In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, heeft eiseres, een B.V., een vordering ingesteld tegen gedaagden, een V.O.F. en enkele natuurlijke personen, wegens onbetaalde facturen voor marketingdiensten. De overeenkomst tussen partijen dateert uit oktober 2011 en werd jaarlijks stilzwijgend verlengd. In maart 2020 heeft de dienstverlener haar naam veranderd van [bedrijf] naar [eiseres]. Gedaagden hebben de factuur van 4 oktober 2020, die betrekking heeft op het jaar 2020, niet betaald en betwisten de vordering. Zij stellen dat er geen toestemming is gegeven voor de naamsverandering en dat zij niet op de hoogte zijn gesteld van deze wijziging. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst door de naamsverandering niet is overgenomen, maar dat er sprake is van een naamsverandering van dezelfde vennootschap. De rechter oordeelt dat gedaagden op de hoogte waren van de naamswijziging en dat de overeenkomst dus doorloopt. Echter, eiseres heeft niet kunnen aantonen dat de overeengekomen diensten in 2020 zijn geleverd. De kantonrechter wijst de vordering van eiseres af en veroordeelt haar in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagden op nihil worden vastgesteld.