ECLI:NL:RBMNE:2022:6610

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 juli 2022
Publicatiedatum
20 december 2023
Zaaknummer
16-151314-21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling mishandeling levensgezel met vrijspraak poging zwaar lichamelijk letsel en oplegging van gevangenisstraf en TBS-maatregel

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 juli 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1989, die wordt beschuldigd van mishandeling van zijn levensgezel op 9 juni 2021. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot zware mishandeling, maar hem wel schuldig bevonden aan de mishandeling van zijn levensgezel. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster, die gedetailleerd de mishandeling beschreef, betrouwbaar waren en ondersteund door medisch bewijs. De verdachte heeft tijdens de zittingen verklaard dat hij de aangeefster heeft mishandeld, maar ontkende de ernst van de beschuldigingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meerdere keren met een stang heeft geslagen en met een mes in de benen en handen van de aangeefster heeft gestoken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft daarnaast een TBS-maatregel met voorwaarden opgelegd, gezien de psychische problematiek van de verdachte en het risico op herhaling. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, de levensgezel, toegewezen tot een bedrag van € 1.083,27, inclusief wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-151314-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 13 juli 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1989 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode 1] te [woonplaats] ,
thans gedetineerd te [verblijfplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 7 september 2021, 17 november 2021, 14 december 2021, 22 februari 2022 en 29 juni 2022. De zaak is inhoudelijk behandeld op laatstgenoemde datum.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van officier van justitie mr. A.P. Altena en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. T.C. Heijmerink, advocaat te Utrecht, en raadsvrouw M. van Keulen, advocaat te Utrecht, namens de benadeelde partij [slachtoffer] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er in het kort op neer dat verdachte:
primair:op 9 juni 2021 te [plaats] heeft geprobeerd aan zijn levensgezel [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
subsidiair:op 9 juni 2021 te [plaats] zijn levensgezel [slachtoffer] heeft mishandeld.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen, met uitzondering van het steken met het mes in de vagina. Verdachte ontkent stellig dat hij aangeefster met het mes in haar vagina heeft gestoken en uit het technische onderzoek is ook niets gebleken dat de verklaring van aangeefster op dit onderdeel ondersteunt. Verdachte dient voor dit tweede gedachtestreepje dan ook partieel te worden vrijgesproken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw bepleit vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit, wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. De verklaringen van aangeefster dienen als onbetrouwbaar terzijde te worden geschoven, nu haar verklaringen op belangrijke onderdelen niet consistent zijn en verder niet worden ondersteund door het overige bewijs in het dossier. Daarnaast komt in het dossier naar voren dat aangeefster haar verklaringen zou hebben overdreven. Zo is voor het steken met het mes in de vagina van aangeefster geen ander bewijs in het dossier aanwezig. De verklaringen van aangeefster dienen derhalve als onbetrouwbaar terzijde te worden geschoven, waardoor de verklaring van verdachte over het voorval overblijft. Op basis van de verklaring van verdachte - die wordt ondersteund door de letselverklaring en het resultaat van het onderzoek naar het mes - kan enkel de mishandeling bewezen worden verklaard op de onderdelen waar verdachte over verklaart. Uit de verklaring van verdachte blijkt daarnaast dat hij enkel corrigerend sloeg en niet met zodanige kracht de verwondingen heeft veroorzaakt, waardoor een aanmerkelijke kans aanwezig was dat aangeefster zwaar lichamelijk letsel zou bekomen. Nu verdachte geen opzet had op de zware mishandeling, dient hij voor het primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Voorafgaande overweging
Anders dan de verdediging heeft bepleit, is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van aangeefster over het steken met het mes in de benen en handen, het slaan met de stang tegen het lichaam en het slaan en stompen tegen het lichaam, betrouwbaar is. Aangeefster heeft een gedetailleerde beschrijving gegeven van hetgeen volgens haar is voorgevallen op 9 juni 2021. Stukken in het dossier, in het bijzonder de verklaring van verdachte waaruit blijkt dat hij aangeefster heeft mishandeld en de geneeskundige verklaring van de arts op de Spoedeisende Hulp waarin het letsel en de toestand van aangeefster wordt beschreven, bieden steun aan de verklaring van aangeefster op voornoemde onderdelen en maakt deze geloofwaardig en betrouwbaar. De rechtbank heeft dan ook geen reden om aan de verklaring van aangeefster te twijfelen en zal deze bezigen voor het bewijs.
Bewijsmiddelen [1]
Verdachte heeft op de terechtzitting onder meer het volgende verklaard:
Ik heb aangeefster inderdaad op die dag mishandeld. Ik heb haar vier of vijf keer met een holle buis geslagen op uitgestoken handen, voeten en benen. Ik heb ook een mes gepakt en op haar been gezet. Toen kwam er een snee in haar been. [2]
Aangeefster [slachtoffer] heeft onder meer het volgende verklaard:Op dinsdag 8 juni 2021 omstreeks 05.30 uur was ik thuis op de [adres 2] te [plaats] . Ik woon hier samen met mijn vriend. Mijn vriend heet [verdachte] . [3] Wij kregen op enig moment ruzie met elkaar over inloggen op Snapchat.
Ik zag dat [verdachte] naar de keuken liep en terug kwam met een keukenmes in zijn rechterhand. Ik hoorde [verdachte] zeggen dat ik hem te veel pijn had gedaan en ik nu moest boeten voor wat ik hem had aangedaan. Ik zag dat [verdachte] uithaalde met het mes. Ik zag dat [verdachte] het mes ter hoogte van zijn borst hield en voor zich uit stak en mij opzettelijk in mijn been sneed/stak met het mes. Ik voelde dat dit met kracht ging. Ik voelde een stekende drukkende pijn.
Ik zag dat ik een snee in mijn bovenbeen had. Ik zag dat hier bloed uit kwam. Ik zag dat dit een snee was van ongeveer 5 centimeter.
Ik zag en voelde dat hij mij vervolgens stak met het mes in mijn rechterhand. Ik probeerde mij niet af te weren maar zag echt dat [verdachte] mij opzettelijk in mijn hand stak. Ik zag dat hij opnieuw het mes dicht bij zich hield en een steekbeweging maakte naar mijn hand. Ik voelde dat hij stak in mijn rechter pink. Ik voelde veel pijn en kon mijn pink niet goed bewegen. Ik zag dat mijn pink dikker werd. [4] Ik zag dat [verdachte] opstond en naar de voorraadkast liep en een witte ijzeren stang pakte. De stang was van een kleding rek.
Ik zag dat [verdachte] richting mij kwam. Ik kreeg meerdere klappen over mijn gehele lichaam. Ik kreeg ook klappen met [verdachte] zijn vuisten op mijn gezicht. Ik voelde een enorme pijn. Ik voelde een branderige, stekende pijn door mijn hele lijf. Ik zag direct mijn lichaam opzwellen. Ik zag ook dat ik meerdere blauwe plekken op mijn lichaam had.
Ik kreeg toen in de woonkamer meerdere klappen met de ijzeren stang. Ik dook helemaal ineen van de pijn. Ik dacht echt dat ik doodging. Ik heb heel veel klappen gekregen.
Alle mishandelingen bij elkaar en dus het hele incident heeft ongeveer 3 uur geduurd. Ik ben echt doodsbang voor [verdachte] . [5]
Uit de geneeskundige verklaring, opgesteld door dr. [A] van de afdeling Spoedeisende Hulp van het Universitair Medisch Centrum Utrecht, blijkt onder meer het volgende:
MIST
A: vrij, CWK wel geïmmobiliseerd.
B: sat: 100%, thorax symmetrisch, drukpijnlijk rechts, VAG bdz
C: RR 120/80 mm Hg, p /min, buik soepel, bekken stabiel, femora in lijn.
D: alert, PEARRL, glucose:
E: hematoom hoofd, pijnlijke arm en bovenbeen links, hematomen voorvoet, rechterbeen snijwond, pijn nek
Conclusie Mishandeling m.a.g.:
1. trauma capitis
2. multplele hematomen linker arm, rechter arm, bovenbeen links, onderbeen links, zonder aanwijzingen fractuur [6]
Uit de letselrapportage, opgesteld door M. Hondius, forensisch arts KNMG, blijkt onder meer het volgende:Het inwendig letsel (vastgesteld in het UMCU en waargenomen tijdens
het letselonderzoek):
- Licht traumatisch hersenletsel (hersenschudding);
- meerdere gekneusde ribben rechts;
- mogelijk inwendig letsel van de nek (controle volgt).
Het uitwendig letsel (vastgesteld in het UMCU en waargenomen
tijdens het letselonderzoek):
- Diverse bloeduitstortingen (en enkele kraswonden) op armen en
benen, waarvan enkele bloeduitstortingen met duidelijk zichtbare
"tramline bruising";
- een scheurwond op het voorhoofd;
- een kraswond onder de linker ooghoek;
- een scheurwond, dan wel gecombineerde scheur-/snijwond, op de
voorzijde van het rechter been t.h.v. de knie;
- een oppervlakkige snijwond op de pink van de rechter hand. [7]
Bewijsoverwegingen
Partiële vrijspraak
De rechtbank acht, net zoals de officier van justitie en de verdediging hebben aangevoerd, niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met een mes in de vagina van aangeefster heeft gestoken. De verklaring van aangeefster vindt op dit onderdeel geen steun in andere bewijsmiddelen. Zo leverde onderzoek aan het mes geen aanwijzingen op voor de aanwezigheid van vaginale cellen. Verdachte zal van deze handeling worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt dat hetzelfde geldt voor de gedachtestreepjes betreffende het steken met het mes in het gezicht/hoofd en het aan de haren trekken van aangeefster. De verklaring van aangeefster wordt ook op deze onderdelen niet ondersteund door andere bewijsmiddelen (bijvoorbeeld door een letselverklaring), waardoor verdachte ook van deze handelingen wordt vrijgesproken.
Ten slotte heeft verdachte ontkend dat hij aangeefster heeft geslagen of gestompt. De verdediging stelt zich op het standpunt dat aangeefster de verwondingen kan hebben opgelopen toen zij volgens verdachte van de trap is gevallen tijdens haar vlucht. De rechtbank overweegt dat uit de letselrapportage volgt dat het letsel zeer goed past bij de door aangeefster vermelde toedracht. Verder wordt in de letselrapportage opgemerkt dat het letsel op de arm (de diverse bloeduitstortingen) qua lokalisatie en in combinatie niet goed passend is bij (accidenteel) letsel ontstaan door vallen en/of stoten. De rechtbank overweegt dat het door de raadsvrouw geschetste scenario geen steun vindt in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting en dat het ook anderszins niet aannemelijk is geworden. De rechtbank verwerpt dan ook dit verweer.
Poging zware mishandeling?
Het gaat in onderhavige zaak om de vraag of uit de wettige bewijsmiddelen, zoals deze in de voetnoten staan vermeld, de rechtbank de overtuiging heeft bekomen dat verdachte opzettelijk heeft geprobeerd om aangeefster zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Daartoe is niet vereist dat verdachte willens en wetens heeft gehandeld. Voor het aannemen van het opzet is (minstens) vereist dat verdachte de aanmerkelijke kans op het intreden van zwaar lichamelijk letsel bewust heeft aanvaard. Daarbij kunnen bepaalde gedragingen naar hun aard zodanig zijn gericht op het intreden van een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte welbewust de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
De rechtbank zal eerst toetsen of er een aanmerkelijke kans dat er zwaar lichamelijk letsel zou intreden heeft bestaan. Indien dat zo is, zal de rechtbank toetsen of verdachte deze kans ook welbewust heeft aanvaard. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte (al dan niet met de stang), meermalen, gericht op eenzelfde kwetsbare plek van het lichaam van aangeefster heeft geslagen. Bovendien volgt uit de letselrapportage dat de verwondingen waarvan de rechtbank van oordeel is dat zij zijn veroorzaakt door het steken dan wel snijden met een mes, namelijk de snijwond aan de hand en de snij/scheurwond op het been, oppervlakkige wonden waren. Ook lopen op de plekken waar aangeefster is gesneden (dan wel gestoken) geen belangrijke (slag)aders. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat er bij deze handelingen geen
aanmerkelijkekans op het intreden van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank concludeert dan ook dat verdachte geweld heeft gepleegd tegen zijn levensgezel, aangeefster [slachtoffer] , als gevolg waarvan zij letsel heeft opgelopen, maar de rechtbank heeft niet de overtuiging bekomen dat sprake was van geweldshandelingen met de aanmerkelijke kans op het intreden van zwaar lichamelijk letsel.
Alles overziend zal verdachte dus worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde (poging zware mishandeling van zijn levensgezel) en worden veroordeeld voor het subsidiair tenlastegelegde (mishandeling van zijn levensgezel).

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
subsidiairop 9 juni 2021 te [plaats]
zijn levensgezel, [slachtoffer] , heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer]
- één of meerdere malen met een mes in de benen en handen van die [slachtoffer] heeft gestoken en gesneden en
- meerdere malen met een stang heeft geslagen op het lichaam van die [slachtoffer] en
- één of meerdere malen heeft geslagen en gestompt tegen het lichaam van die [slachtoffer] ,
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn levensgezel

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGELEN

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte dient te worden toegerekend.
De officier van justitie vordert verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 9 maanden, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast vordert de officier van justitie verdachte ter beschikking te stellen met voorwaarden (hierna: tbs met voorwaarden), zoals deze zijn geadviseerd in het reclasseringsrapport van 20 mei 2022, inclusief het contactverbod.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar zal worden verklaard. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte zal worden opgelegd een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (hierna: GVM).
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging voert het volgende aan. Duidelijk is dat verdachte hulp nodig heeft. De bijzondere voorwaarden in het kader van een voorwaardelijk strafdeel bieden voldoende waarborgen voor een effectieve en succesvolle behandeling. Nu verdachte intrinsiek is gemotiveerd om zich te laten behandelen, is oplegging van een tbs-maatregel niet vereist voor de veiligheid van personen. De verdediging verzoekt aan de rechtbank om het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen en verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De raadsvrouw merkt hierbij op dat oplegging van het contactverbod niet haalbaar is, nu verdachte en aangeefster weer een relatie hebben en samen een kind verwachten.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.3.1.
Ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd
Verdachte heeft op 9 juni 2021 zijn partner mishandeld in hun gezamenlijke woning. Hij heeft haar gedurende een paar uur meerdere malen met een stang geslagen, haar met een mes in haar been en hand gestoken en haar op haar lichaam geslagen. Dit alles heeft verdachte gedaan om zijn vriendin te dwingen antwoord te geven op de vragen die hij had. Deze situatie moet voor het slachtoffer enorm beangstigend zijn geweest, zoals ook blijkt uit haar aangifte waarin zij verklaart: “Ik ben echt doodsbang voor [verdachte] . Ik dacht dat [verdachte] mij dood wilde maken en ik wilde bijna vanaf de derde verdieping, waar ik woon, afspringen.” Ze is uit de woning gevlucht en een tandartsenpraktijk binnen gerend. Daar is zij opgevangen door de aanwezigen, terwijl zij overstuur was en meerdere malen het bewustzijn verloor. Hetgeen nogmaals de ernst van de mishandeling en de invloed daarvan op het slachtoffer benadrukt. Verdachte heeft met zijn handelen de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geschonden en haar pijn en letsel bezorgd in een omgeving waar zij zich bij uitstek veilig zou moeten voelen.
8.3.2.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van de navolgende stukken:
  • het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte van 19 april 2022, waaruit blijkt dat verdachte eerder in 2017 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwaarden is veroordeeld voor partnermishandeling van zijn vorige vriendin. De rechtbank neemt dit in strafverzwarende zin mee;
  • een psychiatrisch onderzoek pro justitia betreffende de verdachte van 22 februari 2022, opgesteld door drs. H.A. Gerritsen, forensisch psychiater;
  • een psychologisch onderzoek pro justitia betreffende de verdachte van 21 februari 2022, opgesteld door drs. T. ’t Hoen, gezondheidspsycholoog, en
  • het reclasseringsadvies 20 mei 2022, opgesteld door J. Post, reclasseringswerker GGZ Inforsa.
Uit het onderzoek van de psychiater Gerritsen blijkt onder meer het volgende. In diagnostische zin kan bij verdachte gesproken worden van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van een stoornis in het gebruik van cannabis, matig/ernstig en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken. Het handelen van verdachte kan begrepen worden vanuit zijn kwetsbare zelfbeeld en problematische agressieregulatie als onderdeel van de persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken. De psychiater adviseert het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen. Op korte termijn wordt het risico op herhaling als matig en op de (middel)lange termijn als matig tot hoog ingeschat. Volgens de psychiater is, gezien de ernst van de psychopathologie, langdurende en intensieve ambulante behandeling noodzakelijk. Hierbij kan zowel gedacht worden aan de combinatie van individuele behandeling en groepsbehandeling (bij voorkeur de combinatie van beide) vanuit een eenduidig psychotherapeutisch referentiekader, zoals schemagerichte therapie of Mentalization-Based Therapy.
Psycholoog ’t Hoen onderschrijft grotendeels de bevindingen van psychiater Gerritsen. Daarnaast blijkt uit zijn rapport het volgende. Verdachte is vanuit zijn persoonlijke problematiek volstrekt onvoldoende in staat om met woede, teleurstelling en een gevoel van machteloosheid om te gaan en het lukt hem onvoldoende om op momenten waarop de interne spanning oploopt, de gevoelens te controleren. Volgens de psycholoog heeft dit geresulteerd in het ten laste gelegde, waardoor het in verminderde mate aan verdachte dient te worden toegerekend. Het risico op vergelijkbaar delictgedrag wordt op de korte termijn ingeschat als matig, maar op de langere termijn als hoog.
De rechtbank neemt deze conclusies van de deskundigen over. Het ten laste gelegde zal zij in verminderde mate aan verdachte toerekenen.
Op de terechtzitting van 29 juni 2022 hebben de opgeroepen deskundigen Gerritsen en ’t Hoen met klem benadrukt dat behandeling van de persoonlijkheidsstoornis voorop dient te staan. De verslavingsproblematiek is als het ware een uitvloeisel van de persoonlijkheidsproblematiek van verdachte: als het niet goed met hem gaat en hij zichzelf niet weet te reguleren, grijpt hij naar de hem bekende drugs. De ondersteuning die vanuit FACT geboden kan worden, is volgens de deskundigen onvoldoende in dit geval. Gelet op deze omstandigheden is een strikt kader noodzakelijk en adviseren de deskundigen eensluidend om een tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen, die volgens hen het beste kan worden gestart in een FPK, waarna – als alles goed verloopt – het ambulante kader kan worden opgestart.
De reclassering (GGZ Inforsa) heeft op 20 mei 2022 een advies over tbs met voorwaarden uitgebracht. Daaruit blijkt dat de reclassering de kans op recidive inschat als hoog en dat positief wordt geadviseerd over tbs met voorwaarden bij oplegging van de in het advies genoemde voorwaarden, die – kort gezegd- het volgende inhouden: (1) geen strafbare feiten plegen, (2) meewerken aan reclasseringstoezicht, (3) meewerken aan een time-out, (4) niet naar het buitenland, (4) klinische behandeling voor verslavingsproblematiek, (5) beschermd wonen, (6) ambulante behandeling, (7) dagbesteding, (8) openheid over relaties, (9) financiën, (10) drugsverbod, (11) alcoholverbod, (12) locatieverbod en (13) contactverbod met aangeefster. De reclassering adviseert om deze tbs-maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren en daarnaast een GVM-maatregel op te leggen.
Verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat hij een kader nodig heeft en bereid is om aan de voorwaarden mee te werken.
8.3.3.
De straf en maatregelen
Onvoorwaardelijke gevangenisstraf
Gelet op al het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat op de bewezenverklaarde feiten niet anders kan worden gereageerd dan met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur van die gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de persoon van verdachte. Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met de noodzakelijke behandeling die verdachte dient te krijgen en dat deze zo gauw als mogelijk dient te worden opgestart. Nu de totale voorlopige hechtenis tot op heden 221 dagen bedraagt, legt de rechtbank op een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van het voorarrest.
Tbs met voorwaarden
Gelet op de adviezen van de deskundigen en de reclassering zal de rechtbank in het navolgende toetsen of aan de voorwaarden is voldaan om tbs met voorwaarden op te leggen en onderzoeken of de oplegging van deze maatregel in het onderhavige geval passend is.
Voor het kunnen opleggen van tbs met voorwaarden moet aan een aantal vereisten zijn voldaan, namelijk:
er dient sprake te zijn van een tbs-waardig delict: een misdrijf bedreigd met ten minste vier jaar gevangenisstraf of dat is genoemd in artikel 37a, eerste lid onder 1, van het Wetboek van Strafrecht;
er dient sprake te zijn van een verdachte bij wie ten tijde van het delict sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens;
de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen vereist het opleggen van de maatregel (gevaarscriterium);
verdachte dient zich bereid te hebben verklaard tot naleving van de voorwaarden en
er is een recente multidisciplinaire gedragsrapportage opgemaakt.
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan de voorwaarden voor het opleggen van tbs. Ten eerste heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een misdrijf waar naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer op is gesteld, te weten mishandeling van zijn levensgezel. Ten tweede was bij verdachte volgens de deskundigen sprake van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens, te weten een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken, alsmede een stoornis in het gebruik van cannabis en cocaïne, matig van ernst, waardoor geadviseerd is om het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Ten derde maakt de veiligheid van personen dat verdachte ter beschikking moet worden gesteld. Verdachte wordt veroordeeld voor een geweldsdelict en de inschatting van de deskundigen is dat het risico op herhaling op lange termijn (zonder behandeling) matig tot hoog is. Ten vierde heeft verdachte zich bereid verklaard tot naleving van de voorwaarden en ten vijfde is er recent een multidisciplinaire gedragsrapportage opgemaakt, zoals hierboven aangehaald.
Zowel psychiater Gerritsen als psycholoog ’t Hoen hebben ter terechtzitting, na vragen van zowel de verdediging als de rechtbank, aangegeven dat wat hen betreft een behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden niet passend is. Daarbij is (mede) van belang dat er een zeer intensieve en lange behandeling van verdachte nodig is om zijn (persoonlijkheids)problematiek te kunnen aanpakken, dat het moeilijk is om een dusdanige behandelplek te verkrijgen enkel op basis van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke straf én dat het risico op onttrekking bij een voorwaardelijke straf (bij niet naleving of een terugval is er alleen de optie om de straf ten uitvoer te leggen) te groot is. De verschillende opheffingen van de schorsingen van de voorlopige hechtenis van verdachte door het telkens overtreden van de schorsingsvoorwaarden laten zien dat een stevig(er) kader nu op zijn plek is. De rechtbank is het met het voorgaande eens en constateert dat de maatregel van tbs met voorwaarden hier passend is.
De rechtbank legt aan verdachte een tbs-maatregel op met de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, inclusief het contactverbod. De rechtbank heeft ter terechtzitting begrepen van de advocaat van aangeefster dat zij het contactverbod (ook) wenst. De rechtbank zal opnemen dat het Openbaar Ministerie kan bepalen in hoeverre en hoelang het contactverbod (nog) nodig is. De rechtbank overweegt daarnaast dat nu een tbs-maatregel met voorwaarden wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten de mishandeling van zijn levensgezel. De maatregel kan daarom langer duren dan vier jaar.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De tbs-maatregel wordt opgelegd voor een feit dat inbreuk maakt op de integriteit van het lichaam van personen. De rechtbank zal daarom bepalen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar zal zijn. Er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte – zonder de juiste behandeling en begeleiding – opnieuw een strafbaar feit zal plegen dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
GVM-maatregel
De rechtbank stelt vast dat voldaan is aan de voorwaarden voor het opleggen van een
GVM-maatregel. Verdachte wordt namelijk ter beschikking gesteld als bedoeld in de artikelen 37a en 38 Sr. Ook is het ter bescherming van de algemene veiligheid van anderen nodig dat na de tbs gedragsbeïnvloedende en/of vrijheidsbeperkende voorwaarden toegepast kunnen worden.

9.VOORLOPIGE HECHTENIS

De rechtbank heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de opgelegde vrijheidsstraf.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.083,27. Dit bedrag bestaat uit € 83,27 materiële schade en € 1.000 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich met betrekking tot de materiële schade aan het oordeel van de rechtbank. Met betrekking tot de immateriële schade stelt de verdediging zich op het standpunt dat de vordering primair niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, wegens onvoldoende onderbouwing. Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat het bedrag dient te worden gematigd naar ongeveer € 400,00, kijkende naar vergelijkbare zaken.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Met het bewezenverklaarde heeft de verdachte jegens de benadeelde partij onrechtmatig gehandeld als bedoeld in artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Hij is derhalve gehouden tot vergoeding van de daaruit voortvloeiende schade.
De rechtbank wijst het bedrag van € 83,27 materiële schade volledig toe. De vordering is voldoende onderbouwd en niet door de verdediging betwist.
De rechtbank wijst tevens het bedrag van € 1.000,00 immateriële schade volledig toe. Uit hetgeen de benadeelde partij naar voren heeft gebracht leidt de rechtbank af dat het feit grote impact heeft gehad op de benadeelde partij en dat zij zowel lichamelijk letsel als geestelijke schade heeft opgelopen. Uit de onderbouwing van de vordering blijkt dat er volgens de psycholoog sterke aanwijzingen zijn voor PTSS. Gelet op deze onderbouwing constateert de rechtbank dat er een grond is voor schadevergoeding op basis van artikel 6:106 lid 1 sub b Burgerlijk Wetboek, er is namelijk sprake van zowel letsel als een aantasting in de persoon op andere wijze. De rechtbank acht het gevorderde bedrag van € 1.000,00 aan immateriële schade billijk en redelijk, mede gelet op vergelijkbare zaken.
Concluderend wijst de rechtbank de volledige vordering toe tot een bedrag van € 1.083,27. Dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 juni 2021 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 20 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 37a, 38, 38a, 38z, 300, 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het
primairten laste gelegde;
Bewezenverklaring
- verklaart
het subsidiairten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart hetgeen meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregelen
Gevangenisstraf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan 8 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Tbs-maatregel
- gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden stelt daarbij de volgende voorwaarden betreffende het gedrag van de ter beschikking gestelde:
1. Geen strafbaar feit plegen
Verdachte maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit.
2. Meewerken aan reclasseringstoezicht
Verdachte werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
a. Verdachte meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is.
b. Verdachte laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van verdachte vast te stellen.
c. Verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden.
d. Verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
e. Verdachte werkt mee aan huisbezoeken.
f. Verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners.
g. Verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering.
h. Verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht.
3. Meewerken aan time-out
Verdachte werkt mee aan een time-out in een FPC, FPK of FPA, te bepalen door de Dienst Individuele Zaken (DIZ), of andere instelling, als de reclassering dat nodig vindt. Deze time-out duurt maximaal 7 weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per jaar.
4. Niet naar het buitenland
Indien verdachte tijdens de tbs met voorwaarden maatregel een (incidenteel) bezoek wil brengen aan het buitenland, beslist de reclassering hoe en op welke wijze dit zich verhoudt tot de geldende voorwaarde(n). De reclassering kan de officier van justitie in bijzondere gevallen daarover om advies vragen.
5. Klinische behandeling
Opname in een zorginstelling
De veroordeelde laat zich, indien geïndiceerd, opnemen en zal verblijven in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing, teneinde zich klinisch te laten behandelen voor zowel zijn verslavings- als persoonlijkheidsproblematiek. De opname duurt zolang de verslavingsreclassering dat in samenspraak met de zorginstelling nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
6. Wonen
Verdachte zal, indien geïndiceerd, verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt voor zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
7. Ambulante behandeling
Verdachte werkt (in geval van een klinische behandeling aansluitend daaraan) mee aan een ambulante behandeling door Inforsa Forensische Ambulante Zorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
8. Dagbesteding
9. Verdachte zal zijn dagbesteding vormgeven in overleg met zijn behandelaars en de reclassering en zich houden aan de afspraken in het kader hiervan. Hij zal niet veranderen van dagbesteding zonder toestemming van de reclassering.
10. Relaties
Verdachte geeft openheid over zijn (seksuele) relaties aan de reclassering. Verdachte geeft toestemming om, indien de reclassering dit nodig acht, contact met hen op te nemen. Wanneer verdachte een intieme relatie krijgt, werkt verdachte, indien de reclassering dit indiceert, mee aan relatietherapie.
11. Financiën
Verdachte werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
12. Drugsverbod
Verdachte gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. Verdachte zal zijn medewerking verlenen aan controles op middelengebruik, middels urinecontroles en/ of bloedproeven indien de reclassering dit nodig acht. Cannabis mag verdachte wel gebruiken in overleg met de reclassering en zolang de reclassering dit goed vindt, bijvoorbeeld indien dit door een arts als medisch wordt geïndiceerd.
13. Alcoholverbod
Verdachte gebruikt geen alcohol zolang de reclassering een verbod nodig acht. Indien alcoholgebruik wel toegestaan is houdt verdachte zich aan de afspraken die hij met betrekking tot gecontroleerd alcoholgebruik met de reclassering en zijn behandelaren maakt. Verdachte zal zijn medewerking verlenen aan controles op middelengebruik, middels urinecontroles en/ of bloedproeven indien de reclassering dit nodig acht.
14. Locatieverbod
Verdachte mag zich niet bevinden op en nabij het adres [adres 3] ( [locatie] ) [postcode 2] , te [plaats] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Betrokkene werkt mee aan elektronische controle op dit locatieverbod.
15. Contactverbod
De verdachte zal op geen enkele wijze - direct of indirect - contact hebben of zoeken met het vermeend slachtoffer, [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 1999),
zolang en indien het Openbaar Ministerie dit verbod nodig acht.
- geeft opdracht aan de reclassering Nederland de ter beschikking gestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
Dadelijke uitvoerbaarheid
- beveelt dat de op grond van artikel 38 lid 1 Sr gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 38 lid 2 Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
GVM-maatregel
- legt op de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z Sr.
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de opgelegde vrijheidsstraf;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] geheel toe tot een bedrag van € 1.083,27;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 juni 2021 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 1.083,27 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 juni 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 20 dagen gijzeling. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Reitsma, voorzitter, mr. A.M.M.E. Doekes-Beijnes en mr. J.J. Peerboom, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Visser, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 juli 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 9 juni 2021 te [plaats] , in elk geval in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan zijn levensgezel, [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- één of meerdere malen met een mes, in elk geval een scherp en/of puntig
voorwerp, in het gezicht/hoofd en/of de benen en/of de handen, in elk geval het
lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden en/of
- dat mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp heeft ingebracht en/of
geduwd in de vagina van die [slachtoffer] en/of (vervolgens) één of meerdere malen
heeft rondgedraaid en/of (in) heeft gestoken en/of gesneden en/of
- één of meerdere malen met een ijzeren stang, in elk geval een hard en/of zwaar
voorwerp, heeft geslagen op het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- één of meerdere malen heeft geslagen en/of gestompt op/tegen het lichaam van
die [slachtoffer] en/of
- één of meerdere malen heeft getrokken aan het haar van die [slachtoffer] terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 juni 2021 te [plaats] , in elk geval in Nederland,
zijn levensgezel, [slachtoffer] ,
heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer]
- één of meerdere malen met een mes, in elk geval een scherp en/of puntig
voorwerp, in het gezicht/hoofd en/of de benen en/of de handen, in elk geval het
lichaam, te steken en/of te snijden en/of
- (bij voornoemde [slachtoffer] ) een mes, in elk geval een scherp en/of puntig
voorwerp, in de vagina te brengen en/of te duwen en/of (vervolgens) één of
meerdere malen rond te draaien en/of (in) te steken en/of te snijden en/of
- één of meerdere malen met een ijzeren stang, in elk geval een hard en/of zwaar
voorwerp, te slaan op het lichaam en/of
- één of meerdere malen te slaan en/of te stompen op/tegen het lichaam en/of
- één of meerdere malen te trekken aan het haar;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 31 juli 2021, genummerd PL0900-2021180251, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 140. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 29 juni 2022.
3.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , pagina 39.
4.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , pagina 41.
5.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , pagina 42.
6.Een schriftelijk stuk, te weten een geneeskundige verklaring van [A] betreffende [slachtoffer] d.d. 9 juni 2021, pagina 44.
7.Een schriftelijk stuk, te weten een Letselrapportage Forensische Geneeskunde van de GGD regio Utrecht , opgesteld door M. Hondius, forensisch arts KNMG, d.d. 9 juni 2021, pagina 48 e.v.