Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[eiser sub 1] ,
[eiseres sub 2],
FLORIUS,
1.De procedure
- de dagvaarding van 3 juni 2021 met 27 producties;
- de conclusie van antwoord van 15 september 2021 met 21 producties;
- de akte inbreng producties van 12 april 2022 van [eiser sub 1] .
Namens Florius was mevrouw [A] , [functie] bij Florius, aanwezig met mr. Achterberg. De griffier heeft tijdens de zitting aantekeningen gemaakt. De advocaten en partijen hebben vragen van de rechtbank beantwoord en over en weer op elkaars standpunt gereageerd.
2.Het geschil en de beoordeling
Inleiding
De assurantietussenpersoon heeft volgens [eiser sub 1] in de brief van 20 december 2007 aan Florius geschreven dat de beoogde geldlening “krap” was. Ondanks deze mededeling heeft Florius geen onderzoek gedaan naar de overkreditering. Op grond van artikel 4:34 van de Wet financieel toezicht (Wft) had zij informatie moeten inwinnen over de financiële positie van [eiser sub 1] . Dat heeft zij niet, althans onvoldoende, gedaan. Florius heeft ook niet voldaan aan haar waarschuwingsplicht. Hiermee heeft zij ook artikel 4:24a lid 1Wft en haar eigen bankvoorwaarden geschonden, waarin (kort gezegd) is bepaald dat een financiële dienstverlener het belang van de consument in acht moet nemen.
1.126,00(2,0 punten × tarief € 563,00)