Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.Waar gaat deze zaak over?
3.6 JOUW CONCURRENTIEBEDING
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 11 oktober 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en [gedaagde] B.V. [eiseres] vorderde schorsing van een concurrentiebeding dat was opgenomen in haar arbeidsovereenkomst met [onderneming 1]. De procedure volgde op een verzoek van [eiseres] om ontheffing van het concurrentiebeding, dat door [onderneming 1] was afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat [eiseres] een spoedeisend belang had bij haar vorderingen, maar dat de belangenafweging in het voordeel van [onderneming 1] uitviel. De kantonrechter stelde vast dat [eiseres] sinds 1 augustus 2007 in dienst was bij [onderneming 1] en dat zij een concurrentiebeding had getekend dat haar verbood om gedurende haar dienstverband en een jaar na beëindiging daarvan activiteiten te ondernemen die gelijksoortig zijn aan die van [onderneming 1]. De kantonrechter oordeelde dat het concurrentiebeding niet onbillijk was en dat de belangen van [onderneming 1] bij handhaving van het beding zwaarder wogen dan die van [eiseres] om het beding te schorsen. De vorderingen van [eiseres] werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde].