ECLI:NL:RBMNE:2022:6334

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 november 2022
Publicatiedatum
23 maart 2023
Zaaknummer
C/16/522684 / HL ZA 21-158
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen stiefvader en stiefzoon over de geldigheid en nakoming van een overeenkomst met betrekking tot een woning

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een stiefvader en zijn stiefzoon over de geldigheid en nakoming van een overeenkomst die in het verleden is gesloten. De stiefvader stelt dat de stiefzoon zijn woning in economische zin aan hem heeft overgedragen. Jaren later is de stiefzoon onder bewind gesteld, en de stiefvader stelt de bewindvoerder aansprakelijk voor de verkoop van de woning door de bewindvoerder. De rechtbank heeft op 30 november 2022 een tussenuitspraak gedaan en besloten dat er een tweede mondelinge behandeling moet plaatsvinden. De bewindvoerder moet ervoor zorgen dat de stiefzoon verschijnt, zodat hij gehoord kan worden over de door de stiefvader gestelde overeenkomst. De rechtbank heeft de procedure verder uitgesteld om partijen de gelegenheid te geven hun standpunten en producties in te dienen. De kernvraag is of er een geldige koopovereenkomst is gesloten tussen de stiefvader en de stiefzoon, en of de stiefvader recht heeft op de woning. De rechtbank heeft de zaak naar de rol verwezen voor verdere behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Lelystad
zaaknummer / rolnummer: C/16/522684 / HL ZA 21-158
Vonnis van 30 november 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. R. Zwiers te Almere,
tegen
[gedaagde] h.o.d.n. [handelsnaam 1] en [handelsnaam 2] in haar hoedanigheid van bewindvoerder van de heer [onderbewindgestelde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. R. Kuizenga te Almere.
Partijen worden hierna [eiser] en [gedaagde] q.q. genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de op 25 mei 2021 betekende dagvaarding met 9 producties;
  • de conclusie van antwoord tevens houdende een eis in reconventie met 3 producties;
  • de aanvullende producties van [eiser] genummerd 10 tot en met 12;
  • de conclusie van antwoord in reconventie met producties genummerd 10 tot en met 16;
  • de brief van 3 juni 2022 met productie 4 en 5 van [gedaagde] q.q.;
  • de akte overlegging productie 17 van [eiser] ;
  • de akte wijziging van eis in reconventie met productie 6 namens [gedaagde] q.q., bij de rechtbank binnengekomen op 15 juni 2022;
  • de mondelinge behandeling van 20 juni 2022;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling en de reactie daarop van [eiser] ;
  • de akte houdende bezwaar van [eiser] tegen de wijziging van de eis in reconventie;
  • de akte overlegging producties met productie 7 tevens reactie op het bezwaar van [gedaagde] q.q.;
  • de akte overlegging producties met productie 18 tot en met 21 tevens akte uitlating van [eiser] .
1.2.
Het bezwaar van [eiser] tegen de eiswijziging van [gedaagde] q.q. is tijdens de mondelinge behandeling, zoals vastgelegd in het proces-verbaal, afgewezen. Het is begrijpelijk dat [gedaagde] zich op het standpunt heeft gesteld dat [eiser] met het nemen van zijn aktes van 29 juni 2022 en 17 augustus 2022 voldoende tijd en gelegenheid heeft gehad om op die eiswijziging te reageren. Aan de andere kant staat niets er in de weg dat [eiser] op de roldatum waarnaar de zaak verwezen zal worden tevens een akte neemt om inhoudelijk op de eiswijziging te reageren.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De heer [onderbewindgestelde] (hierna: [onderbewindgestelde] ) is de stiefzoon van [eiser] . [eiser] heeft [onderbewindgestelde] verzorgd en opgevoed vanaf het vijfde levensjaar van [onderbewindgestelde] .
2.2.
[onderbewindgestelde] is eigenaar van het appartementsrecht, recht gevende op het uitsluitend gebruik van de ruimte op de begane grond, aan het [straat 1] [nummeraanduiding 1] / [nummeraanduiding 2] in [plaats] (hierna: het Appartement).
2.3.
Op 29 oktober 2009 hebben [eiser] en [onderbewindgestelde] een document getekend, waarin staat:
‘ [eiser (voornaam)] en [onderbewindgestelde (voornaam)](de rechtbank voegt toe: bedoeld zijn [eiser] en [onderbewindgestelde] )
Afspraken inzake [straat 1] [nummeraanduiding 1] / [nummeraanduiding 2] dd 29/10/2009.
Uitgangspunten:
[onderbewindgestelde (voornaam)] heeft pand te koop aangeboden aan [.] voor 120.000
[eiser (voornaam)] heeft veel werk gedaan inzake [straat 2]
[eiser (voornaam)] koopt pand voor 115.000
[eiser (voornaam)] betaalt z.s.m. 15.000
Resteert 100.000. Dat is ongeveer de hypotheekschuld.
[eiser (voornaam)] betaalt jaarlijks rentekosten en andere kosten (o.a. verzekering, heffingen) aan [onderbewindgestelde (voornaam)] . Per maand wordt 500 euro betaald, verrekening volgt na afloop.
Er zal pas worden overgedragen als [eiser (voornaam)] dat verzoekt, nu nog niet want, [eiser (voornaam)] want nog op de opbrengst van een rechtszaak tegen het humanistisch verbond.’
2.4.
Het Appartement wordt door [eiser] verhuurd aan een derde. De jaarlijkse huuropbrengst is op dit moment ongeveer € 15.000,00. De huur wordt aan [eiser] voldaan en door [eiser] behouden.
2.5.
Op 22 januari 2020 heeft [onderbewindgestelde] een document getekend waarin staat:
‘Onherroepelijke machtiging
Ondergetekende [onderbewindgestelde] (…) en [eiser] (…) hebben in 2009 een koopovereenkomst gesloten inzake het pand [straat 1] [nummeraanduiding 1] te [plaats] . De koopprijs bedroeg 115.000 euro, waarvan 15.000 euro direct voldaan is en daarna door betaling door [eiser] van de hypotheektermijnen het in die termijnen verschuldigde aflossinggedeelte. [eiser] hoeft dus bij levering aan zichzelf of een derde niets meer te betalen, maar uiteraard moet hij er wel voor zorgen dat de hypotheek die op naam van [onderbewindgestelde] staat wordt afgelost.
[onderbewindgestelde] geeft hierbij een onherroepelijke volmacht aan [eiser] om het pand [straat 1] [nummeraanduiding 1] te leveren en op zijn naam te doen overschrijven of door te verkopen en te leveren op naam van een derde, mits de koopprijs maar zodanig is dat de op het pand gevestigde hypotheek kan worden afgelost.
Zolang het pand nog op naam van [onderbewindgestelde] bestaat is [eiser] gemachtigd over het pand te beschikken als ware hij eigenaar.’
2.6.
Op de mondelinge behandeling is vastgesteld dat de handtekening van [onderbewindgestelde] onder het document van 22 januari 2020 is gelegaliseerd door mr. [A] van [notariskantoor] .
2.7.
Bij beschikking van 21 april 2020 heeft de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland vanaf 22 april 2020 een bewind ingesteld over de goederen van [onderbewindgestelde] . [gedaagde] q.q. is tot bewindvoerder benoemd.
2.8.
Op 17 juli 2002 heeft [gedaagde] q.q. aan [onderbewindgestelde] een e-mail toegestuurd, waarin staat:
‘Onderstaande e-mail heb ik ontvangen van de ING. De woning mag niet verhuurd worden. Dit is een normale eis van de hypotheekgever. Deze situatie moet dus veranderen. Ik stel dus voor dat of dhr. [eiser] de woning koopt en betaald, gewoon via de notaris. Of dat jij de woning verkoopt aan een derde. Dan moet de woning wel geleverd worden. Ik zou graag een voorstel van [onderbewindgestelde (voornaam)] willen, zodat we e.e.a. op kunnen lossen.’
2.9.
[onderbewindgestelde] heeft op deze e-mail dezelfde dag gereageerd:
‘Mijn voorstel luidt als volgt, verkoop en levering, zoveel als mogelijk in samenspraak. Verhuren doe ik zelf niet, heb ik ook nooit gedaan en zal dat ook in de toekomst niet doen.’
2.10.
Bij brieven van 9 augustus 2020 en 25 oktober 2020 heeft [eiser] aan
[gedaagde] q.q. geschreven dat zij zich schuldig maakt aan diefstal omdat zij probeert het Appartement zonder toestemming van [eiser] te verkopen aan een derde. [eiser] schrijft onder meer dat hij haar aansprakelijk stelt voor de door hem geleden schade en dat [onderbewindgestelde] geen recht heeft het Appartement te verkopen omdat dat pand ‘de facto’ (..) ‘materieel geen vermogensbestanddeel’ van [onderbewindgestelde] zou zijn.
2.11.
Bij brief van 30 oktober 2020 heeft [eiser] aan [gedaagde] q.q. geschreven dat [onderbewindgestelde] hem onherroepelijk gemachtigd heeft ‘op te treden als ware ik de eigenaar waaruit blijkt dat hij geen enkel materiaal belang meer heeft bij het pand’.
2.12.
Bij e-mail van 5 november 2020 heeft [gedaagde] q.q. aan [eiser] geschreven dat zij de zaken van [onderbewindgestelde] behartigt, dat zij daar [eiser] niet in zal betrekken, dat het Appartement eigendom is van [onderbewindgestelde] en dat zij die kwestie met [onderbewindgestelde] zal afwikkelen zonder bemoeienis van [eiser] . Bij brief van 15 december 2020 heeft [eiser] aan [onderbewindgestelde] geschreven dat hij [gedaagde] q.q. persoonlijk aansprakelijk houdt voor de schade als gevolg van de ‘onterechte bemoeienis’ met het Appartement en dat hij bezig is de ‘formele eigendom’ van [onderbewindgestelde] te doen eindigen ‘op basis van de verkoopovereenkomst uit 2009 en de onherroepelijke machtiging van 24 januari 2020’.
2.13.
[gedaagde] q.q. heeft het Appartement op 25 april 2021 in verhuurde staat verkocht aan [B] , [C] en [D] (hierna gezamenlijk: [achternaam van B, C en D] c.s.) voor
€ 140.000,00. In de schriftelijke koopovereenkomst en in de ‘notariële verklaring koopovereenkomst’ is bepaald dat de levering van het Appartement plaats zal vinden op 12 mei 2021.
2.14.
In de koopovereenkomst tussen [gedaagde] q.q. en [achternaam van B, C en D] c.s. staat in artikel 18.4:
‘Koper is ermee bekend dat de heer [eiser] (stiefvader van verkoper) sinds 2009 van mening is dat hij rechten zou kunnen doen gelden met betrekking tot het verkochte en zich sindsdien als eigenaar van het verkochte heeft gedragen. Indien door of namens de heer [eiser] maatregelen worden genomen die transport verhinderen, heeft verkoper tot de dag van transport het recht deze koopovereenkomst te ontbinden door middel van een schriftelijke verklaring daartoe aan Koper en de notaris’.
2.15.
Bij e-mail van 21 mei 2021 heeft [gedaagde] q.q. aan [eiser] geschreven dat van een koopovereenkomst tussen [onderbewindgestelde] en [eiser] geen sprake is, en van nakoming door [eiser] evenmin. Zij heeft [eiser] eenmalig en onverplicht de kans gegeven haar te bevestigen dat hij het Appartement zal afnemen tegen betaling van een koopsom van € 140.000,00.
2.16.
Op 11 mei 2021 heeft [eiser] een verzoek ingediend tot het leggen van conservatoir beslag op het Appartement. De voorzieningenrechter heeft het verlof dezelfde dag verleend. Op 11 mei 2021 heeft de deurwaarder het conservatoir beslag gelegd en op 17 mei 2021 heeft hij het beslag aan [gedaagde] q.q. betekend.
2.17.
[eiser] heeft bij brief van 24 mei 2021 van mr. R. Zwiers aan [gedaagde] q.q. geschreven dat hij niet op haar voorstel zal ingaan omdat hij het Appartement reeds heeft gekocht voor € 115.000,00 en haar gesommeerd zich te onthouden van het leveren van het Appartement aan een derde.
2.18.
Bij beschikking van 15 juli 2021 heeft de kantonrechter aan [gedaagde] q.q. een machtiging verleend voor het ontbinden van de koopovereenkomst met [achternaam van B, C en D] c.s. [gedaagde] q.q. heeft bij brief van 23 april 2021 aan [achternaam van B, C en D] c.s. de koopovereenkomst met [achternaam van B, C en D] c.s. ontbonden op grond van het hiervoor geciteerde artikel 18.4.
2.19.
Op 11 december 2021 heeft [eiser] een brief aan de ING bank toegestuurd, waarin staat:
‘Naar aanleiding van uw mail van 10/12/2021 14.46 uur gericht aan [onderbewindgestelde] inzake [straat 1] [nummeraanduiding 1] te [plaats] uw nummers [nummeraanduiding 3] , [nummeraanduiding 4] en [nummeraanduiding 5] deel ik u het volgende mede:
Met referte aan mijn eerdere schrijven van 9/8/2021 en uw opeising hypotheeklening van 5/8/201 waarin een bedrag van 75.204,67 euro wordt genoemd als totale hypotheekschuld op 5 augustus 2021, zal door mij dit bedrag van 75.204,67 euro per omgaande en voor 17/12/2021 worden voldaan.
Dit ter voorkoming van de aangekondigde openbare verkoop van het appartement [straat 1] [nummeraanduiding 1] .
In de mail van 10/12 worden ook een achterstand van 3.119,83 euro op [nummeraanduiding 3] en 57,47 euro op [nummeraanduiding 4] genoemd. Het is mij niet duidelijk of die bedragen zijn inbegrepen in het op 5/8/2021 genoemde bedrag van 75.204,67 euro en of de sindsdien door mij betaalde hypotheektermijnen nog van invloed zijn op het per heden openstaande hypotheeksaldo. Ik verzoek u hierbij om een specificatie van de door u genoemde bedragen, ondergetekende betaalt immers al sinds geruime tijd de hypotheektermijnen.
Voorzover bovengenoemde twee achterstanden niet zijn inbegrepen in het op 5/8/2021 genoemde saldo zal onder voorbehoud dat uw opgave correct is per omgaande een bedrag van 75.204,67 euro plus 3.119,83 euro plus 57,47 euro worden overgemaakt op de door ING genoemde rekening (…).’
2.20.
Op 14 december 2021 is van de rekening van mw. [E] een bedrag van
€ 50.000,00 overgeschreven aan ING Bank N.V. onder de omschrijving ‘ [nummeraanduiding 3] -Extra’ en het kenmerk ‘ [nummeraanduiding 4] [nummeraanduiding 5] algehele aflo’. Op 15 december 2021 is van de rekening van mw. [E] een bedrag van € 25.204,67 overgeschreven aan ING Bank N.V. met dezelfde omschrijving en hetzelfde kenmerk. Verder zijn op 15 december 2021 een bedrag van € 3.119,83 en een bedrag van € 57,47 van de rekening van mw. [E] overgeschreven aan ING Bank N.V. onder de omschrijving ‘ [nummeraanduiding 3] -Maandlasten’ en met het kenmerk ‘conform uw mail 10/12/2021’.
2.21.
[onderbewindgestelde] , vertegenwoordigd door mr. R. Zwiers, heeft op 10 juni 2022 bij de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland een verzoek ingediend tot beëindiging van zijn onderbewindstelling, onder meer op grond van het opzettelijk benadelen van zijn financiële belangen door [gedaagde] q.q. door het Appartement ‘welk appartement verzoeker in 2009 heeft verkocht aan zijn stiefvader, de heer [eiser] ’ (…) voor een bedrag ‘van maar liefst € 160.000,00 beneden de marktwaarde’ te verkopen.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiser] vordert dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht te verklaren dat [gedaagde] q.q. onrechtmatig heeft gehandeld door het Appartement aan een derde partij te verkopen;
II. [gedaagde] q.q. te verbieden om zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van [eiser] op enigerlei wijze haar medewerking te verlenen aan de verkoop en / of levering van het Appartement aan een derde partij, op straffe van een dwangsom van € 100.000,00 per overtreding;
III. [gedaagde] q.q. te veroordelen in de beslagkosten;
IV. [gedaagde] q.q. te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van het vonnis tot de dag van gehele betaling, en de nakosten.
3.2.
[gedaagde] q.q. concludeert dat [eiser] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vorderingen of dat zijn vorderingen afgewezen moeten worden. Zij vraagt een veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
in reconventie
3.3.
[gedaagde] q.q. vordert na wijziging van haar eis bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair
I. te verklaren voor recht dat de afspraak van 30 oktober 2009 niet kwalificeert als een koopovereenkomst onroerende zaak en dat daaruit geen verplichtingen voor [onderbewindgestelde] voortvloeien, zodat het [onderbewindgestelde] vrij staat het Appartement te verkopen en daarbij te bepalen dat [eiser] uit hoofde van de afspraak van 30 oktober 2009 niets van [onderbewindgestelde] te vorderen heeft;
II. de verklaring van [onderbewindgestelde] met de onherroepelijke volmacht van 22 januari 2020 geheel of gedeeltelijk te vernietigen op grond van misbruik van omstandigheden;
subsidiair, in het geval de rechtbank oordeelt dat een koopovereenkomst tot stand is gekomen,
III. de verklaring van [onderbewindgestelde] met de onherroepelijke volmacht van 22 januari 2020 geheel of gedeeltelijk te vernietigen;
IV. [eiser] te veroordelen om binnen drie maanden na dit vonnis medewerking te verlenen aan overdracht van het appartementsrecht, tegen betaling van een bedrag van € 39.795,33, bij gebreke waarvan [gedaagde] q.q. of [onderbewindgestelde] het recht heeft de koopovereenkomst te ontbinden,
primair en subsidiair:
V. [eiser] te veroordelen in de proceskosten.
3.4.
[eiser] concludeert dat de vorderingen van [gedaagde] q.q. moeten worden afgewezen. Zij vordert - uitvoerbaar bij voorraad - [eiser] te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 dagen na het eerste schriftelijke betalingsverzoek, en de nakosten.
3.5.
Op de stellingen van partijen in conventie en in reconventie wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kernvraag die partijen verdeeld houdt, is of er tussen [onderbewindgestelde] en [eiser] op 29 oktober 2009 een geldige koopovereenkomst gesloten is op grond waarvan [onderbewindgestelde] gehouden is het Appartement aan [eiser] te leveren en zo ja, of [eiser] verplicht is aan [onderbewindgestelde] € 39.795,33 te voldoen. [eiser] stelt dat hij op grond van die overeenkomst economisch eigenaar van het Appartement is geworden en dat hij zich sedertdien ook als economisch eigenaar heeft gedragen omdat hij daadwerkelijk de in 2009 overeengekomen betalingen heeft verricht.
4.2.
In deze zaak is [onderbewindgestelde] de materiële procespartij aan de zijde van gedaagde. Alvorens de vraag te beantwoorden of [onderbewindgestelde] op 29 oktober 2009 een geldige koopovereenkomst met [eiser] gesloten heeft, acht de rechtbank het van belang [onderbewindgestelde] te horen. Daartoe zal de rechtbank een mondelinge behandeling bepalen. [gedaagde] q.q. wordt verzocht er voor zorg te dragen dat [onderbewindgestelde] op de mondelinge behandeling verschijnt.
4.3.
Beide partijen hebben bij akte aanvullende producties ingediend naar aanleiding van de afspraken die op de mondelinge behandeling zijn gemaakt. De rechtbank kan de inhoud van die producties thans nog niet meenemen in de beoordeling van het geschil omdat partijen eerst in de gelegenheid gesteld moeten worden op elkaars producties te reageren.
4.4.
De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen voor:
  • opgave van verhinderdata door beide partijen, waarbij [gedaagde] q.q. ook opgave zal doen van de verhinderdata van [onderbewindgestelde] ;
  • akte aan de zijde van [eiser] waarin hij kan reageren op de door [gedaagde] q.q. gewijzigde eis in reconventie en op de akte overleggen producties van
  • akte aan de zijde van [gedaagde] q.q. waarin zij kan reageren op de akte overleggen producties van [eiser] .
De inhoud van de door partijen te nemen aktes dient tot deze instructie beperkt te zijn.

5.De beslissing

De rechtbank,
in conventie en reconventie,
5.1.
verwijst de procedure naar de rolzitting van
21 december 2022voor:
  • het indienen van een akte door [eiser] met daarin een reactie op de eiswijziging van [gedaagde] q.q. en een reactie op de door [gedaagde] q.q. in het geding gebrachte producties op de rol van 17 augustus 2022;
  • het indienen van een akte door [gedaagde] q.q. met daarin een reactie op de door [eiser] in het geding gebrachte producties op de rol van 17 augustus 2022;
  • opgave van hun verhinderdagen over de periode vanaf januari 2023 tot en met maart 2023 ten behoeve van het plannen van een mondelinge behandeling waarop [onderbewindgestelde] , die daartoe zal worden opgeroepen door [gedaagde] q.q., zal worden gehoord;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe en in het openbaar uitgesproken 30 november 2022.