ECLI:NL:RBMNE:2022:634

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 februari 2022
Publicatiedatum
22 februari 2022
Zaaknummer
UTR 21_3505
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om mantelzorgurgentie wegens niet voldoen aan zorgvereiste

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, woonachtig te [plaats 1], en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats 2]. Eiseres had een aanvraag ingediend voor mantelzorgurgentie, omdat haar dochter, mevrouw [A], mantelzorg verleent vanwege medische problematiek. De aanvraag werd afgewezen omdat eiseres niet voldeed aan de voorwaarde van minimaal vier dagen per week zorgverlening, zoals vereist in de Huisvestingsverordening. Eiseres verleende op dat moment slechts drie keer per week zorg, en een ander familielid hielp ook, maar dit voldeed niet aan de vereiste zorgfrequentie.

De rechtbank overwoog dat de beoordeling van de aanvraag ex tunc moest plaatsvinden, wat betekent dat alleen de feiten en omstandigheden ten tijde van het bestreden besluit in aanmerking genomen konden worden. Eiseres betwistte dat haar inkomen te hoog was om in aanmerking te komen voor een sociale huurwoning, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder dit in een nieuw besluit moest motiveren. De rechtbank volgde verweerder in zijn standpunt dat de zorgverlening niet voldeed aan de vereisten van langdurige zorg, en dat de hardheidsclausule niet van toepassing was. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond, maar gaf aan dat een nieuwe aanvraag versneld behandeld zou worden.

De uitspraak benadrukt het belang van het voldoen aan de specifieke voorwaarden voor mantelzorgurgentie en de strikte interpretatie van de regelgeving door de rechtbank. Eiseres werd erop gewezen dat bij een nieuwe aanvraag de situatie opnieuw beoordeeld zou worden, waarbij ook de afstandseisen en de zorgfrequentie opnieuw in overweging genomen moesten worden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3505

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 februari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: [A] )
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats 2] , verweerder

(gemachtigde: mr. J.H. Biervliet en K.K. Bahora).

Procesverloop

Bij besluit van 10 maart 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag voor mantelzorgurgentie van eiseres afgewezen.
Bij besluit van 23 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 december 2021 via een videobeeldverbinding. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

Aanvraag
1. Eiseres is woonachtig te [plaats 1] . Haar dochter, mevrouw [A] , tevens haar gemachtigde in deze zaak, verleent mantelzorg aan haar vanwege medische problematiek. [A] is sinds 2019 woonachtig in [plaats 2] . Eiseres heeft een aanvraag ingediend voor urgentie voor een woning in [plaats 2] .

Bestreden besluit

2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat niet wordt voldaan aan alle toepasselijke voorwaarden van de Huisvestingsverordening. Verweerder is van mening dat niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat er sprake is van langdurige zorg, namelijk dat er mantelzorg noodzakelijk is voor minimaal vier dagen per week, die naar verwachting nog enkele jaren moet worden verstrekt. Eiseres heeft in de aanvraag namelijk aangegeven dat de mantelzorg op dit moment drie keer per week wordt verleend. In het bestreden besluit heeft verweerder ook aan het besluit ten grondslag gelegd dat de reisafstand tussen het huidige woonadres van de mantelzorgverlener en de mantelzorgontvanger na verhuizing niet minder dan 5 kilometer wordt, omdat een woning die past binnen het zoekprofiel van eiseres binnen een straal van 5 km rond het woonadres van de zorgverlener ( [A] ) niet beschikbaar is. De feiten en omstandigheden leiden volgens verweerder niet tot de conclusie dat sprake is van een zodanige uitzonderlijke situatie en/of bijzondere hardheid dat toepassing zou moeten worden gegeven aan de hardheidsclausule.
Ontvankelijkheid beroep
3. Verweerder heeft daags voor de zitting verzocht om eiseres niet-ontvankelijk te verklaren in haar beroep, omdat zij geen procesbelang zou hebben, omdat zij niet in aanmerking komt voor een sociale huurwoning vanwege een te hoog verzamelinkomen van totaal € 117.691,00. Verweerder heeft een uitdraai uit WoningNet [plaats 2] toegevoegd waaruit dit blijkt uit een mutatie van 4 december 2021. Een woningzoekende kan in aanmerking komen voor een sociale huurwoning bij een jaarinkomen van maximaal € 40.765,00 voor een alleenstaande of € 45.014,00 bij meerpersoonshuishoudens.
4. De rechtbank overweegt dat het bestreden besluit niet op deze financiële stukken is gebaseerd. Daarbij komt dat eiseres betwist dat haar inkomen zo hoog is. [A] beschikt als enige over de inloggegevens van WoningNet en heeft de financiële gegevens van eiseres niet gewijzigd. Nu eiseres betwist dat het door verweerder genoemde bedrag haar verzamelinkomen is en dat zij niet aan de inkomenseis zou voldoen, zal verweerder dit in een besluit op een nieuwe aanvraag nader moeten motiveren. De stelling van verweerder staat daarom niet in de weg aan de behandeling van het beroep van eiseres.
Beroepsgronden
5. Eiseres voert aan dat zij ten tijde van de aanvraag 3 keer per week zorg verleende, maar dat een ander familielid 2 keer per week naar haar moeder gaat om te helpen met de administratie. Samen is dit 5 keer per week. Inmiddels reist zij 5 tot 6 keer per week naar haar moeder omdat haar moeder achteruit gaat en vergeetachtig is. Het is niet erg als de woning niet binnen een straal van 5 kilometer van de woning van [A] is en zij in de buurt van het centrum woont, als het maar minder is dan de afstand tot [plaats 1] . Er is bovendien binnen een straal van 5 kilometer wel degelijk een woning beschikbaar. Dit hoeft niet perse een woning met een lift te zijn.
Wettelijk kader
6. In bijlage II onder 1 van de Huisvestingsverordening, worden de urgentieregels als bedoeld in artikel 11, derde lid, van de Huisvestingsverordening en artikel 12, derde lid, van de Huisvestingswet, nader uitgewerkt.

1. Wettelijk aangewezen categorieën (artikel 11, tweede lid, onder a)

Artikel 12, derde lid van de Wet wijst de volgende categorieën aan:
(…)
woningzoekenden die mantelzorg als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 verlenen of ontvangen.
(…)
Woningzoekenden bedoeld onder b.dienen bij de aanvraag om urgentie aan te tonen dat een woning in [plaats 2] voor mantelzorger of -ontvanger de enige manier is om te zorgen dat mantelzorgontvanger zelfstandig kan (blijven) wonen. De mantelzorger moet geregistreerd zijn bij de Vrijwilligers en Mantelzorg Centrale [plaats 2] . Om voor voorrang op deze grond in aanmerking te komen dient voorts aan de volgende voorwaarden te zijn voldaan:
i.Burgemeester en wethouders, eventueel op advies van een medisch specialist, bepalen de zorgvraag en stellen vast dat in de zorgvraag kan worden voorzien met mantelzorg.
ii.De woningzoekende mantelzorger of –ontvanger heeft in de huidige woonsituatie geen huurschulden en geen overlast veroorzaakt.
iii.De reisafstand tussen het huidige woonadres van de mantelzorgverlener en dat van de mantelzorgontvanger is meer dan vijf kilometer en wordt na verhuizing minder dan vijf kilometer.
iv.Er is sprake van langdurige zorg, dat wil zeggen dat de mantelzorg noodzakelijk is over minimaal vier dagen per week en naar verwachting nog enkele jaren moet worden verstrekt.
v.Per mantelzorgsituatie wordt één urgentie afgegeven.

Oordeel rechtbank

7. Eiseres heeft in de aanvraag vermeld dat zij drie keer per week zorg verleent aan haar moeder en dat een familielid ook twee keer de administratie verzorgt. In het bezwaarschrift heeft eiseres aangegeven dat zij drie tot vier keer per week zorg verleent. De rechtbank volgt verweerder in diens standpunt dat hiermee niet wordt voldaan aan het vereiste dat de zorg minimaal op vier dagen per week wordt verstrekt en dat er daarom geen sprake is van langdurige zorg zoals bedoeld onder voorwaarde iv in bijlage II van de Verordening. De regeling kan niet zo uitgelegd worden dat de zorg die door verschillende zorgverleners wordt verstrekt bij elkaar kan worden opgeteld. Het feit dat eiseres in onderhavig beroep heeft aangevoerd dat zij inmiddels wel aan deze voorwaarden van minimaal vier dagen per week zorgverlening voldoet, aangezien zij op dit moment vijf tot zes keer per week zorg verleent, maakt dit niet anders. De beoordeling in dit beroep houdt een ex tunc toetsing in, wat inhoudt dat bij de beoordeling van dit beroep uitgegaan moet worden van van de feiten en omstandigheden die golden ten tijde van het nemen van het bestreden besluit. Als sindsdien die feiten zijn veranderd, zal eiseres een nieuwe aanvraag moeten doen.
8. Voor zover eiseres bedoeld heeft een beroep te doen op de hardheidsclausule, zoals vermeld in artikel 27 van de Verordening, overweegt de rechtbank dat het gebruik van deze bevoegdheid van verweerder door de bestuursrechter terughoudend wordt getoetst. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank in dit geval in redelijkheid op het standpunt mogen stellen dat de situatie van eiser niet zodanig schrijnend is dat toepassing van de hardheidsclausule geboden is. Verweerder heeft daarom mogen afzien van toepassing van de hardheidsclausule.
9. Het voorgaande betekent dat het beroep van eiseres ongegrond is. Voor het geval eiseres een nieuwe aanvraag gaat doen, wijst de rechtbank erop dat verweerder ter zitting heeft toegezegd dat een eventuele volgende aanvraag versneld in behandeling zal worden genomen. De rechtbank wil verder verweerder in dat kader meegeven dat zij verweerder niet zondermeer volgt in zijn stelling dat ook bij het verlenen van mantelzorg voor vier dagen of meer niet zou worden voldaan aan het vereiste van langdurige zorg omdat [A] full time werkt en daardoor niet in staat zou zijn om daadwerkelijk langdurige zorg te verlenen. Verweerder is van mening dat met ‘langdurige’ zorg niet alleen bedoeld is voor 4 dagen of meer per week, maar ook voor een substantiële hoeveelheid tijd per dag. Naar het oordeel van de rechtbank valt deze uitleg door verweerder niet zonder meer uit de Huisvestingsverordening af te leiden. De rechtbank wil verweerder verder meegeven dat zij ook vraagtekens stelt bij het standpunt van verweerder dat wanneer er überhaupt geen woning binnen het zoekprofiel bestaat binnen vijf kilometer, en het daardoor voor eiseres feitelijk onmogelijk is om binnen een straal van 5 km te gaan wonen in een binnen haar zoekprofiel passende woning, dit een afwijzingsgrond is op grond van de Verordening (voorwaarde iii). Ter zitting is hierover gesproken en heeft verweerder aangegeven dat als wel aan alle overige voorwaarden wordt voldaan, er opnieuw naar de aanvraag moet worden gekeken.
8. Gezien het voorgaande is het beroep ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 15 februari 2022 door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van mr. R.G. Kamphof, griffier, en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.