ECLI:NL:RBMNE:2022:6301

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 november 2022
Publicatiedatum
13 maart 2023
Zaaknummer
UTR 22/3088
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffing parkeerbelasting en de rechtsgeldigheid van de opgelegde aanslag

In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting die is opgelegd aan de eigenaar van een auto, geregistreerd op 22 oktober 2021. De auto stond geparkeerd aan de Ornsteinsingel in Utrecht, waar een controleur van de gemeente Utrecht met een scanauto constateerde dat er geen parkeerbelasting was betaald. De heffingsambtenaar legde op 2 november 2021 een naheffingsaanslag op van € 68,42, inclusief naheffingskosten. Eiser ging in beroep tegen de uitspraak op bezwaar van 17 juni 2022, waarin het bezwaar ongegrond werd verklaard.

De rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, heeft op 9 november 2022 uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar terecht een naheffingsaanslag had opgelegd. Eiser voerde aan dat de tijd en het bedrag van de aangifte niet correct waren en dat het onduidelijk was wie het feit had geconstateerd. De rechtbank weerlegde deze argumenten door te stellen dat de controleur de situatie correct had vastgesteld en dat de GPS-coördinaten en foto’s bewijs leverden van de overtreding.

De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was, wat betekende dat eiser de naheffing verschuldigd bleef. Eiser kreeg geen terugbetaling van het griffierecht en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/3088

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 november 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: N. van der Laan),
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht(verweerder)
(gemachtigde: mr. W.G. Vos).

Inleiding

1. Eiser is de eigenaar van de auto met het kenteken [kenteken] . Op 22 oktober 2021 om 20:39 uur stond die auto geparkeerd aan de Ornsteinsingel in Utrecht. Een controleur van de gemeente Utrecht in een scanauto heeft geregistreerd dat er geen parkeerbelasting was betaald.
2. De heffingsambtenaar heeft aan eiser op 2 november 2021 een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting opgelegd. Het totaalbedrag van de aanslag inclusief naheffingskosten is € 68,42. In de uitspraak op bezwaar van 17 juni 2022 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en de naheffingsaanslag gehandhaafd. Eiser is in beroep gegaan tegen die uitspraak op bezwaar.
3. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt. Partijen hebben aangegeven dat zij het daarmee eens zijn. De rechtbank heeft bepaald dat een zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek gesloten op 20 oktober 2022.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak of de heffingsambtenaar terecht een nabetalingsaanslag aan eiser heeft opgelegd. Dat doet de rechtbank aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
5. Eiser heeft aangevoerd dat er ten onrechte een naheffingsaanslag is opgelegd. De tijd en het bedrag van de aangifte is niet te relateren aan een aangifte zoals zou moeten zijn verricht conform artikel 234, tweede lid onder a, ‘de aanvang van het parkeren.’ Ook is het onduidelijk wie het ‘feit’ heeft geconstateerd. Uit de foto’s is niet af te leiden wat is aangetroffen.
6. De heffingsambtenaar stelt zich op het standpunt dat terecht een naheffingsaanslag is opgelegd aan eiser. Op 22 oktober 2021 is het voertuig van eiser met kenteken [kenteken] door een scanauto om 20.39 uur gecontroleerd. Op dat moment is door de controleur vastgesteld dat eiser geen parkeerrecht had noch in de vorm van betaalde parkeerbelasting, noch in de vorm van een geldige vergunning. Uit de GPS-coördinaten die zijn weergegeven in de foto’s van het brondocument blijkt dat het voertuig is geparkeerd in de Ornsteinsingel in Utrecht.
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de heffingsambtenaar terecht een naheffingsaanslag aan eiser opgelegd. In de gemeente Utrecht wordt met meerdere scanauto’s gecontroleerd of voor geparkeerde voertuigen de verschuldigde parkeerbelasting is voldaan. De scanauto heeft op 22 oktober 2021 om 20.39 uur geconstateerd dat de auto van eiser aan de Ornsteinsingel in Utrecht geparkeerd stond en er geen parkeerbelasting was betaald. De controleur [controleur] heeft dit vervolgens vastgesteld in het brondocument. Anders dan eiser stelt, is het dus niet onbekend wie dit heeft geconstateerd. Op de foto’s bij het brondocument is het kenteken van de auto te lezen en de coördinaten waar de foto’s zijn gemaakt. Daaruit valt af te leiden dat de auto van eiser geparkeerd stond aan de Ornsteinsingel in Utrecht. Voor de berekening van de hoogte van de naheffingsaanslag is de heffingsambtenaar op grond van artikel 234 van de Gemeentewet uitgegaan van een parkeerduur van een uur, verhoogd met de kosten van de naheffingsaanslag.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser de naheffing verschuldigd is.
9. Omdat het beroep ongegrond is krijgt eiser het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Wilpstra-Foppen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
9 november 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.