ECLI:NL:RBMNE:2022:633

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 februari 2022
Publicatiedatum
22 februari 2022
Zaaknummer
UTR 21_4145
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering zorgtoeslag wegens onterecht ontvangen bedrag zonder toeslagpartner

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 17 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Belastingdienst/Toeslagen over de zorgtoeslag. Eiseres ontving in 2019 voorschotten zorgtoeslag, maar de Belastingdienst heeft deze later herzien en vastgesteld op een lager bedrag, omdat eiseres volgens hen geen recht had op zorgtoeslag over de periode van oktober tot en met december 2019. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar haar beroep is ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet kon aantonen dat zij in die periode zorgverzekerd was en dat de terugvordering van het teveel ontvangen bedrag van € 856,- niet onredelijk was. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres geen toeslagpartner had, maar dat de zorgtoeslag die zij had ontvangen voor twee personen was, terwijl zij slechts recht had op de toeslag voor één persoon. De rechtbank concludeerde dat de Belastingdienst terecht het teveel toegekende bedrag terugvorderde, en dat er geen feiten of omstandigheden waren die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4145

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 februari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , [land] , eiseres,

(gemachtigde: mr. R. Engwegen),
en

Belastingdienst/Toeslagen, kantoor Utrecht, verweerder

(gemachtigde: mr. D. Bastinck en mr. R. Noortmann).

Procesverloop

In het besluit van 13 februari 2021 (primair besluit) heeft verweerder de zorgtoeslag van eiseres definitief berekend.
In het besluit van 31 augustus 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 17 januari 2022 via een videobeeldverbinding op zitting behandeld. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiseres heeft over 2019 voorschotten zorgtoeslag ontvangen van verweerder. Bij besluit van 13 maart 2020 is de toeslag opnieuw berekend en vastgesteld op € 1.736,-. Daarbij is verweerder er vanuit gegaan dat eiseres met ingang van 1 oktober 2019 niet (meer) voor zorg verzekerd was en dat eiseres een toeslagpartner heeft. Eiseres heeft hiertegen op 24 juni 2020 bezwaar gemaakt. Zij heeft daarbij aangevoerd dat zij geen toeslagpartner heeft.
In het besluit van 28 december 2020 is het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was. Het bezwaarschrift is wel aangemerkt als een verzoek om herziening. Verweerder heeft vervolgens in het besluit van 13 maart 2021 de zorgtoeslag over 2019 definitief vastgesteld op € 892,- en een bedrag van € 856,- (€ 844,- en € 12,- rente) teruggevorderd. Bij deze berekening is verweerder ervan uitgegaan dat eiseres geen toeslagpartner heeft.
Standpunt verweerder
2. Volgens verweerder kan aan eiseres alleen zorgtoeslag worden toegekend over de maanden januari 2019 tot en met september 2019. Eiseres heeft over de periode 1 oktober 2019 tot en met 31 december 2019 geen recht op zorgtoeslag, omdat zij niet zorgverzekerd was gedurende die periode. Verweerder heeft zich in het verweerschrift aanvullend op het standpunt gesteld dat het terug te vorderen bedrag is gebaseerd op het feit dat achteraf is gebleken dat eiseres geen toeslagpartner had. Het bedrag van € 1.736,- dat aanvankelijk was toegekend was niet correct, omdat eiseres zonder toeslagpartner, slechts aanspraak kon maken op € 892,-.
Standpunt eiseres
3. Eiseres heeft aangevoerd dat zij in de periode oktober 2019 tot en met december 2019 in Nederland werkzaam was en dus wel verzekerd was voor de Wet op de Zorgtoeslag. Zij beschikt echter niet meer over haar salarisspecificaties over deze maanden, zodat zij dit niet kan bewijzen. Volgens eiseres dient verweerder de stelling dat zij niet verzekerd was nader te onderbouwen.
Daarnaast heeft eiseres aangevoerd dat verweerder er ten onrechte vanuit is gegaan dat zij een toeslagpartner had, omdat de heer [A] op Bonaire woonde en niet bij eiseres, en hij met eiseres een huurovereenkomst had gesloten. Dit is in eerdere procedures ook door verweerder erkend. Omdat sprake is van een misslag van verweerder, acht eiseres het niet terecht dat zij dit bedrag moet terugbetalen. Volgens eiseres had de belangenafweging in haar voordeel moeten uitvallen.
Heeft eiseres recht op zorgtoeslag over de periode 1 oktober 2019 tot en met 31 december 2019?
4. Ingevolge artikel 1, onder d, van de Wet op de zorgtoeslag bestaat alleen recht op zorgtoeslag indien een zorgverzekering is afgesloten. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voor de berekening van de zorgtoeslag over het jaar 2019 terecht is uitgegaan van de periode van 1 januari 2019 tot en met 30 september 2019. Dat eiseres over de periode van 1 oktober 2019 tot en met 31 december ook voor zorg verzekerd was is niet gebleken. Het is aan eiseres om dit te bewijzen en dat heeft ze niet gedaan. Verweerder heeft uitgelegd dat hij zich op de gegevens van het College zorgverzekeringen heeft gebaseerd. Eiseres heeft haar stelling dat deze gegevens niet zouden kloppen niet onderbouwd. Dat zij niet kan bewijzen dat zij wel verzekerd zou zijn geweest, komt voor haar eigen rekening en risico.
Heeft verweerder terecht een bedrag van € 856,- teruggevorderd?
5. Vaststaat tussen partijen dat eiseres geen toeslagpartner heeft. Eiseres heeft erkend dat het bedrag aan zorgtoeslag dat definitief door verweerder is berekend ( € 892,-) op zichzelf juist is. Verweerder vordert een bedrag van € 856,- terug (€ 1.736.- minus € 892.- en € 12,- rente). De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat deze terugvordering niet redelijk is, omdat sprake zou zijn van een misslag van verweerder. Op basis van de stukken in het dossier kan worden vastgesteld dat er eerder discussie is geweest over de vraag of eiseres een toeslagpartner had of niet. Verweerder heeft uiteindelijk onderkend dat eiseres geen toeslagpartner heeft. Dit is ook de reden dat de zorgtoeslag over 2019 in het besluit van 13 februari 2021 lager is vastgesteld. De rechtbank ziet hierin echter geen aanleiding om te oordelen dat verweerder het teveel toegekende niet zou mogen terugvorderen van eiseres. Daarbij is van belang dat de zorgtoeslag is in het geval van eiseres is bedoeld voor één persoon en dat zij een bedrag heeft ontvangen voor twee personen. Dat is meer dan waar eiseres aanspraak op kon maken en dan de kosten die zij heeft gehad. De rechtbank begrijpt dat het vervelend is dat eiseres nu een bedrag moet terugbetalen, maar is van oordeel dat het niet onredelijk of onevenredig is van verweerder om dit bedrag terug te vorderen. Verweerder heeft er daarbij op zitting overigens nog terecht op gewezen dat het bij andere toeslagen mogelijk in het voordeel van eiseres heeft uitgepakt.
6. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het niet onredelijk is dat verweerder het bedrag waar eiseres geen aanspraak op kon maken heeft teruggevorderd. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die tot een ander oordeel zouden moeten leiden.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van mr. R.G. Kamphof, griffier. De beslissing is uitgesproken op 17 februari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
De rechter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.