In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 20 mei 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot echtscheiding van een man en een vrouw. De man, die de Nederlandse nationaliteit heeft, verzocht de rechtbank om de echtscheiding uit te spreken, maar heeft geen huwelijksakte overgelegd of op andere wijze aangetoond dat het huwelijk daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. De vrouw, geregistreerd zonder bekende woon- of verblijfplaats, heeft geen verweer gevoerd en is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man langer dan een jaar in Nederland woont, waardoor de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft. Echter, de man heeft niet voldaan aan de vereisten van artikel 815 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat voorschrijft dat een origineel afschrift of uittreksel van de huwelijksakte moet worden overgelegd. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is om het bestaan van het huwelijk aan te nemen, en heeft de man daarom niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot echtscheiding. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.