ECLI:NL:RBMNE:2022:6337

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 april 2022
Publicatiedatum
24 maart 2023
Zaaknummer
1630433720 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit met betrekking tot Opiumwet en strafrechtelijke vervolging

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 8 april 2022, is de verdachte beschuldigd van het telen van hennep en diefstal van elektriciteit. De tenlastelegging omvat drie feiten: het telen van 318 hennepplanten in de periode van 1 april 2020 tot en met 2 juni 2020, het voorhanden hebben van 8.849,50 gram hennep op 2 juni 2020, en de diefstal van elektriciteit van Liander N.V. in dezelfde periode. De rechtbank heeft op 25 maart 2022 een terechtzitting gehouden, waar de officier van justitie, mr. J.R.F. Esbir Wildeman, de vordering heeft ingediend en de verdediging werd vertegenwoordigd door mr. J.M. Keizer.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De verdachte heeft de feiten bekend, en de rechtbank heeft de bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van de verdachte en proces-verbaal van de politie, in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat de feiten wettig en overtuigend bewezen waren.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand en een taakstraf van 240 uren. De rechtbank overwoog dat er geen sprake was van een voortgezette handeling, omdat de feiten wezenlijk verschillende verwijten opleverden. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar oordeelde dat de verdachte strafbaar was. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/304337-20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 8 april 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] te [woonplaats]
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 maart 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J.R.F. Esbir Wildeman en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. J.M. Keizer, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
t.a.v. feit 1:in de periode van 1 april 2020 tot en met 2 juni 2020 te [plaats] 318 hennepplanten heeft geteeld en voorhanden heeft gehad;
t.a.v. feit 2:op 2 juni 2020 te [plaats] 8.849,50 gram hennep voorhanden heeft gehad;
t.a.v. feit 3:in de periode van 24 november 2019 tot en met 2 juni 2020 te [plaats] door middel van braak of verbreking elektriciteit heeft gestolen van Liander N.V..

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft de onder feit 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen [1] :
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 maart 2022;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 6 juni 2020, met bijlagen, genummerd PL0900-2020172275-1, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, houdende de bevindingen van verbalisant [verbalisant] , doorgenummerde pagina’s 5 tot en met 29;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 31 oktober 2020, genummerd PL0900-2020172275-19, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, houdende de bevindingen van verbalisant [verbalisant] , doorgenummerd pagina 33A.
  • een geschrift, inhoudende een afschrift van de aangifte met bijlagen van [A] , namens Liander N.V van 4 juni 2020, met mutatienummer PL0900-2020172275, pagina’s 82 tot en met 97.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
t.a.v. feit1:
in de periode van 1 april 2020 tot en met 2 juni 2020 te [plaats] , opzettelijk heeft geteeld en opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) 318 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
t.a.v. feit 2:
op 2 juni 2020 te [plaats] opzettelijk aanwezig heeft gehad 8.849,50 gram hennep, zijnde hennep, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
t.a.v. feit 3:
in de periode van 24 november 2019 tot en met 2 juni 2020 te [plaats] , , een hoeveelheid stroom (te weten in ieder geval 50.176 kWh), toebehorende aan Liander N.V., heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
t.a.v. feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
t.a.v. feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
t.a.v. feit 3:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 2 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- een taakstraf van 240 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 120 dagen hechtenis.
De officier van justitie heeft hierbij rekening gehouden met de richtlijnen van het Openbaar Ministerie, de duur van het telen en de bedrijfsmatige aspecten van de teelt.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte geen relevante justitiële documentatie heeft en dat voor zowel het telen als het voorhanden hebben van hennep zoals ten laste is gelegd onder feit 1 en 2 rekening gehouden dient te worden met de samenloopbepaling van de voortgezette handeling in de zin van artikel 56 van het Wetboek van Strafvordering.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Geen sprake van een voortgezette handeling
De verdediging heeft de rechtbank verzocht voortgezette handeling aan te nemen met betrekking tot feit 1 en feit 2. Daartoe is aangevoerd dat de aangetroffen hennep(toppen) afkomstig zijn van een eerdere oogst uit dezelfde kwekerij en dit kan op grond van de wet niet tot een hogere strafoplegging leiden.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt. Van een voortgezette handeling in de zin van artikel 56 van het Wetboek van Strafrecht is sprake indien de verschillende bewezen verklaarde, elkaar in de tijd opvolgende gedragingen (ook met betrekking tot het 'wilsbesluit') zo nauw met elkaar samenhangen dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen niet (meer dan enigszins) uiteenloopt.
De rechtbank is in casu van oordeel dat de feiten 1 en 2 wezenlijk verschillende verwijten opleveren, omdat aan het telen van de hennep zoals ten laste gelegd is onder feit 1 en het aanwezig hebben van hennep afkomstig uit een andere eerdere oogst een ander wilsbesluit ten grondslag ligt.
Persoonlijke omstandigheden
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 21 februari 2022, waaruit blijkt dat verdachte op 28 juni 2021 een geldboete ter hoogte van € 100,00 heeft opgelegd gekregen. De rechtbank houdt hier in het kader van artikel 63 Wetboek van Stafrecht rekening mee.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telen van hennep, het aanwezig hebben van ruime hoeveelheid hennep en aan diefstal van energie. Verdachte heeft hiermee een bijdrage geleverd aan de handel in softdrugs en daarmee gepaard gaande vermogens- en andere criminaliteit. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij beschikking had over een team vrijwilligers die meehielpen met het knippen van de oogst. Hieruit blijkt onder meer dat de hennepkwekerij door verdachte op bedrijfsmatige wijze gerund werd. Verdachte heeft op de terechtzitting aangevoerd dat hij alleen maar hennep kweekte om mensen in zijn omgeving te helpen met van zijn hennep gefabriceerde wietolie. Maar dat acht de rechtbank niet geloofwaardig. Het dossier bevat voor die stelling geen onderbouwing.
Strafoplegging
De rechtbank heeft bij het opleggen van de hieronder vermelde straf aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS. Deze oriëntatiepunten gaan bij een hennepkwekerij met daarin 318 planten uit van een taakstraf voor de duur van 120 uren een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand. Ten aanzien van het aanwezig hebben van de onder feit 2 ten laste gelegde 8.849,5 gram hennep houdt de rechtbank er rekening mee dat dit niet slechts de henneptoppen waren, maar complete plant(resten) betrof. . De rechtbank acht in dit geval een taakstraf voor de duur van 100 uren passend. Tot slot dient de diefstal van de elektriciteit apart worden meegewogen, omdat de oriëntatiepunten hier niet mede op zien. Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 3 en 11 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 1 maand;
- bepaalt dat de gevangenisstraf
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- als algemene voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 120 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Gerritse, voorzitter, mrs. C. van de Lustgraaf en mr. O. Böhmer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Steijns, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 april 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1. hij in of omstreeks de periode van 1 april 2020 tot en met 2 juni 2020 te [plaats] , in elk geval in Nederland, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 318 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond B Opiumwet )
2. hij op of omstreeks 2 juni 2020 te [plaats] opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 8.849,50 gram hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet )
3. hij in of omstreeks de periode van 24 november 2019 tot en met 2 juni 2020 te [plaats] , in elk geval in Nederland, een hoeveelheid stroom (te weten in ieder geval 50.176 kWh), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Liander N.V., in elk geval aan een ander dan aan verdachte, toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit, tenzij anders vermeld, pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 4 augustus 2021, genummerd PL0900- 2020347288, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 105. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.