In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 20 mei 2022 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw die in Eritrea met elkaar zijn gehuwd. De man, die de Nederlandse nationaliteit heeft, verzocht de rechtbank om de echtscheiding uit te spreken. De vrouw, geregistreerd zonder bekende woon- of verblijfplaats, heeft geen verweer gevoerd en is niet verschenen op de zitting. De man heeft gesteld dat zij in 2011 in Eritrea zijn gehuwd, maar heeft geen huwelijksakte overgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man de huwelijksakte in Eritrea heeft achtergelaten en dat hij bij de IND en de burgerlijke stand heeft verklaard te zijn gehuwd. De rechtbank heeft de omstandigheden en verklaringen van de man in overweging genomen en geoordeeld dat er voldoende bewijs is dat het huwelijk rechtsgeldig is gesloten.
De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of het huwelijk in Nederland kan worden erkend. Volgens het Burgerlijk Wetboek kan een buiten Nederland gesloten huwelijk dat rechtsgeldig is volgens het recht van de staat waar het huwelijk is gesloten, ook in Nederland worden erkend. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk in Eritrea volgens de daar geldende regels is gesloten en dat de vrouw ten tijde van het huwelijk jonger was dan 18 jaar, maar ouder dan 15 jaar. Dit voldeed aan de eisen van het Eritrese recht. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het huwelijk kan worden erkend en dat de echtscheiding kan worden uitgesproken, omdat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De rechtbank heeft de echtscheiding tussen partijen uitgesproken, waarbij de wettelijke vereisten zijn nageleefd.