ECLI:NL:RBMNE:2022:635

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 februari 2022
Publicatiedatum
22 februari 2022
Zaaknummer
UTR - 21 _ 3844
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag inschrijving en tenaamstelling landbouwvoertuig met beroep op vertrouwensbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de directie van de RDW. De eiser had een aanvraag ingediend voor de inschrijving en tenaamstelling van een landbouwvoertuig, maar deze aanvraag werd door de RDW afgewezen. De RDW stelde dat het voertuig al op naam van de eiser was ingeschreven als bedrijfsvoertuig en dat de tenaamstelling niet was vervallen, ondanks een verzoek van de eiser uit 2013 om het voertuig om te zetten naar een landbouwvoertuig. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat er een toezegging was gedaan door de RDW dat het kenteken vervallen was verklaard. De rechtbank volgde daarbij de richtlijnen van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over het vertrouwensbeginsel. De rechtbank concludeerde dat de beroepsgrond van de eiser niet slaagde en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3844

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 februari 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en

de directie van de RDW, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Brouwer en mr. D. Hulshof)

Procesverloop

Bij besluit van 19 mei 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot inschrijving en tenaamstelling van een landbouwvoertuig afgewezen.
Bij besluit van 9 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden via een videobeeldverbinding op 14 december 2021. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft een aanvraag gedaan tot inschrijving en tenaamstelling van een landbouwvoertuig van het merk [merk] .
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat het voertuig reeds op naam van eiser is ingeschreven in het kentekenregister als bedrijfsvoertuig (artikel 58aa van het Kentekenreglement). In 2013 heeft eiser weliswaar een verzoek gedaan tot het laten vervallen van de tenaamstelling omdat er een 25 km auto (landbouwvoertuig) van gemaakt zou worden, maar dat heeft niet geleid tot het daadwerkelijk vervallen verklaren van de tenaamstelling. Verweerder heeft eiser op 9 augustus 2013 namelijk een brief gestuurd met het verzoek het voertuig ten behoeve van de omzetting in een landbouwvoertuig ter keuring aan te bieden, maar eiser heeft daarop geen actie ondernomen. De tenaamstelling is daarom niet vervallen verklaard. Eiser heeft wel jaarlijks de tenaamstelling van het voertuig geschorst. Eiser dient het voertuig alsnog te laten keuren om te beoordelen of het aan de voorwaarden voor een landbouwvoertuig voldoet.
2. Eiser heeft aangevoerd dat hij de brief van 9 augustus 2013 van verweerder nooit ontvangen heeft. Inmiddels gebruikt hij het voertuig al 8 jaar als landbouwvoertuig. Omdat landbouwvoertuigen sinds 1 januari 2021 van een kenteken moeten worden voorzien, wilde hij dat gaan regelen met gebruikmaking van de conversieregeling. Die regeling houdt in dat een reeds bestaand landbouwvoertuig zonder schouw kan worden geregistreerd. Hij was in de veronderstelling de omzetting van het voertuig naar een landbouwvoertuig destijds goed geregeld te hebben door het kentekenbewijs op te sturen en te vragen het voertuig om te zetten naar een landbouwvoertuig. Hij heeft nadien niets meer gehoord en ging ervan uit dat hij niets meer hoefde te doen. Hij voelt zich, nu dit anders blijkt te zijn, benadeeld omdat hij daardoor geen gebruik kan maken van voornoemde conversieregeling. Dat was niet gebeurd als hij de brief van verweerder zou hebben ontvangen, want dan had hij daar op gereageerd en had hij het voertuig destijds al laten keuren.
3. De rechtbank begrijpt dat eiser een beroep doet op het gerechtvaardigd vertrouwen dat hij heeft ontleend aan de omstandigheid dat hij nooit een reactie heeft ontvangen van verweerder op zijn verzoek om het voertuig om te zetten naar een landbouwvoertuig. De brief van 9 augustus 2013 heeft hij nooit ontvangen; hij wist dus niet dat een keuring vereist was. Eiser ging er vanuit dat het kenteken van het voertuig niet meer geregistreerd stond als bedrijfsauto en dat hij het voertuig nu als landbouwvoertuig kon registreren.
4. In de uitspraak van Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1694 heeft de Afdeling een stappenplan uiteengezet, dat moet worden gevolgd bij de beoordeling van een beroep op het vertrouwensbeginsel. Het gaat om de volgende drie vragen:
(1) Is er sprake van een toezegging ?
(2) Kan deze toezegging aan het bestuursorgaan worden toegerekend ?
(3) Moet het gerechtvaardigd gewekt vertrouwen worden gehonoreerd ?
5. Van een toezegging is sprake als uitlatingen of gedragingen van een ambtenaar redelijkerwijs de indruk wekken van een welbewuste standpuntbepaling van het bestuur over de manier waarop een bevoegdheid al dan niet zal worden uitgeoefend. Om een toezegging aan te nemen, dient de uitlating en/of gedraging in ieder geval te zijn toegesneden op de concrete situatie. Algemene voorlichting, of uitlatingen over een ander geval of tegen een derde, zijn niet aan te merken als een toezegging.
6.
De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat aan hem de toezegging is gedaan dat het kenteken vervallen is verklaard en dat het voertuig is omgezet naar een landbouwvoertuig, ondanks het ontbreken van de daarvoor ook toentertijd benodigde keuring.
7. De enkele omstandigheid dat eiser - zoals hij stelt - nooit meer wat heeft gehoord van verweerder op zijn aanvraag, kan niet als een dergelijke toezegging beschouwd worden. Eiser heeft immers nooit een bevestiging ontvangen dat het voertuig niet meer als bedrijfsauto stond geregistreerd, en heeft jaarlijks de tenaamstelling laten schorsen. Dat is alleen nodig als het voertuig nog op zijn naam geregistreerd stond. Het feit dat aan verweerder kan worden tegengeworpen dat hij geen actie heeft ondernomen toen er geen reactie van eiser kwam op de brief van 9 augustus 2013, terwijl verweerder in het bezit was van het kentekenbewijs van het voertuig, maakt dat niet anders. Nu naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is van een toezegging behoeven de overige vragen (2 en 3) geen bespreking. De beroepsgrond slaagt niet.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van mr. R.G. Kamphof, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.