Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de op 11 november 2022 aan [gedaagde] betekende dagvaarding met producties 1 tot en met 11;
- de per e-mail en brief van 18 november 2022 door [gedaagde] toegezonden
- de per brief van 21 november 2022 door [eiser] nagezonden productie 12.
is verschenen, vergezeld van zijn gemachtigde. [gedaagde] is vertegenwoordigd door een waarnemer van zijn gemachtigde, te weten mevrouw P.K. Singh. Namens [gedaagde] zijn pleitaantekeningen overgelegd en voorgedragen en is tijdens de mondelinge behandeling, mede aan de hand van zijn pleitnota, mondeling een conclusie van antwoord genomen. Van wat er is besproken heeft de griffier aantekening gemaakt.
2.Wat is er gebeurd?
[gedaagde] op te zeggen. [gedaagde] heeft het gehuurde na afloop van de bepaalde tijd van de huurovereenkomst niet verlaten. [eiser] heeft vervolgens de elektriciteit en het water afgesloten.
Deze worden begroot op:
- dagvaarding
€1.227,43[vetgedrukt door kantonrechter]
€ 747,00
’
toevoeging kantonrechter:van 22 juli 2022] gebleken dat de huurachterstand op dat moment € 1.028,80 was. De huur is € 447,00 per maand. Dat betekent dat ruim twee maanden huur niet zijn betaald. In het algemeen is een huurachterstand van drie maanden of meer een reden voor ontbinding en ontruiming. Die grens wordt op dit moment niet gehaald. Dat betekent dat de vordering ook op die grond niet kan worden toegewezen.
[gedaagde] .
Dat gaat om het salaris gemachtigde. Die kosten worden begroot op € 373,50 (factor 0,5 x tarief € 747).’
[gedaagde] geen hoger beroep ingesteld.
3.Wat wil [eiser] en wat vindt [gedaagde] daarvan?
- i) tot ontruiming van het gehuurde binnen 7 dagen na dit vonnis;
- ii) om aan [eiser] te voldoen € 1.926,80 aan huurachterstand, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 november 2022 tot de voldoening;
- iii) om aan [eiser] te voldoen € 288,42 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- iv) in de proceskosten en de nakosten, beide te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na dagtekening dit vonnis.
4.De beoordeling
[gedaagde] . Daarom moet beoordeeld worden of hiervan sprake is en, zo ja, of voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter gezien die tekortkomingen en de overige door partijen aangedragen, van belang zijnde feiten en/of omstandigheden de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst zal toewijzen alsook vooruitlopend daarop in dit kort geding [gedaagde] moet worden veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde.
onder meer:
- i) tot en met november 2022 een huurachterstand van € 2.373,80 heeft laten ontstaan;
- ii) structureel een huurachterstand van (ten minste) 2 maanden laat bestaan; en
- iii) de huurtermijnen structureel niet of niet tijdig betaalt.
berekendehuurachterstand € 2.373,80 is en als volgt is opgebouwd:
- de door de kantonrechter in het kort geding vonnis
- de over de periode van augustus tot en met
- de op 17 augustus 2022 van [gedaagde] ontvangen
- Totaal € 2.373,80.
[gedaagde] aan [eiser] verschuldigde termijn € 442,60 bedraagt. Voorts merkt de kantonrechter op dat in het kort geding vonnis van 5 augustus 2022 is vastgesteld dat
op dat momentde huur € 447,00 per maand is en dat geen van partijen tegen dit vonnis hoger beroep heeft ingesteld. Daarom gaat de kantonrechter ervan uit dat sinds juli 2022 [gedaagde] per maand € 447,00 aan [eiser] moet betalen.
berekeningals onjuist aan te merken. Anders dan in de in de brief van mr. Hendrikse van 27 augustus 2022 [2] vermelde berekening, heeft [eiser] in voormelde berekening geen buitengerechtelijke incassokosten betrokken. De stelling van [gedaagde] dat het bedrag van € 2.373,80 ook de door [gedaagde] betwiste incassokosten omvat, heeft [gedaagde] geenszins gemotiveerd en/of onderbouwd. Daarom verwerpt de kantonrechter deze stelling.
de herinschakeling heeft plaatsgevonden op 11 augustus 2022”. [gedaagde] heeft het voorgaande niet althans onvoldoende weersproken, zodat van de juistheid van deze stelling van [eiser] wordt uitgegaan. [gedaagde] heeft in reactie op vragen van de kantonrechter tijdens de mondelinge behandeling ook bevestigd dat hij in het gehuurde weer warm heeft. [gedaagde] had gelet op de afgesloten stroom- en watervoorziening weliswaar tijdelijk de bevoegdheid om de betalingsverplichting van de huur (gedeeltelijk) op te schorten, maar die bevoegdheid is gelet op het voorgaande komen te ontvallen. [gedaagde] is dan ook gehouden om alsnog aan zijn door hem opgeschorte huurbetalingsverplichting te voldoen. De enkele stelling dat [gedaagde] tot 1 december 2022 nog een procedure kan opstarten ter verkrijging van huurprijsvermindering zodat het opgeschorte bedrag niet alsnog betaald hoeft te worden, leidt in dit kort geding niet tot een ander oordeel.
- een onverschuldigd betaald bedrag ter zake van servicekosten zoals zal blijken na ontvangst van de eindafrekening servicekosten;
- het totaal van de proceskosten in conventie en reconventie van € 2.433,93, zoals vastgesteld in het kort geding vonnis van 5 augustus 2022, dat [eiser] nog niet aan
[gedaagde] dat beroep op verrekening eerst tijdens de mondelinge behandeling heeft gedaan, laat die bevoegdheid onverlet.
- i.) [eiser] (gedeeltelijk) aan de proceskostenveroordeling van het vonnis van 5 augustus 2022 heeft voldaan; en
- ii.) een huurachterstand van (€ 2.373,80 - € 1.333,93 =) € 1.039,87 resteert.
niet tijdigaan zijn huurbetalingsverplichting voldoet. Dit zijn tekortkomingen in de nakoming van op [gedaagde] rustende betalingsverplichtingen.
[gedaagde] wordt veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde. Van [eiser] kan immers niet worden gevergd een huurovereenkomst nog langer in stand te houden met [gedaagde] omdat hij gedurende een langere periode stelselmatig niet (tijdig) aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan. De termijn voor ontruiming wordt op 7 dagen na betekening van dit vonnis gesteld.
498,00(tarief in kort geding voor een zaak zoals deze)