ECLI:NL:RBMNE:2022:6360

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
28 maart 2023
Zaaknummer
C/16/513927 / FO RK 20-1274
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling tussen kinderen en vader in detentie na fatale geweldsdaad

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 20 december 2022 een tussentijdse beschikking gegeven over de omgang tussen de kinderen en hun vader, die in detentie zit na het doden van de moeder. De vader heeft verzocht om een omgangsregeling met zijn kinderen, die sinds de dood van hun moeder uit huis zijn geplaatst. De rechtbank heeft eerder, op 4 mei 2021, het gezag van de vader over de kinderen beëindigd en de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers als voogd aangesteld. De vader is in eerste aanleg vrijgesproken van moord, maar veroordeeld voor doodslag en heeft een gevangenisstraf van 12 jaar gekregen. De rechtbank heeft in deze beschikking besloten om de verzoeken van de vader over de omgang en informatie- en consultatieregeling aan te houden tot 20 december 2023, in afwachting van een rapport van de voogd over de voortgang van de omgangsregeling. De rechtbank benadrukt dat de belangen en behoeften van de kinderen leidend zijn in deze zaak. De vader moet begeleid worden in zijn omgang met de kinderen, en de rechtbank heeft een stappenplan goedgekeurd dat gericht is op het opbouwen van contact tussen de vader en de kinderen, met speciale aandacht voor hun emotionele en psychologische welzijn. De voogd is verantwoordelijk voor de uitvoering van dit stappenplan en moet de voortgang monitoren. De rechtbank heeft ook de werkzaamheden van de bijzondere curator beëindigd, nu deze taak is afgerond. De beslissing is openbaar uitgesproken op 20 december 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummers: C/16/513927 / FO RK 20-1274 en C/16/513929 / FO RK 20-1275
Beschikking van 20 december 2022
in de zaak over:
de kinderen:
  • [minderjarige 1], geboren op [2019] in [geboorteplaats 1] , hierna te noemen [minderjarige 1 (voornaam)] ;
  • [minderjarige 2], geboren op [2017] in [geboorteplaats 1] , hierna te noemen [minderjarige 2 (voornaam)] ;
  • [minderjarige 3], geboren op [2014] in [geboorteplaats 1] , hierna te noemen [minderjarige 3 (voornaam)] ;
  • [minderjarige 4], geboren op [2013] in [geboorteplaats 2] , hierna te noemen [minderjarige 4 (voornaam)] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[belanghebbende 1],
hierna te noemen de vader,
verblijvende te [verblijfplaats] ,
advocaat mr. A.J.M. Mohrmann
de gecertificeerde instelling
De Jeugd- & Gezinsbeschermers,
hierna te noemen de voogd,
gevestigd in Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft bij beschikking van 4 mei 2021 de beslissing de verzoeken van de vader over de omgang en informatieregeling uitgesteld in afwachting van het verslag van de bijzondere curator. Voor het verloop van de procedure tot 4 mei 2021 verwijst de rechtbank naar voornoemde beschikking.
1.2.
De rechtbank heeft daarna de volgende stukken ontvangen:
  • de brief van de bijzondere curator van 18 januari 2022;
  • het verslag van de bijzondere curator van 13 mei 2022 ontvangen op 16 mei 2022;
  • de brief van de voogd van 7 november 2022.
1.3.
De verzoeken zijn besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 14 november 2022. Daarbij waren aanwezig:
  • de vader met zijn advocaat;
  • de heer A. Charm, de tolk van de vader;
  • mevrouw [A] en mevrouw [B] , vertegenwoordigsters van de voogd;
  • mevrouw drs. J.A.M. Hendriks, de bijzondere curator.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft zich voor de zitting afgemeld. De vader heeft op de zitting een productie overgelegd.

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
De moeder, mevrouw [C] , en de vader zijn de ouders van [minderjarige 1 (voornaam)] , [minderjarige 2 (voornaam)] , [minderjarige 3 (voornaam)] en [minderjarige 4 (voornaam)] . De moeder is op [2020] door verwurging om het leven gebracht door de vader. De vader is op 21 juli 2021 in eerste aanleg vrijgesproken van moord, maar wel veroordeeld voor doodslag op de moeder en voor een poging tot doodslag op een collega waarvoor aan hem een gevangenisstraf van 12 jaar is opgelegd. Uit het strafvonnis blijkt dat de vader verminderd toerekeningsvatbaar is geacht. Uit de in het strafvonnis opgenomen citaten uit de rapportages van de gedragsdeskundigen blijkt verder dat hij een (ernstige) verstandelijke beperking heeft, dat zijn vaardigheden om emoties op adequate wijze te reguleren gebrekkig zijn ontwikkeld, dat hij weinig zicht heeft op de gevolgen van zijn gedrag en daarnaast beperkte empathische vermogens heeft.
2.2.
De vader verblijft sinds [2020] in detentie. Door het Openbaar Ministerie is hoger beroep ingesteld tegen het strafvonnis van de vader.
2.3.
De kinderen waren, al voor de doodslag op hun moeder, uit huis geplaatst. [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 4 (voornaam)] wonen sinds 12 juli 2020 samen in een pleeggezin en [minderjarige 3 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] verblijven sindsdien samen in een gezinshuis. Sinds de uithuisplaatsing hebben de kinderen geen contact gehad met de vader, met uitzondering van [minderjarige 4 (voornaam)] .
2.4.
De rechtbank heeft in de beschikking van 4 mei 2021 het gezag van de vader over [minderjarige 2 (voornaam)] , [minderjarige 3 (voornaam)] en [minderjarige 4 (voornaam)] beëindigd en de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers in Amsterdam als voogd over alle vier de kinderen benoemd. Het verzoek van de vader om de voogdij over de kinderen toe te wijzen aan zijn vriend, de heer [D] , is afgewezen. Bepaald is dat de voogd de vader voorlopig een keer per twee maanden schriftelijk zal informeren over de gezondheid van de kinderen, hoe het op school gaat en over hun hobby’s, en daarbij ook een recente foto van de kinderen aan de vader zal sturen.
2.5.
Verder is in voornoemde beschikking een bijzondere curator over de kinderen benoemd met als opdracht de kinderen, zo nodig ieder kind afzonderlijk, zowel in als buiten rechte, te vertegenwoordigen met betrekking tot hun omgang met de vader en de informatie aan en consultatie van de vader over hen. De bijzondere curator heeft hierover op 13 mei 2022 schriftelijk verslag gedaan en geadviseerd over de verzoeken van de vader. Op dit advies zal door de rechtbank onder het kopje ‘de beoordeling’ worden ingegaan.
2.6.
Aan de orde is het verzoek van de vader om een omgangsregeling vast te stellen tussen hem en de kinderen te beginnen met een opbouw waarbij wordt toegewerkt naar een bezoek om de twee weken. Daarnaast verzoekt de vader te bepalen dat hij wordt geïnformeerd en geconsulteerd over de kinderen, waarbij hij eenmaal in de maand informatie over de kinderen krijgt.
2.7.
De vader heeft als onderbouwing van zijn verzoeken het volgende aangevoerd. De vader mist zijn kinderen. De procedure duurt te lang. De bijzondere curator adviseert dat er omgang moet komen tussen de vader en de kinderen. De vader heeft er weinig vertrouwen in dat de voogd zal zorgen dat er omgang komt. Door de voogd is niet veel meer gedaan dan de uitwisseling van informatie en kaarten. De kinderen zijn zijn kinderen. De relatie tussen hem en zijn kinderen is goed. De kinderen zijn niet boos op hem. De omgang kan plaatsvinden in de gevangenis. De vader wil sorry zeggen tegen de kinderen, hen om vergiffenis vragen en samen bidden. De communicatie met de voogd verloopt heel stroef. De voogd en de vader communiceren langs elkaar heen. De voogd heeft de indruk dat de vader weinig interesse toont in de kinderen en dat wordt betwist. Het is beter als de vertegenwoordigsters van de voogd wisselen. De informatie die de voogd geeft, moet beter worden afgestemd op waar de vader behoefte aan heeft. De vader wil meer betrokken worden in het leven van de kinderen. De vader heeft het moeilijk. Zijn kinderen zijn hem afgenomen door jeugdzorg. De vader maakt zich veel zorgen om de kinderen. Hij heeft foto’s van de kinderen met blauwe plekken die hij ook aan de rechtbank heeft overgelegd. Daar wordt onvoldoende rekening mee gehouden. De vader vindt dat de familie [achternaam van D] bij de opvoeding van de kinderen moet worden betrokken zodat de kinderen leren over hun taal, cultuur en religie.
2.8.
De voogd sluit zich aan bij het advies van de bijzondere curator over de omgang van de kinderen met de vader en de informatie aan en consultatie van de vader over hen. De voogd wil dat er omgang komt tussen de kinderen en de vader, maar zij wil daarbij kijken naar hoe de kinderen reageren. Daarom is de voogd in gesprek gegaan met de vader. De vader stuurt kaarten naar de kinderen. Soms kan de voogd de kaart niet doorsturen naar de kinderen omdat er voor de kinderen belastende dingen in staan. Soms sturen de kinderen een kaart terug. [minderjarige 4 (voornaam)] wil absoluut geen contact met vader. [minderjarige 1 (voornaam)] is nog jong en terughoudend. De uitspraken van de vader met de strekking dat de kinderen van hem zijn gestolen en waaruit blijkt dat hij de plaatsing van de kinderen in het pleeggezin en gezinshuis niet ondersteunt, kunnen de kinderen in een loyaliteitsconflict plaatsen. De vader moet begeleid worden in wat hij wel of niet tegen de kinderen kan zeggen en hij moet leren de reacties van de kinderen te begrijpen. De vader kan in de gevangenis begeleid worden door een casemanager. De voogd stuurt eens per twee maanden informatie met foto’s naar de vader. Daarnaast kan de vader de voogd bellen wanneer hij wil. Echter als hij belt dan vraagt hij niet hoe het met de kinderen gaat maar zegt hij dat de kinderen van hem zijn gestolen. Dat maakt het gesprek lastig.

3.De beoordeling

Nog geen definitieve beslissing
3.1.
De rechtbank zal nog geen beslissing nemen op de verzoeken van de vader over de omgangs- en de informatie- en consultatieregeling, maar de beslissing nog met een jaar uitstellen in afwachting van het bericht van de voogd over de voortgang van de omgang en informatieregeling. De rechtbank zal hierna uitleggen waarom zij zo beslist.
Omgangsregeling
3.2.
Wettelijk uitgangspunt is dat de vader recht heeft op omgang met de kinderen en dat de kinderen recht hebben op omgang met hun vader. Echter de rechtbank kan onder de huidige omstandigheden niet beoordelen of omgang met de vader in het belang van de kinderen is en zo ja, hoe die omgang eruit zou moeten zien. Er is sprake van een complexe situatie voor de kinderen. Zij hebben een zeer belaste geschiedenis. De vader zit in detentie en heeft bekend moeder te hebben gedood. Dit is zeer traumatisch voor de kinderen. Maar ook voor het overlijden van de moeder hebben de kinderen traumatische gebeurtenissen (huiselijk geweld en uithuisplaatsing) meegemaakt. Gelet hierop kan de rechtbank niet beoordelen hoe de kinderen zullen gaan reageren op omgang met de vader die in de gevangenis zit en wat zij aankunnen. Ook de bijzondere curator en de voogd kunnen dit op dit moment niet beoordelen. Daarom kan de rechtbank nu geen enigszins omlijnde omgangsregeling vaststellen tussen de vader en de kinderen.
3.3.
De rechtbank is van oordeel dat er geprobeerd moet worden om met begeleiding van de vader en begeleiding van de kinderen toe te werken naar het opstarten van proefcontacten tussen de vader en [minderjarige 3 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] . De rechtbank zal de redenen hiervoor nader toelichten. De vader wil de kinderen zien. De bijzondere curator heeft onderzoek gedaan naar de mogelijkheden voor omgang tussen de kinderen en de vader en daarbij geconstateerd dat [minderjarige 3 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] omgang met de vader willen. Omgang met hun vader is goed voor de identiteitsontwikkeling van de kinderen. Echter een bezoek aan de gevangenis kan heel ingrijpend zijn voor kinderen, vooral voor deze kinderen die al veel hebben meegemaakt. Daarbij komt, als gezegd, dat gelet op het feit dat de vader de moeder om het leven heeft gebracht, contact en omgang met de vader ook vanuit loyaliteit voor de kinderen heel complex is. Daarom heeft de bijzondere curator een stappenplan geadviseerd onder 6.3 van haar verslag. In dit stappenplan wordt gestart met begeleiding van de vader, begeleiding van de kinderen en vervolgens het opstarten van proefcontacten tussen de vader en [minderjarige 3 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] . Afhankelijk van de reacties van [minderjarige 3 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] in de dagen of weken na de proefcontacten, kan daarna verder worden bekeken wat de kinderen aankunnen en hoe de omgang kan worden vormgegeven. [minderjarige 4 (voornaam)] wil geen omgang met de vader. Zij heeft veel verdriet over de dood van haar moeder en over het feit dat de vader daarvoor verantwoordelijk is en in de gevangenis zit. De bijzondere curator ziet een mogelijkheid dat [minderjarige 4 (voornaam)] mogelijk ruimte ervaart voor omgang met de vader als zij erover van haar broers hoort. [minderjarige 1 (voornaam)] is nog jong en voor haar zal het een eerste kennismaking zijn met de vader nu zij hem niet heeft gezien sinds zij een baby was. De rechtbank wil voornoemd stappenplan van de bijzondere curator volgen. Daarbij is de rechtbank van oordeel dat er zeer voorzichtig om moet worden gegaan met het tot stand brengen van omgang tussen de vader en de kinderen, gelet op de trauma’s van de kinderen enerzijds, en de beperkte mogelijkheid van de vader om bij zijn kinderen aan te sluiten. Het is een lange weg naar eventuele omgang. De vader en de kinderen moeten worden voorbereid en bij iedere stap moet worden gekeken wat de kinderen aankunnen. Daarbij moet de behoefte van de kinderen leidend zijn, niet de wensen van de vader.
3.4.
De voogd heeft de regie bij het uitvoeren van het stappenplan om de omgang tussen de kinderen en de vader voor te bereiden en verder vorm te geven. Het is aan de voogd om de nodige begeleiding voor de vader te organiseren en te monitoren of de vader zich begeleidbaar opstelt. De voogd heeft zicht op hoe het gaat met de kinderen en kan monitoren hoe [minderjarige 3 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] reageren op de begeleiding en na de bezoeken aan de vader.
3.5.
Het is belangrijk dat de vader wordt voorbereid op omgang met de kinderen. De rechtbank constateert echter dat de vader geen enkel inzicht heeft in de ernst van de gevolgen van de doodslag op de moeder en wat dit voor de kinderen betekent. Hij denkt dat ermee kan worden volstaan dat de kinderen hem bezoeken, dat hij om vergiffenis vraagt aan de kinderen en dat zij samen bidden. Ook toont hij geen inzicht in wat het betekent dat de kinderen hem opzoeken in de gevangenis. De vader gaat alleen uit van zijn eigen behoefte. Verder diskwalificeert hij de voogd en het pleeggezin en gezinshuis die voor de kinderen zorgen. De vader heeft ook geweigerd zijn DNA-materiaal af te staan voor een onderzoek om vast te stellen of de heer [E] familie van de moeder van de kinderen is, zodat de kinderen omgang kunnen hebben met familie van hun overleden moeder. Naar het oordeel van de rechtbank handelt de vader hiermee niet in het belang van de kinderen.
Gelet hierop moet de vader - voordat de eerste proefcontacten met [minderjarige 3 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] kunnen worden opgestart - worden begeleid en voorbereid op die proefcontacten. De rechtbank sluit zich daarbij aan bij het advies van de bijzondere curator. De vader moet leren zich bewust te worden van de huidige belevingswereld van de kinderen. Hij moet leren of wat hij wil past bij de behoefte van de kinderen. Hij moet leren wat hij aan de kinderen zal kunnen zeggen en wat hij beter niet aan de kinderen zal kunnen zeggen. Zo mag de vader de voogd en het pleeggezin en het gezinshuis niet diskwalificeren, omdat dit de kinderen in een loyaliteitsconflict kan brengen. Mocht duidelijk worden dat hij op deze punten niet leerbaar is, dan moet opnieuw worden bezien wat vanuit het belang van de kinderen (niet) moet worden gedaan. In andere woorden: of sprake kan zijn van omgang tussen de vader en één of meerdere kinderen, zal moeten blijken.
3.6.
De kinderen kunnen door de voogd worden voorbereid door kaartenuitwisseling met de vader. Verder kunnen de kinderen als voorbereiding op de omgang met de vader in de gevangenis kijken naar een filmpje op de website van de Dienst Justitiële Inrichtingen, genaamd 'mijn ouder zit in de gevangenis', samen met de pleeghuisouders, de gezinshuisouders of de voogden. Na de eerste fysieke ontmoetingen in de gevangenis, kan de voogd ook mogelijk belmomenten tussen de kinderen en de vader organiseren.
Voor de omgangsmoment met de vader is belangrijk dat de kinderen op de een of andere manier hun kennis van de taal van hun vader, het Madinko, gaan vergroten. De voogd zou kunnen zoeken naar een manier om deze taal bij de kinderen levendig te houden, zodat zij gemakkelijker met de vader kunnen communiceren.
3.7.
De rechtbank zal de verdere behandeling en beslissing aanhouden tot 20 december 2023. De voogd wordt verzocht om voor die datum de rechtbank te antwoorden op de volgende vragen:
  • wanneer en welke begeleiding heeft de voogd ingezet voor de vader en hoe is deze begeleiding gegaan?
  • wanneer en welke begeleiding heeft de voogd ingezet voor de kinderen, ieder afzonderlijk, in welke periode en hoe is deze begeleiding gegaan?
  • heeft er omgang tussen de vader en de kinderen plaatsgevonden? Zo ja, met welke kinderen, wanneer en hoe ging dit? Zo nee, wat is er geprobeerd en wat maakt dat dat niet tot omgang heeft geleid?
  • wanneer en welk ander contact is er geweest tussen de vader en de kinderen (bijvoorbeeld kaarten uitgewisseld of belmomenten)?
  • hoe vindt de voogd dat het verder moet als het gaat om omgang tussen de vader en de kinderen?
Informatieregeling
3.8.
Voor de tussentijd houdt de rechtbank de voorlopige informatie- en consultatieregeling zoals bepaald in de beschikking van 4 mei 2021 in stand. Die regeling houdt in dat de voogd de vader eens per twee maanden moet informeren over de gezondheid, hoe het op school gaat en de hobby’s van [minderjarige 1 (voornaam)] , [minderjarige 2 (voornaam)] , [minderjarige 3 (voornaam)] en [minderjarige 4 (voornaam)] en daarbij ook een recente foto van de kinderen aan de vader zal sturen. Voor het stappenplan voor omgang is van belang dat de vader zich meer betrokken kan voelen bij de kinderen. De rechtbank is het met de bijzondere curator eens dat de voogd moet zorgen voor betere afstemming tussen de informatie waar de vader behoefte aan heeft en de informatie die tot nu toe aan hem wordt gegeven. De vader maakt zich zorgen om de (fysieke) gezondheid van de kinderen alsmede over het naleven van de regels vanuit de islam, zoals halal eten en bidden. De voogd kan kijken hoe zij de vader hier meer tegemoet in kan komen bij het verstrekken van informatie. De rechtbank merkt ten slotte op dat de door de vader overgelegde foto’s van de kinderen tijdens de zitting de rechtbank geen aanleiding geven tot zorg over de kinderen.
Ontslag van de bijzondere curator
3.9.
De rechtbank gaat ervan uit dat de bijzondere curator de uitspraak van de rechtbank zal bespreken met de kinderen. Nu de taak van de bijzondere curator daarna zal zijn geëindigd, zal de rechtbank de werkzaamheden van de bijzondere curator voor de minderjarigen in deze procedure één maand na de datum van deze beschikking als beëindigd beschouwen. Voor zover er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing loopt de benoeming van de bijzondere curator door tijdens de appelprocedure.
Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt daar de begrippen uit de wet.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
houdt de beslissing op de verzoeken van de vader over de omgangs- en de informatie- en consultatieregeling aan
tot 20 december 2023, in afwachting van het bericht van de voogd over de opbouw en voortgang van de omgang en informatieregeling door beantwoording van de vragen onder 3.7;
4.2.
beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curator in deze procedure één maand na de datum van deze beschikking als beëindigd.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. M.A.A.T. Engbers, mr. T. Dopheide en mr. M.W.V. van Duursen, (kinder)rechters in samenwerking met mr. Ö. Duran, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 december 2022.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.