overtreedt. Het is voor de reclassering de vraag of de extrinsieke motivatie, waarover de Pro Justitiarapporteurs spreken, voldoende krachtig is voor verdachte om een langdurig (klinisch) traject te doorlopen. Verdachte heeft weliswaar de wens begeleid te gaan wonen, maar hieraan kan mogelijk een anderhalf tot tweejarige klinische opname vooraf gaan. Verwacht wordt dat dit voor verdachte te veel en te lang is en dat hij zich niet zal blijven conformeren aan de voorwaarden.
In het geval de rechtbank besluit tbs met voorwaarden op te leggen, adviseert de reclassering de in het rapport genoemde voorwaarden op te leggen.
Ter terechtzitting is door rapporteur [E] meegedeeld dat verdachte is aangemeld bij [instelling 2] en dat hij, volgens de meest recente informatie, binnen 6 tot 8 weken opgenomen kan worden. Indien dit niet mogelijk blijkt en verdachte zijn opgelegde gevangenisstraf heeft uitgezeten, zal de reclassering een andere soortgelijke kliniek voor verdachte zoeken.
Conclusie
De rechtbank is met de psychiaters en de psycholoog van oordeel dat verdachtes problematiek ook ten tijde van het tenlastegelegde aan de orde was en dat dit de gedragskeuzes van verdachte op dat moment heeft beïnvloed. De rechtbank concludeert daarom dat het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
De straf en maatregel
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de aard en ernst van het feit en in het licht van de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, acht de rechtbank het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. De rechtbank volgt hierin de eis van de officier van justitie en legt aan verdachte een gevangenisstraf op voor de duur van 10 maanden, met aftrek van het voorarrest.
Gezien de rapporten en adviezen van de psychiaters en psycholoog neemt de rechtbank hun conclusie over dat het noodzakelijk is dat verdachte wordt behandeld voor zijn stoornissen. Een behandeling in het kader van een zorgmachtiging, zoals door de verdediging bepleit, acht de rechtbank ontoereikend. Verdachte is in de afgelopen jaren meerdere keren langdurig opgenomen geweest. Telkens, als hij enigszins was gestabiliseerd en het iets beter met hem ging, stopte hij met het innemen van zijn medicatie, waarna het middelengebruik toenam en hij uiteindelijk psychotisch werd. Verdachte zal, aldus de psychiaters en psycholoog, een behandeling dienen te ondergaan in een instelling met een hoog beveiligingsniveau.
Gelet op de ernst en hardnekkigheid van de problematiek van verdachte is de rechtbank van oordeel dat een zorgmachtiging ontoereikend is en oplegging van de tbs-maatregel met voorwaarden, naast de gevangenisstraf van 10 maanden, passend en noodzakelijk is.
Aan de wettelijke voorwaarden voor het opleggen van tbs is voldaan. Het bewezenverklaarde feit is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld. Ook bestond bij verdachte tijdens het begaan van de bewezen verklaarde feiten een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en een ziekelijke stoornis van de geestvermogens.
Verder is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke vereiste dat de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel eist. Daartoe is redengevend hetgeen de rapporteurs naar voren hebben gebracht over de stoornissen van verdachte en het daarmee samenhangende recidiverisico. Alleen de tbs-maatregel biedt naar het oordeel van de rechtbank voldoende zekerheid dat verdachte toereikend zal worden behandeld en de kans op recidive zal worden ingeperkt.
Een tbs-maatregel met voorwaarden is gezien de adviezen van de psycholoog en psychiater naar het oordeel van de rechtbank het passende kader en de rechtbank zal deze maatregel dan ook aan verdachte opleggen. De rechtbank ziet de twijfel van de reclassering bij de blijvende bereidheid van verdachte zich aan de gestelde voorwaarden te houden, gelet op de voorgeschiedenis van verdachte en eerdere algemene ervaringen in andere gevallen, maar is van oordeel dat aan verdachte deze kans geboden moet worden.
De rechtbank zal de in het advies van de reclassering genoemde voorwaarden aan de tbs-maatregel verbinden. De verdachte heeft verklaard dat hij zich aan de gestelde voorwaarden zal houden.
De rechtbank zal vanwege het geconstateerde herhalingsgevaar bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is. Dat betekent dat verdachte zich aan de voorwaarden moet houden, ook als de zaak nog niet onherroepelijk is omdat er sprake is van een tegen dit vonnis ingesteld hoger beroep.
Als verdachte niet of onvoldoende meewerkt aan de opgelegde voorwaarden kan alsnog tbs met dwangverpleging worden opgelegd.
De maatregel wordt niet opgelegd ter zake van een geweldsmisdrijf.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
Om het recidivegevaar in te perken, kan een maatregel tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht worden opgelegd. Deze maatregel houdt in dat verdachte zich na afsluiting van de tbs met voorwaarden aan gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregelen dient te houden en zich moet conformeren aan langdurig toezicht door de reclassering, zodat het risico op herhaling wordt geminimaliseerd.
Aan de wettelijke vereisten voor oplegging van de maatregel is voldaan. De rechtbank gelast immers de tbs van verdachte en gelet op de aard van de stoornissen en de risico’s is de oplegging van de maatregel in het belang van de bescherming van de veiligheid van goederen. De beoordeling van de noodzaak tot tenuitvoerlegging van de maatregel, en indien nodig onder welke voorwaarden, zal in de laatste fase van de aan verdachte opgelegde tbs-maatregel plaatsvinden.