ECLI:NL:RBMNE:2022:6304

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 mei 2022
Publicatiedatum
14 maart 2023
Zaaknummer
524620 FA RK 21-1479
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding van een Eritrees huwelijk met afwijkend huwelijkscertificaat en minderjarige bruid

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 20 mei 2022 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, die in Eritrea met elkaar zijn gehuwd. De man, die de Nederlandse nationaliteit heeft, verzocht de rechtbank om de echtscheiding uit te spreken en om te bepalen dat hij de huurder is van een woning. De vrouw, die zonder bekende woon- of verblijfplaats is, heeft geen verweer gevoerd en is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk is gesloten in 2013, toen de vrouw naar alle waarschijnlijkheid 16 jaar oud was, en dat het huwelijkscertificaat afwijkingen vertoont ten opzichte van reguliere certificaten uit Eritrea. Desondanks heeft de rechtbank geoordeeld dat het huwelijk rechtsgeldig is en kan worden erkend in Nederland, omdat de vrouw op het moment van indiening van het verzoek tot echtscheiding meerderjarig was. De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken, maar het verzoek van de man om te bepalen dat hij de huurder is van de woning afgewezen, omdat de vrouw geen hoofdverblijf in Nederland heeft. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/524620 / FA RK 21-1479
Echtscheiding
Beschikking van 20 mei 2022
in de zaak van:
[de man] ,
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. R. Achttienribbe,
tegen
[de vrouw] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
hierna te noemen: de vrouw.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift van de man met bijlagen, binnengekomen op 5 juli 2021;
  • het betekeningsexploot;
  • het F9-formulier van 13 juli 2021 met een bijlage;
  • het F9-formulier van 30 december 2021 met een bijlage.
1.2.
Binnen de daarvoor gestelde termijn heeft de vrouw geen verweer gevoerd.
1.3.
Het verzoek is besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 8 maart 2022. De man en zijn advocaat zijn op de zitting verschenen. Daarbij was de man aanwezig in het gerechtsgebouw aan het Vrouwe Justitiaplein in Utrecht. De advocaat heeft de zitting via Skype bijgewoond.
1.4.
De vrouw is opgeroepen via een advertentie in de Staatscourant van 6 januari 2022. De vrouw is niet verschenen.
1.5.
Na de zitting heeft de rechtbank, overeenkomstig ter zitting gemaakte afspraken, nog ontvangen het F9-formulier van 3 april 2022 met een nadere toelichting op de rechtsgeldigheid van het huwelijk. In samenhang daarmee heeft de man nog een aanvullend verzoek gedaan.

2.Waar gaat het over?

2.1.
De man stelt dat partijen op [Datum] 2013 in [plaats] (Eritrea) met elkaar zijn gehuwd.
2.2.
De man heeft de Nederlandse nationaliteit.
2.3.
De man verzoekt de rechtbank primair de echtscheiding tussen partijen uit te spreken en te bepalen dat de man de huurder is van de woning aan de [adres] in [woonplaats] . Subsidiair verzoekt de man voor recht te verklaren dat erkenning aan het huwelijk tussen partijen wordt onthouden wegens kennelijke strijd met de Nederlandse openbare orde.

3.De beoordeling

Bevoegdheid
3.1.
De man heeft zijn gewone verblijfplaats in Nederland en woont hier al langer dan een jaar. Daarom komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om op het verzoek te beslissen. Dat volgt uit artikel 3 lid 1 onder a van de EG-verordening nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid (Brussel II-bis).
Rechtsgeldigheid en erkenning huwelijk
3.2.
De rechtbank moet vervolgens beoordelen of er sprake is van een rechtsgeldig huwelijk dat in Nederland kan worden erkend. Artikel 10:31 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat een buiten Nederland gesloten huwelijk dat ingevolge het recht van de staat waar de huwelijksvoltrekking plaatsvond rechtsgeldig is of nadien rechtsgeldig is geworden, als zodanig wordt erkend. Artikel 10:31 lid 4 BW bepaalt dat een huwelijk wordt vermoed rechtsgeldig te zijn, indien een huwelijksverklaring is afgegeven door een bevoegde autoriteit.
3.3.
De man heeft een kerkelijk huwelijkscertificaat overgelegd. Dit huwelijkscertificaat vertoont afwijkingen ten opzichte van reguliere huwelijkscertificaten uit Eritrea in de zin dat pasfoto’s van partijen ontbreken. De rechtbank gaat er desondanks vanuit dat er sprake is van een rechtsgeldig huwelijk. De man heeft namelijk bij het eerste gehoor bij de IND verklaard te zijn getrouwd en ook is het huwelijk geregistreerd bij de burgerlijke stand. Ook op de zitting heeft de man verklaard te zijn gehuwd.
3.4.
De vrouw is volgens de man geboren in 1997. De rechtbank stelt vast dat de vrouw op [Datum] 2013, het moment dat het huwelijk is gesloten, naar alle waarschijnlijkheid 16 jaar en dus nog geen 18 jaar oud was. Dat doet aan de rechtsgeldigheid van het huwelijk echter niets af. Uit het ambtsbericht Eritrea van oktober 2019, uitgegeven door het Ministerie van Buitenlandse Zaken, blijkt dat de huwelijksleeftijd in Eritrea 18 jaar bedraagt. Van die leeftijdsgrens kan worden afgeweken op basis van gewoonterecht, mits de huwelijkspartners niet jonger zijn dan 15 jaar. De vrouw was ten tijde van het huwelijk nog net 15 jaar of 16 jaar, zodat ook aan dit vereiste is voldaan. Op grond van artikel 10:31 lid 1 BW kan het huwelijk van partijen dus als zodanig worden erkend.
3.5.
Op grond van artikel 10:32 onder c BW wordt, ongeacht artikel 10:31 BW, aan een buiten Nederland gesloten huwelijk alsnog erkenning onthouden, indien deze erkenning kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde en in ieder geval indien één der echtgenoten op het tijdstip van het huwelijk niet de leeftijd van achttien jaar had bereikt, tenzij de echtgenoten op het moment dat de erkenning van het huwelijk gevraagd wordt beiden de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt. De vrouw is meerderjarig op het moment van indiening van het verzoek tot echtscheiding, zodat ook aan dit vereiste is voldaan.
3.6.
Nu de rechtbank vindt dat het huwelijk in Nederland kan worden erkend, kan het primair verzoek tot echtscheiding worden behandeld en komt de rechtbank niet toe aan het aanvullend gedane subsidiaire verzoek om voor recht te verklaren dat aan het huwelijk erkenning wordt onthouden.
Toepasselijk recht
3.7.
Op het verzoek tot echtscheiding en de verzochte nevenvoorziening is Nederlands recht van toepassing.
De echtscheiding
3.8.
De man heeft onbetwist gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De rechtbank zal de echtscheiding tussen partijen uitspreken omdat aan de wettelijke vereisten is voldaan. [1]
Huurrecht
3.9.
De rechtbank zal het verzoek van de man om te bepalen dat hij de huurder is van de woning aan de [adres] te [woonplaats] afwijzen.
Op grond van artikel 7:266 lid 1 van het BW is de echtgenoot van een huurder van rechtswege medehuurder, zolang de woonruimte de echtgenoot tot hoofdverblijf strekt. In dat geval kan op grond van artikel 827 lid 1 onder e Rv verzocht worden te bepalen wie na de echtscheiding de huurder zal zijn. In dit geval heeft de vrouw een onbekende woon- of verblijfplaats en heeft zij voor zover de man weet nooit in Nederland gewoond. Zij heeft de woning aan de [adres] dus op dit moment ook niet tot haar hoofdverblijf en daarom is van medehuur geen sprake. De man heeft er daarom geen belang bij dat de rechtbank bepaalt dat hij – en niet de vrouw – de huurder zal zijn.
Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt daar de begrippen uit de wet.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, getrouwd op [Datum] 2013 in [plaats] (Eritrea);
4.2.
wijst de verzoeken voor het overige af.
Dit is de beslissing van (kinder)rechter mr. R.R. Everaars-Katerberg, tot stand gekomen in samenwerking met mr. A. Minkjan, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2022.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.

Voetnoten

1.Artikel 1:151 BW