ECLI:NL:RBMNE:2022:6461

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 november 2022
Publicatiedatum
1 juni 2023
Zaaknummer
UTR 22/1683 T
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake de Wet WIA en de zorgvuldigheid van het medische onderzoek door het Uwv

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, wordt de zorgvuldigheid van het medische onderzoek door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in het kader van de Wet WIA beoordeeld. Eiseres, die sinds 29 december 2017 ziek is, heeft bezwaar gemaakt tegen de wijziging van haar arbeidsongeschiktheidspercentage door het Uwv. Na een herbeoordeling door een verzekeringsarts en arbeidsdeskundige, heeft het Uwv haar arbeidsongeschiktheidspercentage vastgesteld op 66,15%. Eiseres is het hier niet mee eens en stelt dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig is uitgevoerd, omdat belangrijke informatie van haar jobcoach niet is meegenomen in de beoordeling.

De rechtbank oordeelt dat het Uwv besluiten over arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, mits deze rapporten voldoen aan bepaalde voorwaarden. Eiseres heeft echter aangetoond dat de informatie van haar jobcoach, die haar beperkingen tijdens een Werkfittraject heeft beoordeeld, niet is meegenomen in de medische beoordeling. De rechtbank concludeert dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest en dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is. De rechtbank geeft het Uwv de gelegenheid om het gebrek te herstellen door de informatie van de jobcoach alsnog te beoordelen en met hem te overleggen.

De rechtbank stelt een termijn van zes weken voor het Uwv om het gebrek te herstellen en houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in medische beoordelingen en de noodzaak om relevante informatie van betrokkenen in overweging te nemen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1683 T

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 november 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. B.J.M. de Leest)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. E. Witte).

Inleiding

1. Eiseres werkte als medewerker projectteam huishoudelijke hulp voor gemiddeld 26,25 uur per week. Op 29 december 2017 valt eiseres ziek uit voor dit werk. Per einde wachttijd heeft het Uwv aan eiseres een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 41,58%.
2. Op 30 juli 2021 is op verzoek van het Werkbedrijf van het Uwv een herbeoordeling uitgevoerd. Een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige van het Uwv hebben onderzoek gedaan. Zij concluderen dat eiseres voor 49,53% arbeidsongeschikt moet worden beschouwd. In het besluit van 28 september 2021 (het primaire besluit) heeft het Uwv aan eiseres laten weten dat haar arbeidsongeschiktheidspercentage per 10 juli 2021 wijzigt en dat haar WIA-uitkering vanaf 26 september 2021 wordt omgezet in een vervolguitkering.
3. Eiseres is hiertegen in bezwaar gegaan, omdat zij vindt dat zij ongeschikt is voor de reguliere arbeidsmarkt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep van het Uwv heeft eiseres opnieuw onderzocht. Zij concludeert dat aanleiding is om enkele aanvullende beperkingen voor eiseres aan te nemen. De beperkingen van eiseres heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in een functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 18 februari 2022 opgenomen. Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ook opnieuw onderzoek gedaan. Hij concludeert dat eiseres 53,51% arbeidsongeschikt is. Daarmee blijft eiseres in de klasse 4555% vallen. In de beslissing op bezwaar van 2 maart 2022 heeft het Uwv eiseres laten weten dat haar arbeidsongeschiktheidspercentage wordt gewijzigd naar 53,51%, maar dat de hoogte van haar uitkering niet wijzigt.
4. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld. Naar aanleiding hiervan hebben de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep nogmaals onderzoek gedaan. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert dat eiseres meer beperkt is dan aangenomen in de FML van 18 februari 2022. Daarom heeft zij weer een nieuwe FML (de FML van 30 mei 2022) opgesteld. Aan de hand van deze FML concludeert de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep dat eiseres voor 66,15% arbeidsongeschikt moet worden beschouwd. Het Uwv heeft vervolgens op 22 juni 2022 een nieuwe beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) genomen.
5. Eiseres heeft haar beroep daarna gehandhaafd en haar beroepsgronden op 29 juli 2022 aangevuld. De zaak is behandeld op de zitting van 16 september 2022. Eiseres, haar gemachtigde en de gemachtigde van het Uwv waren hierbij aanwezig.

Het geschil

6. Volgens het Uwv is eiseres per 26 september 2021 voor 66,15% arbeidsongeschikt. Eiseres is het hier niet mee eens. Zij vindt dat zij helemaal niet geschikt is voor werk op de reguliere arbeidsmarkt en dus dat zij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet aan de hand van wat eiseres aanvoert beoordelen of het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres juist heeft vastgesteld. Het gaat daarbij om de medische toestand van eiseres op 26 september 2021.

Beoordeling van het geschil

7. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel aan de volgende drie voorwaarden voldoen. De rapporten:
 zijn op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
 bevatten geen tegenstrijdigheden;
 zijn voldoende begrijpelijk.
De rapporten en de besluiten die daarop gebaseerd zijn, zijn in beroep wel aanvechtbaar. Het is echter aan de eisende partij om aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapporten niet aan de drie genoemde voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Niet-medisch geschoolden kunnen aannemelijk maken dat niet aan de drie genoemde voorwaarden is voldaan. Voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk.
Is het medisch onderzoek zorgvuldig geweest?
8. Eiseres voert aan dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig is geweest, omdat de resultaten uit het Werkfittraject niet zijn meegenomen. Eiseres heeft deze beroepsgrond op de zitting nader toegelicht. Zij heeft via het Uwv een Werkfittraject doorlopen, waarbij zij onder begeleiding bij verschillende werkplekken heeft geprobeerd te werken. Eiseres deed op deze werkplekken eenvoudige werkzaamheden, met een afgebakende en overzichtelijke taak. Zodra haar taken en verantwoordelijkheden bij deze werplekken werden uitgebreid, liep eiseres er tegenaan dat zij niet kan meekomen in het werktempo en dat het uitvoeren van de gevraagde taken te veel is voor haar. Eiseres heeft er in de bezwaarprocedure op gewezen dat zij volgens haar jobcoach van het Uwv, [jobcoach] , niet geschikt is voor de reguliere arbeidsmarkt. De jobcoach heeft de bevindingen van het traject ook in een schriftelijke reactie van 21 juli 2022 uiteengezet. Eiseres vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de bevindingen van de jobcoach had moeten betrekken bij haar beoordeling, maar dat is niet gebeurd. De informatie van de jobcoach is alleen door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep beoordeeld.
9. De rechtbank is het op dit punt met eiseres eens, omdat niet valt uit te sluiten dat de informatie van de jobcoach medisch relevant is. De jobcoach gaat namelijk in op de beperkingen van eiseres. De jobcoach is tijdens het Werkfittraject tot de conclusie gekomen dat eiseres zelfs op WSW-plekken (beschermde werkplekken) niet goed kan meekomen. Volgens hem is eiseres dusdanig beperkt dat zij niet kan functioneren op de reguliere arbeidsmarkt. De rechtbank is zich er van bewust dat de jobcoach geen arts is, maar de jobcoach is wel verbonden aan het Uwv. Vanuit zijn functie heeft hij kennis en ervaring over wat verschillende functies inhouden. Ook heeft hij gezien hoe eiseres in de praktijk functioneert en wat dit voor haar kan betekenen in andere functies. Dit geldt voor zowel haar mogelijkheden als haar onmogelijkheden op de reguliere arbeidsmarkt. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de informatie van de jobcoach had moeten betrekken bij haar beoordeling en met hem had moeten overleggen. Nu dit niet is gebeurd, is het onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvolledig geweest. De beroepsgrond slaagt.
Is er reden om een deskundige te benoemen?
10. Eiseres heeft ter zitting verzocht om een onafhankelijke deskundige te benoemen, maar dar ziet de rechtbank op dit moment nog geen aanleiding voor. De verzekeringsarts bezwaar en beroep moet de informatie van de Jobcoach namelijk nog beoordelen en dit is ook een beoordeling die in eerste instantie aan een verzekeringsarts van het Uwv is.
Hoe gaat het nu verder?
11. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is het medisch onderzoek onzorgvuldig geweest. Omdat het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten grondslag ligt aan het bestreden besluit, is het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd. [1] Dit is een gebrek wat in beginsel te herstellen is. De rechtbank doet daarom een tussenuitspraak [2] en stelt het Uwv in de gelegenheid om het gebrek te herstellen.
12. Om het gebrek te herstellen moet de verzekeringsarts bezwaar en beroep de informatie van de jobcoach alsnog beoordelen en moet met de jobcoach moet overleggen. De jobcoach kan dan uitleggen waar eiseres tegenaan is gelopen tijdens het Werkfitproject. De verzekeringsarts bezwaar en beroep moet vervolgens duidelijk toelichten of de informatie van de jobcoach leidt tot een aanpassing van de FML, en waarom dat wel of niet zo is.
13. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het Uwv het gebrek kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak.
14. Het Uwv moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als het Uwv gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het Uwv. In beginsel, ook in de situatie dat het Uwv de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
15. Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in deze tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 12 juni 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:CA2877).
16. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
 draagt het Uwv op binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
 stelt het Uwv in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
 houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van mr. P.J. Naus, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 november 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Dit is in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Op grond van 8:80a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).