ECLI:NL:RBMNE:2022:6358

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 december 2022
Publicatiedatum
27 maart 2023
Zaaknummer
10054988 \ AC EXPL 22-1954
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde factuur en geschil over naamsverandering van de dienstverlener

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, heeft eiseres, een B.V., een vordering ingesteld tegen gedaagden, een V.O.F. en enkele natuurlijke personen, wegens onbetaalde facturen voor marketingdiensten. De overeenkomst tussen partijen dateert uit oktober 2011 en werd jaarlijks stilzwijgend verlengd. In maart 2020 heeft de dienstverlener haar naam veranderd van [bedrijf] naar [eiseres]. Gedaagden hebben de factuur van 4 oktober 2020, die betrekking heeft op het jaar 2020, niet betaald en betwisten de vordering. Zij stellen dat er geen toestemming is gegeven voor de naamsverandering en dat zij niet op de hoogte zijn gesteld van deze wijziging. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst door de naamsverandering niet is overgenomen, maar dat er sprake is van een naamsverandering van dezelfde vennootschap. De rechter oordeelt dat gedaagden op de hoogte waren van de naamswijziging en dat de overeenkomst dus doorloopt. Echter, eiseres heeft niet kunnen aantonen dat de overeengekomen diensten in 2020 zijn geleverd. De kantonrechter wijst de vordering van eiseres af en veroordeelt haar in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagden op nihil worden vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Amersfoort
Zaaknummer: 10054988 \ AC EXPL 22-1954
Vonnis van 28 december 2022
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
te [vestigingsplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: LAVG Gerechtsdeurwaarders Groningen,
tegen

1.V.O.F. [gedaagde sub 1] ,

te [vestigingsplaats 2] ,
2.
[gedaagde sub 2],
te [woonplaats] ,
3.
[gedaagde sub 3],
te [woonplaats] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden c.s.] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 16 augustus 2022;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek;
- de akte van [eiseres] .
1.2.
Hierna is bepaald dat vonnis zal worden gewezen.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
[gedaagden c.s.] heeft in oktober 2011 een overeenkomst gesloten met [bedrijf] B.V. (hierna: [bedrijf] ) op grond waarvan [bedrijf] aan [gedaagden c.s.] marketingdiensten levert. Deze overeenkomst wordt elk jaar verlengd. In maart 2020 heeft [bedrijf] haar naam veranderd naar [eiseres] .
2.2.
[gedaagden c.s.] heeft de jaarlijkse factuur van [eiseres] van 4 oktober 2020 niet betaald. Daarom vordert [eiseres] in deze procedure betaling van € 336,50, vermeerderd met rente en kosten. [gedaagden c.s.] is het niet eens met de vordering. [gedaagden c.s.] heeft geen toestemming gegeven aan [eiseres] om het abonnement van [bedrijf] over te nemen. Daarnaast kan [gedaagden c.s.] niet achterhalen of [eiseres] in 2020 wel een vermelding van de bedrijfsgegevens van [gedaagden c.s.] heeft geplaatst.

3.De beoordeling

Bestaat er een overeenkomst tussen [gedaagden c.s.] en [eiseres] ?
3.1.
In artikel 11.1 van de algemene voorwaarden van [eiseres] staat het volgende:

Artikel 11 / Duur van de Overeenkomst
11.1
Tenzij uitdrukkelijk anders overeengekomen, wordt de Overeenkomst aangegaan voor een initiële periode van één (1) jaar. Na afloop van deze initiële periode wordt de Overeenkomst steeds stilzwijgende verlengd met periodes van één (1) jaar, tenzij de Overeenkomst door een van de Partijen uiterlijk twee (2) maanden voor het einde van de contractperiode schriftelijk wordt opgezegd. (…)
Op grond hiervan is de overeenkomst tussen [gedaagden c.s.] en [eiseres] (voorheen genaamd [bedrijf] ) sinds oktober 2011 ieder jaar stilzwijgend verlengd. Dat geldt ook voor het jaar 2020 waar de factuur op ziet. Niet is gebleken dat [gedaagden c.s.] de overeenkomst op enig moment heeft opgezegd. [bedrijf] heeft weliswaar in 2020 haar naam veranderd naar [eiseres] , maar [eiseres] is dezelfde vennootschap gebleven als [bedrijf] . Er is dan ook geen sprake van een overname van de overeenkomst, maar slechts sprake van een naamsverandering. Daar hoeft [gedaagden c.s.] , anders dan zij stelt, geen toestemming voor te geven.
3.2.
[gedaagden c.s.] stelt dat zij nooit op de hoogte is gebracht van de naamswijziging. Uit de door haar overgelegde e-mails blijkt echter dat zij op 9 maart 2020 een e-mail heeft ontvangen waarin de naamswijziging per 16 maart 2020 werd aangekondigd. De naam [eiseres] is in deze e-mail weliswaar niet genoemd, maar [gedaagden c.s.] wist dat de naam van [bedrijf] gewijzigd zou worden en ook per welke datum. Op het moment dat zij een factuur ontvangt voor de diensten die zij voorheen van [bedrijf] ontving, ligt het op haar weg om te informeren of [eiseres] de nieuwe naam is van [bedrijf] . Dat [gedaagden c.s.] de brief van 16 maart 2020 waarin de nieuwe naam bekend is gemaakt niet heeft ontvangen zoals zij stelt, maakt dan ook geen verschil.
3.3.
Verder stelt [gedaagden c.s.] nog dat zij voorheen altijd bericht kreeg van [eiseres] met de vraag of zij akkoord gaat met verlenging van de overeenkomst. Dit is in 2020 niet gebeurd. Op grond van artikel 11.1 van de algemene voorwaarden is dat echter geen vereiste voor de verlenging van de overeenkomst. De overeenkomst wordt immers
stilzwijgendverlengd.
3.4.
Tussen [gedaagden c.s.] en [eiseres] bestaat dus sinds oktober 2011 een overeenkomst die ieder jaar stilzwijgend is verlengd, waaronder ook in het jaar 2020.
Heeft [eiseres] in 2020 de overeengekomen diensten geleverd?
3.5.
Aangezien er tussen [eiseres] en [gedaagden c.s.] een overeenkomst bestond in 2020, moet [eiseres] op grond daarvan bepaalde online marketingdiensten leveren, waarvoor [gedaagden c.s.] moet betalen. Het gaat in dit geval om de online plaatsing van de bedrijfsgegevens van [gedaagden c.s.] . [gedaagden c.s.] voert aan dat zij niet kan achterhalen of [eiseres] in 2020 wel een dergelijke vermelding van haar bedrijfsgegevens heeft geplaatst. Hiermee betwist [gedaagden c.s.] dus dat de diensten waar betaling voor wordt gevorderd zijn geleverd. Het ligt dan op de weg van [eiseres] om dit (nader) te onderbouwen.
3.6.
[eiseres] heeft geen enkel stuk overgelegd waaruit blijkt dat de bedrijfsgegevens van [gedaagden c.s.] ergens geplaatst of vermeld zijn in 2020. Sterker nog, zij stelt in haar conclusie van repliek dat er geen vermelding heeft plaatsgevonden, omdat [gedaagden c.s.] niet heeft betaald. Indien de bedrijfsgegevens van [gedaagden c.s.] niet zijn geplaatst of vermeld in het jaar 2020, valt niet in te zien waarom wel voor deze dienst betaald moet worden. De factuur van 4 oktober 2020 ziet immers op het jaar 2020. Niet is gesteld of gebleken dat de factuur een vooruitbetaling voor het jaar 2021 betreft. [gedaagden c.s.] heeft namelijk onbetwist aangegeven dat de betaling altijd na plaatsing werd voldaan aan [eiseres] , wat dus een betaling achteraf is. Bovendien is de overeenkomst inmiddels ontbonden door [eiseres] , waardoor de diensten ook niet meer geleverd kunnen worden.
3.7.
Omdat niet kan worden vastgesteld dat [eiseres] de diensten heeft geleverd waar de factuur van 4 oktober 2020 betrekking op heeft, hoeft [gedaagden c.s.] daar ook niet voor te betalen. De vordering van [eiseres] wordt daarom afgewezen. Hieruit volgt dat ook de gevorderde wettelijke handelsrente en de buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen.
Proceskosten
3.8.
[eiseres] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [gedaagden c.s.] vastgesteld op nihil.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
4.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden c.s.] tot dit vonnis vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.A. van Steenbeek en in het openbaar uitgesproken op 28 december 2022.