In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het Openbaar Ministerie omdat verweerder niet tijdig heeft beslist na een eerdere uitspraak van de rechtbank van 15 maart 2021. De rechtbank had verweerder opgedragen om binnen zes weken nieuwe besluiten te nemen over 14 dossiers, met een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat deze termijn werd overschreden, tot een maximum van € 15.000,-. Verweerder heeft echter niet voldaan aan deze opdracht, waardoor de dwangsom inmiddels verbeurd is verklaard en geïnd.
Eiser heeft aangevoerd dat er nog steeds geen besluiten zijn genomen en verzoekt om het opleggen van nieuwe dwangsommen van € 500,- per dag, met een maximum van € 50.000,-, om ervoor te zorgen dat verweerder nu wel tot besluitvorming overgaat. Verweerder heeft erkend dat hij nog geen besluiten heeft genomen en heeft om een verlenging van de termijn gevraagd, verwijzend naar ziekte onder medewerkers en de gevolgen van de coronapandemie.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder nog steeds geen besluiten heeft genomen en heeft het beroep kennelijk gegrond verklaard. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak besluiten te nemen. Tevens is er een dwangsom van € 250,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 37.500,-. Eiser heeft recht op vergoeding van proceskosten en griffierecht, dat door verweerder moet worden betaald. De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, en is openbaar uitgesproken op 15 februari 2022.