ECLI:NL:RBMNE:2022:6612

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 augustus 2022
Publicatiedatum
19 januari 2024
Zaaknummer
16.340303.21 (P) en 16.1382.21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Penitentiair strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting in separeercel met gemeen gevaar voor goederen

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 22 augustus 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1994 en gedetineerd in een zorginstelling. De verdachte is beschuldigd van opzettelijke brandstichting op 19 december 2021 in een separeercel van een instelling. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. H.C. van Ooijen, en de verdediging door zijn raadsman, mr. J.J. Stobbe. Tijdens de zittingen op 29 maart, 19 mei en 8 augustus 2022 is het bewijs onderzocht. De verdachte heeft het feit bekend en de rechtbank heeft vastgesteld dat er gemeen gevaar voor goederen was door de brand. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, met aftrek van het voorarrest, en heeft daarnaast tbs met voorwaarden opgelegd. De rechtbank heeft geconstateerd dat de verdachte lijdt aan verschillende psychische stoornissen, wat zijn gedragskeuzes heeft beïnvloed. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, [instelling 1], tot schadevergoeding van €11.439,- gedeeltelijk toegewezen, waarbij de schade voor herstelkosten is erkend, maar andere kosten zijn afgewezen. De rechtbank heeft ook de terbeschikkingstelling met voorwaarden gelast, waarbij de verdachte zich moet houden aan gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregelen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16.340303.21 (P) en 16.1382.21 (vordering tenuitvoerlegging)
Vonnis van de meervoudige kamer van 22 augustus 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1994] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] te [woonplaats] ,
gedetineerd in [plaats 1] , [verblijfplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 29 maart 2022, 19 mei 2022 en 08 augustus 2022. De inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden op 08 augustus 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. H.C. van Ooijen en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. J.J. Stobbe, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 19 december 2021 te [plaats 2] opzettelijk brand heeft gesticht in een separeercel.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het standpunt van de officier van justitie.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 08 augustus 2022;
  • een proces-verbaal van aangifte door [A] , namens [instelling 1] ;
- een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] ; [3]
- een proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict. [4]

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 19 december 2021, te [plaats 2] , gemeente [gemeente] , opzettelijk brand heeft gesticht (in een separeercel van instelling [instelling 1] , locatie [adres 2] )) door een dekbed in brand te steken, ten gevolge waarvan die kamer en dat dekbed geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 10 maanden, met aftrek van het voorarrest en verdachte daarnaast ter beschikking te stellen met voorwaarden (hierna: tbs met voorwaarden). Als voorwaarden dienen te gelden de voorwaarden zoals deze zijn geadviseerd in het reclasseringsrapport van 21 juli 2022. De officier van justitie vordert deze maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren en een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z lid 1 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: GVM) op te leggen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan het voorarrest. Ten tijde van de uitspraak is dat ongeveer 8 maanden. Die straf is passend bij het bewezenverklaarde feit.
Vervolgens heeft de raadsman primair verzocht de officier van justitie te verzoeken een zorgmachtiging aan te vragen. Verdachte heeft de afgelopen periode van zijn detentie laten zien dat hij in staat is langere tijd geen drugs te gebruiken. Als stok achter de deur kan een voorwaardelijk strafdeel opgelegd worden.
Indien de rechtbank van oordeel is dat een zorgmachtiging onvoldoende kader biedt, gaat verdachte akkoord met de voorwaarden verbonden aan een tbs met voorwaarden. Verdachte is bereid zich hieraan te houden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en de maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De aard en de ernst van het feit
Verdachte verbleef in een locatie van [instelling 1] in een separeercel, omdat hij zijn eigen kamer had gesloopt. Nadat hij ontdekte dat hij geen jointjes meer had, werd hij boos en stak hij zijn dekbed in brand. Dat dekbed verbrandde en er ontstond brandschade aan de cel. Als door de medewerkers van [instelling 1] niet direct was ingegrepen zou nog meer schade zijn ontstaan.
Brandstichting is een ernstig strafbaar feit: het levert schade op aan goederen en is potentieel gevaarlijk voor het gehele pand en de eventuele aanwezigen daarin. Dit neemt de rechtbank verdachte kwalijk.
De persoon van verdachte
Uit de justitiële documentatie van verdachte d.d. 24 februari 2022 blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Wel heeft hij veroordelingen in verband met vernielingen.
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte voorts kennis genomen van:
  • een Pro Justitia rapport van 1 april 2022, opgemaakt door [B] en [C] , respectievelijk psychiater in opleiding en psychiater;
  • een Pro Justitia rapport van 3 mei 2022, opgemaakt door [D] , GZ-psycholoog;
  • een reclasseringsadvies van 21 juli 2022, opgemaakt door [E] , reclasseringswerker.
Pro Justitia rapporten
Uit de hierboven genoemde Pro Justitia rapporten blijkt onder andere dat bij verdachte sprake is van een licht verstandelijke beperking, een bipolaire stoornis, een ernstige stoornis in het gebruik van cannabis, een matig ernstige stoornis in het gebruik van alcohol en een matig ernstige stoornis in het gebruik van amfetamine. Verdachte verblijft sinds 2015 in verschillende zorginstellingen.
Verdachte werd bij het ten laste gelegde feit in zijn handelen beïnvloed door overprikkeling, achterdocht, overzichtsverlies en een gestoorde impulsregulatie, vanuit de combinatie van de hiervoor genoemde stoornissen. Geadviseerd wordt verdachte het tenlastegelegde feit verminderd toe te rekenen.
De combinatie van stoornissen maakt het heel lastig om verdachte voor een langere tijd te stabiliseren. Verdachte is de afgelopen jaren veelvuldig gerecidiveerd in agressief gedrag dat gepaard ging met opstandig gedrag, het plegen van vernielingen en de onderhavige brandstichting. Als verdachte niet adequaat behandeld wordt met een antipsychoticum, begeleiding en extern geboden structuur krijgt, en abstinent van middelen blijft, is de kans op recidive van een gewelddadig delict groot.
Om dit risico zoveel mogelijk te beperken is het van groot belang dat verdachte behandeling ondergaat, waarbinnen primair aandacht besteed wordt aan een blijvend behoud van abstinentie van middelen en een zo optimaal mogelijke instelling van stabiliserende medicatie. Daarnaast dient ingezet te worden op ziektebesef en met name ook op het adequaat leren omgaan met en beheersen van negatieve gedachten/gevoelens en agressieve impulsen.
Verdachte heeft al langere tijd een rechterlijke machtiging (RM) binnen de Wet zorg en dwang (Wzd) gehad. Met deze RM is hij opgenomen geweest in verschillende klinieken. Vanwege de beperkte mate van beveiliging en zorgintensiteit is hij in die klinieken doorgegaan met blowen en alcoholmisbruik. De RM is dus gebleken onvoldoende geschikt te zijn om betrokkene voldoende structuur, begeleiding en abstinentie van middelen te bieden. Hetzelfde geldt voor een zorgmachtiging waarmee verdachte na zes maanden alleen binnen de reguliere psychiatrie (GGZ) behandeld kan worden. Ook bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf achten de onderzoekers niet afdoende om het recidiverisico te verminderen.
Gelet op de aard en ernst van de problematiek en het verloop van de tot nu toe ingezette interventies is het geïndiceerd dat verdachte langere tijd klinisch wordt behandeld en dat deze behandeling plaatsvindt in een gesloten forensisch-psychiatrische setting met een voldoende stevige structuur en een voldoende hoog beveiligingsniveau. Op termijn zou dan kunnen worden nagegaan of er mogelijkheden zijn een begeleid wonen-traject in te gaan.
Geadviseerd wordt een tbs met voorwaarden op te leggen. Binnen dat kader kunnen de hiervoor genoemde interventies en behandeling worden gerealiseerd. De dreiging van een omzetting in de maatregel tbs met dwangverpleging zou voor verdachte een krachtige extrinsieke motivatie kunnen zijn om zich aan de behandelafspraken en voorwaarden te houden.
Reclasseringsrapport
Uit het hierboven genoemde reclasseringsadvies, en de mondelinge toelichting daarvan op de terechtzitting door [E] , volgt dat de reclassering en de Pro Justitia rapporteurs het eens zijn over het hoge recidiverisico. De reclassering verschilt echter van mening met de psycholoog en de psychiaters voor wat betreft het kader waarmee het recidiverisico het beste kan worden ingeperkt. Een tbs met voorwaarden biedt naar het oordeel van de reclassering onvoldoende kans van slagen. Kijkend naar het gedragspatroon van verdachte, verwacht de reclassering dat verdachte mogelijk al binnen korte tijd de voorwaarden overtreedt. Het is voor de reclassering de vraag of de extrinsieke motivatie, waarover de Pro Justitiarapporteurs spreken, voldoende krachtig is voor verdachte om een langdurig (klinisch) traject te doorlopen. Verdachte heeft weliswaar de wens begeleid te gaan wonen, maar hieraan kan mogelijk een anderhalf tot tweejarige klinische opname vooraf gaan. Verwacht wordt dat dit voor verdachte te veel en te lang is en dat hij zich niet zal blijven conformeren aan de voorwaarden.
In het geval de rechtbank besluit tbs met voorwaarden op te leggen, adviseert de reclassering de in het rapport genoemde voorwaarden op te leggen.
Ter terechtzitting is door rapporteur [E] meegedeeld dat verdachte is aangemeld bij [instelling 2] en dat hij, volgens de meest recente informatie, binnen 6 tot 8 weken opgenomen kan worden. Indien dit niet mogelijk blijkt en verdachte zijn opgelegde gevangenisstraf heeft uitgezeten, zal de reclassering een andere soortgelijke kliniek voor verdachte zoeken.
Conclusie
De rechtbank is met de psychiaters en de psycholoog van oordeel dat verdachtes problematiek ook ten tijde van het tenlastegelegde aan de orde was en dat dit de gedragskeuzes van verdachte op dat moment heeft beïnvloed. De rechtbank concludeert daarom dat het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
De straf en maatregel
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de aard en ernst van het feit en in het licht van de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, acht de rechtbank het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. De rechtbank volgt hierin de eis van de officier van justitie en legt aan verdachte een gevangenisstraf op voor de duur van 10 maanden, met aftrek van het voorarrest.
Gezien de rapporten en adviezen van de psychiaters en psycholoog neemt de rechtbank hun conclusie over dat het noodzakelijk is dat verdachte wordt behandeld voor zijn stoornissen. Een behandeling in het kader van een zorgmachtiging, zoals door de verdediging bepleit, acht de rechtbank ontoereikend. Verdachte is in de afgelopen jaren meerdere keren langdurig opgenomen geweest. Telkens, als hij enigszins was gestabiliseerd en het iets beter met hem ging, stopte hij met het innemen van zijn medicatie, waarna het middelengebruik toenam en hij uiteindelijk psychotisch werd. Verdachte zal, aldus de psychiaters en psycholoog, een behandeling dienen te ondergaan in een instelling met een hoog beveiligingsniveau.
Gelet op de ernst en hardnekkigheid van de problematiek van verdachte is de rechtbank van oordeel dat een zorgmachtiging ontoereikend is en oplegging van de tbs-maatregel met voorwaarden, naast de gevangenisstraf van 10 maanden, passend en noodzakelijk is.
Aan de wettelijke voorwaarden voor het opleggen van tbs is voldaan. Het bewezenverklaarde feit is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld. Ook bestond bij verdachte tijdens het begaan van de bewezen verklaarde feiten een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en een ziekelijke stoornis van de geestvermogens.
Verder is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke vereiste dat de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel eist. Daartoe is redengevend hetgeen de rapporteurs naar voren hebben gebracht over de stoornissen van verdachte en het daarmee samenhangende recidiverisico. Alleen de tbs-maatregel biedt naar het oordeel van de rechtbank voldoende zekerheid dat verdachte toereikend zal worden behandeld en de kans op recidive zal worden ingeperkt.
Een tbs-maatregel met voorwaarden is gezien de adviezen van de psycholoog en psychiater naar het oordeel van de rechtbank het passende kader en de rechtbank zal deze maatregel dan ook aan verdachte opleggen. De rechtbank ziet de twijfel van de reclassering bij de blijvende bereidheid van verdachte zich aan de gestelde voorwaarden te houden, gelet op de voorgeschiedenis van verdachte en eerdere algemene ervaringen in andere gevallen, maar is van oordeel dat aan verdachte deze kans geboden moet worden.
De rechtbank zal de in het advies van de reclassering genoemde voorwaarden aan de tbs-maatregel verbinden. De verdachte heeft verklaard dat hij zich aan de gestelde voorwaarden zal houden.
De rechtbank zal vanwege het geconstateerde herhalingsgevaar bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is. Dat betekent dat verdachte zich aan de voorwaarden moet houden, ook als de zaak nog niet onherroepelijk is omdat er sprake is van een tegen dit vonnis ingesteld hoger beroep.
Als verdachte niet of onvoldoende meewerkt aan de opgelegde voorwaarden kan alsnog tbs met dwangverpleging worden opgelegd.
De maatregel wordt niet opgelegd ter zake van een geweldsmisdrijf.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
Om het recidivegevaar in te perken, kan een maatregel tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht worden opgelegd. Deze maatregel houdt in dat verdachte zich na afsluiting van de tbs met voorwaarden aan gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregelen dient te houden en zich moet conformeren aan langdurig toezicht door de reclassering, zodat het risico op herhaling wordt geminimaliseerd.
Aan de wettelijke vereisten voor oplegging van de maatregel is voldaan. De rechtbank gelast immers de tbs van verdachte en gelet op de aard van de stoornissen en de risico’s is de oplegging van de maatregel in het belang van de bescherming van de veiligheid van goederen. De beoordeling van de noodzaak tot tenuitvoerlegging van de maatregel, en indien nodig onder welke voorwaarden, zal in de laatste fase van de aan verdachte opgelegde tbs-maatregel plaatsvinden.

9.BESLAG

Verbeurdverklaring
De rechtbank zal het in beslag genomen voorwerp, te weten de aansteker, verbeurd verklaren. Met behulp van dit voorwerp is het bewezenverklaarde feit begaan.
De officier van justitie heeft deze verbeurdverklaring gevorderd en de verdediging heeft zich er niet tegen verzet.

10.BENADEELDE PARTIJ

[instelling 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van €11.439,-. Dit bedrag bestaat uit € 10.539,- materiële schade en € 900,- proceskosten ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist deze vordering geheel toe te wijzen.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, omdat zij gedeeltelijk eigen schuld heeft aan het tenlastegelegde feit. [instelling 1] heeft immers een onjuiste inschatting gemaakt van de veiligheid van hun patiënt door hem de gelegenheid te geven een aansteker bij zich te hebben. Daarnaast moet onderzocht worden of de benadeelde partij niet ten aanzien van verdachte een aansprakelijkheidsverzekering had moeten afsluiten. Deze beide aspecten maken dat de vordering te ingewikkeld is om te beoordelen en een onredelijke belasting van dit strafproces zou veroorzaken, zodat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Het verweer van de verdediging dat benadeelde partij een eigen aandeel heeft in de schuld verwerpt de rechtbank, nu bewezen is verklaard dat verdachte brand heeft gesticht. Dat voor verdachte mogelijk geen WA-verzekering was afgesloten kan ook niet aan de benadeelde worden tegengeworpen. Zo’n verzekering is immers geen wettelijke verplichting, nog afgezien van de vraag of de verzekeraar in het geval van brandstichting over zou gaan tot uitkering van door de verzekeringnemer veroorzaakte schade.
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat [instelling 1] als gevolg van het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden.
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadeherstelkosten van € 8.710,53 komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 19 december 2021 tot de dag van volledige betaling.
De eveneens gevorderde BTW over het bedrag van € 8.710,53 zal de rechtbank afwijzen, nu benadeelde partij betaalde BTW kan terugvorderen bij de Belastingdienst.
De opbouw van de post proceskosten is voor de rechtbank onduidelijk. Deze zien volgens het schadeformulier namelijk op projectleiding schadeherstel en administratieve afhandeling, en zijn niet nader onderbouwd. Benadeelde partij was niet ter zitting aanwezig om toelichting te geven. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.

11.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van de politierechter te Midden-Nederland, locatie Utrecht van 10 augustus 2021 (parketnummer 16.13082.21) is verdachte een geldboete van € 200,- voorwaardelijk opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer gelegd worden.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 37a, 38, 38a, 38z, 157 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 10 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden stelt daarbij de volgende
voorwaardenbetreffende het gedrag van de ter beschikking gestelde:

geen strafbaar feit plegen
verdachte maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;

meewerken aan reclasseringstoezicht
verdachte werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
o verdachte meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
o verdachte laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van verdachte vast te stellen;
o verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
o verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
o verdachte werkt mee aan huisbezoeken;
o verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
o verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
o verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht;

niet naar het buitenland
verdachte gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden zonder toestemming van de reclassering;

opname in een zorginstelling
verdachte laat zich opnemen in [instelling 2] of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start aansluitend aan detentie. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;

ambulante behandeling
verdachte laat zich behandelen door een nader te bepalen zorgverlener. De behandeling start aansluitend op het klinische behandeltraject en duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;

meewerken aan time-out
verdachte werkt mee aan een time-out in een Forensisch Psychiatrische Afdeling of kliniek of andere instelling, als de reclassering dat nodig vindt. Deze time-out duurt maximaal 7 weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per jaar;

begeleid wonen of maatschappelijke opvang
verdachte verblijft indien nodig geacht na de klinische behandeling in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;

drugsverbod
verdachte gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;

alcoholverbod
verdachte gebruikt geen alcohol en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke middelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;

meewerken aan schuldhulpverlening
verdachte werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan bewindvoering. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
  • geeft opdracht aan de reclassering de ter beschikking gestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
  • beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden
  • legt aan verdachte op de
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de opgelegde vrijheidsstraf;
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp verbeurd:
 aansteker (PL0900-2021398342-G2923217, ATOMIC);
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [instelling 1] toe tot een bedrag van € 8.710,53;
  • veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [instelling 1] , vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 december 2021 tot de dag van volledige betaling;
  • wijst de vordering van [instelling 1] voor wat betreft de gevorderde btw af;
  • verklaart [instelling 1] niet-ontvankelijk in de vordering voor wat betreft de gevorderde projectleiding en administratieve afhandeling als proceskosten, en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16.103082.21
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, bij vonnis van 10 augustus 2021 opgelegde voorwaardelijke geldboete van € 200,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 4 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.W.A. Vonk, voorzitter, mrs. C.S.K. Fung Fen Chung en M.E. Dekker, rechters, in tegenwoordigheid van D.G.W. van de Haar-Kleijer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 augustus 2022.
De jongste rechter is niet in de gelegenheid dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 19 december 2021, te [plaats 2] , gemeente [gemeente] , althans in
Nederland, opzettelijk brand heeft gesticht (in een separeercel van instelling [instelling 1]
(locatie [adres 2] )) door een dekbed en/of beddengoed in brand te steken,
althans open vuur in aanraking te brengen met en/of laten komen met enig in die
kamer aanwezig brandbaar materiaal, althans met een brandbare stof, ten gevolge
waarvan die kamer en/of dat dekbed en/of dat beddengoed geheel of gedeeltelijk
is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor de
(overige) inboedel van die kamer en/of een of meer belendende kamer(s) en/of voor
de inboedel van die belendende kamer(s), in elk geval gemeen gevaar voor
goederen, te duchten was;
( art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal d.d. 21 december 2021, genummerd PL0900-2021398342 opgemaakt door politie Midden-Nederland, district Oost-Utrecht, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 53. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 46 en 47.
3.Pagina 48 en 49.
4.Proces-verbaal einddossier, d.d. 26 december 2021, ongenummerde bijlage.