ECLI:NL:RBMNE:2022:6283

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 december 2022
Publicatiedatum
1 maart 2023
Zaaknummer
22-3282
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag WIA-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid na medisch onderzoek

In deze zaak heeft eiseres, die in het verleden als productiemedewerkster werkte, een WIA-uitkering aangevraagd na een fietsongeval op 5 augustus 2019. Het Uwv heeft haar aanvraag op 4 oktober 2021 afgewezen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, waarna een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep opnieuw onderzoek hebben verricht. De verzekeringsarts concludeerde dat eiseres meer beperkingen had dan eerder aangenomen, wat leidde tot een gewijzigde functionele mogelijkhedenlijst (FML) en een herbeoordeling van haar arbeidsongeschiktheid op 43,02%. Het Uwv heeft het bezwaar van eiseres op 24 mei 2022 gegrond verklaard en haar alsnog een WIA-uitkering toegekend per 2 augustus 2021.

Eiseres heeft echter beroep ingesteld tegen deze beslissing. Tijdens de zitting op 2 december 2022 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat het Uwv verzuimd had de gewijzigde FML tijdig in het dossier op te nemen, maar dat dit geen strijd opleverde met de goede procesorde, aangezien eiseres op de zitting kennis had genomen van de FML en haar standpunt daarover had ingenomen. Eiseres heeft haar beroepsgrond over het motiveringsgebrek ingetrokken.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep op zorgvuldige wijze tot zijn beoordeling is gekomen en dat er geen nieuwe medische gegevens zijn aangeleverd die de conclusie van de verzekeringsarts zouden kunnen ondermijnen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de arbeidsdeskundige voldoende inzichtelijk heeft gemotiveerd dat de geduide functies geschikt zijn voor eiseres, gelet op haar medische beperkingen. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/3282

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 december 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: J.M. Stevers),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(Uwv), verweerder
(gemachtigde: B. Drossaert).

Inleiding

De feiten
1. Eiseres heeft in het verleden als productiemedewerkster gewerkt. Op 5 augustus 2019 is zij als gevolg van een fietsongeval voor dit werk uitgevallen. Na een wachttijd van 104 weken heeft zij een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd.
2. Het Uwv heeft met het besluit van 4 oktober 2021 (het primaire besluit) de aanvraag van eiseres om een WIA-uitkering afgewezen omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Hiertegen heeft eiseres bezwaar gemaakt.
3. Vanwege het bezwaar van eiseres hebben een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep opnieuw onderzoek verricht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 20 april 2022 geconcludeerd dat uit de door eiseres in bezwaar ingebrachte (medische) informatie blijkt dat zij in zowel psychisch als in lichamelijke opzicht meer beperkt is dan door de primaire verzekeringsarts is aangenomen. Hij heeft daarom in de functionelemogelijkhedenlijst (FML) van 20 april 2022 meer en verdergaande beperkingen in de rubrieken persoonlijk functioneren, dynamische handelingen en statische houdingen aangenomen. Door de gewijzigde FML konden de functies die door de primaire arbeidsdeskundige waren geduid niet meer worden gehandhaafd. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft daarom nieuwe functies geduid. Het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres is op basis daarvan op 43,02% vastgesteld.
4. Op 24 mei 2022 heeft het Uwv het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit (het bestreden besluit) gegrond verklaard. Aan eiseres is per 2 augustus 2021 alsnog een WIA-uitkering toegekend.
5. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
6. De rechtbank heeft het beroep op 2 december 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, D.M. Zaborek als tolk en de gemachtigde van het Uwv.

Beoordeling door de rechtbank

Het toelaten van de gewijzigde FML
7. Het Uwv heeft verzuimd de gewijzigde FML van 20 april 2022 in het dossier op te nemen. De FML moet als een op de zaak betrekking hebbende stuk als bedoeld in artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden aangemerkt, omdat het standpunt van het Uwv, dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, daarop is gebaseerd. De FML is op verzoek van eiseres en de rechtbank op 24 november 2022 alsnog door het Uwv overgelegd. Omdat eiseres op de zitting heeft aangegeven van de FML kennis te hebben genomen en ook op de zitting een standpunt daarover heeft ingenomen, heeft de rechtbank geoordeeld dat het toelaten daarvan in dit geval geen strijd oplevert met de goede procesorde.
Het verzoek om aanhouding
8. Op de zitting heeft eiseres om aanhouding van de behandeling van haar zaak verzocht om de FML nader met haar gemachtigde te kunnen bespreken en om na te gaan of zij nog informatie van de behandelende sector kan krijgen.
9. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep al medische informatie bij de behandelende sector heeft opgevraagd en uit zijn rapport van 20 april 2022 blijkt dat hij deze informatie ook in zijn oordeelsvorming heeft betrokken. In het dossier bevindt zich informatie van PsyQ, de orthopeed, de orthopedisch chirurg, de fysiotherapeut, de klinisch psycholoog en de chirurg. Eiseres heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aannemelijk gemaakt dat er meer relevante informatie die op de datum in geding ziet, te weten 5 augustus 2021, kan worden verschaft dan nu al in de medische gedingstukken aanwezig is. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor aanhouding van de behandeling van de zaak zodat eiseres de FML met haar gemachtigde nog verder kan bespreken. Eiseres heeft namelijk, gezien de beperkte omvang van de FML en het feit dat de daarin opgenomen beperkingen ook al uitvoerig in het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 20 april 2022 zijn besproken, daartoe voldoende gelegenheid gehad.
Het geschil
Het motiveringsgebrek
10. Op de zitting heeft eiseres haar beroepsgrond over het motiveringsgebrek ingetrokken.
Het medisch onderzoek
11.1.
Eiseres stelt dat zij meer en verdergaand beperkt is dan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aangenomen en dat de mate van arbeidsongeschiktheid te laag is vastgesteld.
11.2.
Het Uwv is bij zijn standpunt zoals ingenomen in het bestreden besluit gebleven omdat eiseres geen nieuwe medische gegevens heeft aangeleverd waaruit blijkt dat ze meer of verdergaand beperkt is dan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aangenomen.
Het beoordelingskader
12.1.
Het Uwv heeft zijn beslissing gebaseerd op de rapporten van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige. Hij mag dat doen. Deze rapporten moeten wel aan een aantal voorwaarden voldoen. Ze moeten op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en moeten voldoende begrijpelijk zijn. De rapporten en besluiten kunnen in beroep worden aangevochten. Daarvoor moet de eisende partij dan wel aanvoeren (en zo nodig aannemelijk maken) dat de medische rapporten niet aan de drie genoemde voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Om aannemelijk te maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar nodig. Dat betekent dat de manier waarop iemand zelf zijn gezondheidsklachten ervaart, niet voldoende is om een hogere mate van arbeidsongeschiktheid aan te nemen.
12.2.
De rechtbank moet beoordelen of het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende inzichtelijk is en of de motivering de getrokken conclusies kan dragen.
De rechtbank stelt daarbij voorop dat het vertalen van medisch objectiveerbare klachten uit ziekte of aandoeningen naar arbeidsbeperkingen tot de specifieke deskundigheid van een verzekeringsarts behoort.
De beoordeling
13.1.
Niet in geschil is dat eiseres in zowel lichamelijke als psychische opzicht beperkt is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft vastgesteld dat er, naast de problematiek van de rechterschouder en de linkerelleboog, tevens sprake is van astma en een allergie voor stof, huisstofmijt, grassen en pollen. Hij heeft om die reden eiseres in de rubrieken persoonlijk functioneren, dynamische handelingen en statische houdingen meer en zwaarder beperkt geacht. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport duidelijk en inzichtelijk heeft uitgelegd hoe hij tot zijn beoordeling is gekomen. Zonder (medische) onderbouwing van de kant van eiseres ziet de rechtbank geen aanknopingspunten om aan de juistheid daarvan te twijfelen. Het is namelijk de specifieke deskundigheid van verzekeringsartsen om op basis van medisch objectiveerbare klachten beperkingen vast te stellen. De rechtbank heeft geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep belangrijke informatie heeft gemist of onjuist heeft uitgelegd waardoor eiseres onvoldoende beperkt is geacht. Dat eiseres vindt dat zij verdergaand beperkt is dan dat hij heeft aangenomen, maakt nog niet dat de medische beoordeling onjuist is.
De beroepsgrond slaagt niet.
De arbeidskundige beoordeling
14.1.
.Eiseres betoogt dat ze in de rubriek dynamische handelingen op diverse onderdelen beperkt is en dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep verzuimd heeft om bij het selecteren van de functies daar rekening mee te houden. Op de zitting heeft zij haar beroepsgrond over de functie met functiecode 111.171 ingetrokken.
14.2.
Het Uwv stelt zich op het standpunt dat eiseres niet heeft onderbouwd dat de geduide functies haar belastbaarheid overschrijden.
De beoordeling
15. De rechtbank is van oordeel dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in zijn rapport van 5 mei 2022 voldoende inzichtelijk heeft gemotiveerd dat de geduide functies, gelet op de medische beperkingen van eiseres, geschikt zijn. Hij heeft per signalering per geduide functie beoordeeld en gemotiveerd of de desbetreffende functie ondanks de signalering in de individuele situatie van eiseres passend is te achten. De rechtbank stelt vast dat de belasting bij de geduide functies binnen de vastgestelde belastbaarheid van eiseres valt en ziet in wat is aangevoerd geen aanleiding voor twijfel aan haar medische geschiktheid voor de geduide functies.
De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
16. De beroepsgronden slagen niet. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond.
17. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.C. Hooker, rechter, in aanwezigheid van P. Molenaar, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op uiterlijk 23 december 2022.
De griffier is niet in staat
de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.