ECLI:NL:RBMNE:2022:6426

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 november 2022
Publicatiedatum
12 mei 2023
Zaaknummer
22/3376
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag kinderopvangtoeslag

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 18 november 2022, is het beroep van eiseres tegen de Belastingdienst/Toeslagen aan de orde. Eiseres heeft een beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 19 januari 2021 voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder op 1 november 2022 een verweerschrift heeft ingediend, maar dat dit niet leidt tot een zitting, aangezien dit in deze zaak niet nodig is. De rechtbank overweegt dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld, en dat eiseres dit heeft gedaan na de ingebrekestelling op 6 april 2022. Verweerder stelt dat het beroep niet-ontvankelijk is, maar de rechtbank volgt deze redenering niet. De rechtbank concludeert dat de beslistermijn is overschreden en dat het beroep gegrond is. Verweerder wordt opgedragen om binnen twaalf weken na het verweerschrift een nieuw besluit te nemen, met een dwangsom van € 100,- per dag bij overschrijding van deze termijn, tot een maximum van € 15.000,-. Tevens dient verweerder het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/3376

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 november 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingesteld, omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag van 19 januari 2021 om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag.
Op 1 november 2022 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [1]
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [2] Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [3]
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat er sinds de bevestiging van de ontvangst van de ingebrekestelling op 6 juli 2022 nog geen twee weken waren verstreken en eiseres toch beroep heeft ingesteld.
4. De rechtbank volgt verweerder hierin niet. De door eiseres overgelegde ingebrekestelling dateert namelijk van 1 april 2022. In het besluit van 20 juli 2022, waarbij aan eiseres dwangsommen zijn toegekend, staat vermeld dat zij verweerder op 6 april 2022 in gebreke heeft gesteld. Kennelijk heeft verweerder de ingebrekestelling van 1 april 2022 op 6 april 2022 ontvangen. Dat kan qua tijdstip goed kloppen. Dat verweerder de ontvangst van de ingebrekestelling pas op 6 juli 2022 aan eiseres heeft bevestigd, maakt niet dat hij dit stuk ook toen pas heeft ontvangen. Omdat verweerder de ingebrekestelling, voorzien van ontvangststempel, zelf niet heeft overgelegd, gaat de rechtbank uit van 6 april 2022 als datum van ontvangst. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.
5. Tussen partijen is niet in geschil dat de beslistermijn is overschreden. Eiseres heeft - zoals hiervoor is toegelicht - meer dan twee weken na de ingebrekestelling, te weten bij brief van 14 juli 2022, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar verzoek.
6. Het beroep is kennelijk gegrond.
7. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het bestuursorgaan moet dit in principe doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak. [4] Verweerder heeft gemotiveerd verzocht om een langere termijn, namelijk minimaal 13 weken. [5] Verweerder heeft uiteengezet dat de procedure die hij volgt bij de herbeoordelingen deze termijn rechtvaardigt.
8. De rechtbank is van oordeel dat de beslistermijn van twee weken voor verweerder te kort is, gezien het grote aantal aanvragen en de complexiteit van de herbeoordelingen en verweerders uitleg over het besluitvormingsproces. Gelet op wat verweerder heeft aangevoerd is er volgens de rechtbank sprake van een bijzonder geval.
9. Omdat de rechtbank ziet dat verweerder om verschillende termijnen heeft verzocht in voorgaande soortgelijke zaken zonder dat de onderbouwing een voldoende verklaring geeft voor dit verschil, heeft de rechtbank besloten om zelf een vaste termijn te bepalen in reactie op verweerders verzoeken in dergelijke zaken. De rechtbank verleent verweerder in principe een termijn van twaalf weken vanaf de datum van het verweerschrift om een besluit bekend te maken, met de mogelijkheid om daarvan af te wijken in voorliggende gevallen.
10. De rechtbank ziet geen aanleiding om in deze zaak van de termijn van twaalf weken af te wijken. Verweerder moet daarom uiterlijk 24 januari 2023 een beslissing bekendmaken. Om te voorkomen dat verweerder een rechtelijke dwangsom verbeurt zonder dat hij daaraan iets kan doen, bepaalt de rechtbank dat de termijn van twaalf wordt verlengd met de periode die eiseres de termijn van zes weken voor het indienen van een zienswijze bij verweerder overschrijdt.
11. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde beslistermijn overschrijdt. [6] Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-. Dit is het uitgangspunt voor dit soort zaken en de rechtbank ziet geen reden om hier in dit geval van af te wijken.
12. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op uiterlijk 24 januari 2023 alsnog een besluit bekend te maken met dien verstande dat deze termijn wordt geacht verlengd te zijn met de periode die eiseres de zes weken voor het indienen van een zienswijze bij verweerder overschrijdt;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E.C. Bakker, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 november 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
3.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
4.Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
5.Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
6.Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.