Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres 1] , [woonplaats] ,
Rechtbank Midden-Nederland
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, is de verdachte beschuldigd van poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving en poging tot onttrekking van een minderjarige aan het wettig gezag. De zaak vond plaats op 29 april 2022 in Utrecht, waar de verdachte, geboren in Syrië, werd beschuldigd van het proberen te dwingen van een minderjarig meisje om met hem mee te lopen. De rechtbank heeft op basis van getuigenverklaringen en proces-verbaal vastgesteld dat de verdachte het meisje bij de arm vastpakte en haar probeerde mee te nemen, terwijl zij duidelijk aangaf dat zij niet mee wilde. Tijdens de rechtszittingen op 12 augustus, 8 november en 20 december 2022 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De officier van justitie, mr. B. Nitrauw, achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. B. van Elst, zich beriep op de ontoerekeningsvatbaarheid van de verdachte. De rechtbank heeft een psychologisch rapport van psychiater S. Dragt in overweging genomen, waarin werd geconcludeerd dat de verdachte lijdt aan een psychotische stoornis. De rechtbank oordeelde dat de verdachte ten tijde van de feiten volledig ontoerekeningsvatbaar was en heeft hem ontslagen van alle rechtsvervolging. Tevens werd het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. De uitspraak vond plaats op 20 december 2022.