In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 17 november 2022, is het beroep van eiseres tegen de Belastingdienst/Toeslagen aan de orde. Eiseres heeft beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 8 april 2021 voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. Verweerder heeft op 4 november 2022 een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft besloten partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig is. De rechtbank overweegt dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld, en dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen.
De rechtbank stelt vast dat eiseres verweerder in gebreke heeft gesteld voor het einde van de beslistermijn. Ondanks dat de ingebrekestelling prematuur was, oordeelt de rechtbank dat dit geen reden is om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. De rechtbank erkent de vertraging in de afhandeling van zaken door de Belastingdienst, die inmiddels 56.000 aanmeldingen voor herbeoordeling heeft ontvangen. De rechtbank oordeelt dat het niet juist is om eiseres te straffen voor het indienen van de ingebrekestelling twee dagen te vroeg, gezien de omstandigheden.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond en draagt verweerder op om alsnog binnen een termijn van twaalf weken na het verweerschrift een besluit bekend te maken. De rechtbank legt een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 379,50 en moet het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres worden vergoed. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier M.E.C. Bakker, en is openbaar uitgesproken op 17 november 2022.