ECLI:NL:RBMNE:2022:6281

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 december 2022
Publicatiedatum
1 maart 2023
Zaaknummer
22-2233
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verwijdering van classificatie vuurwapengevaarlijk afgewezen door korpschef

In deze zaak heeft eiser, betrokken bij een ongeval op 4 mei 2018, verzocht om de classificatie 'vuurwapengevaarlijk' uit het Herkenningsdienstsysteem (HKS) te verwijderen. Deze classificatie was toegekend na een verklaring van een getuige dat eiser in het bezit van een vuurwapen zou zijn geweest, hoewel er geen vuurwapen bij hem is aangetroffen. De korpschef heeft het verzoek op 16 mei 2022 afgewezen, wat eiser heeft doen besluiten om beroep in te stellen. De rechtbank heeft op 18 november 2022 de zaak behandeld, waarbij eiser via videoverbinding aanwezig was. De rechtbank oordeelde dat de korpschef onvoldoende bewijs had geleverd om de classificatie te rechtvaardigen. De rechtbank vernietigde het besluit van de korpschef en bepaalde dat de classificatie binnen zes weken moest worden verwijderd. Tevens werd de korpschef veroordeeld tot betaling van griffierecht en proceskosten aan eiser. De rechtbank concludeerde dat de korpschef niet had aangetoond dat eiser daadwerkelijk een vuurwapen in zijn bezit had en dat er geen aanleiding was om te veronderstellen dat hij dit wapen tegen mensen zou gebruiken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/2233

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 december 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.A.P.F. Hoens),
en

de korpschef van de politie Regio Utrecht, (de korpschef), verweerder

(gemachtigde: M.J. Telderman).

Inleiding

De feiten
1. Eiser is op 4 mei 2018 bij een ongeval betrokken geweest. Eén van de betrokken personen heeft tegenover de politie verklaard dat eiser in het bezit van een vuurwapen zou zijn. Bij één van de betrokken voertuigen is vervolgens ook een vuurwapen aangetroffen. Eiser is op grond daarvan door de politie als verdachte van verboden wapenbezit aangemerkt. Naar aanleiding daarvan is aan hem in het Herkenningsdienstsysteem (HKS) de classificatie vuurwapengevaarlijk toegekend.
2. Op 30 maart 2022 heeft eiser de korpschef verzocht om de gevarenclassificatie vuurwapengevaarlijk uit het HKS te verwijderen.
3. Bij besluit van 16 mei 2022 heeft de korpschef het verzoek van eiser afgewezen.
4. Eiser heeft op 20 mei 2022, op grond van artikel 7:1, eerste lid, onder g, van de Algemene wet Bestuursrecht (Awb) in samenhang met bijlage 1 bij de Awb, rechtstreeks beroep tegen dit besluit ingesteld. De korpschef heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
5. De korpschef heeft op 17 juni 2022 stukken overgelegd die betrekking hebben op de zaak en de rechtbank op grond van artikel 8:29 van de Awb om geheimhouding daarvan verzocht omdat de stukken gegevens van derden bevatten. Verstrekking van deze gegevens aan eiser zou volgens hem de privacy van derden schaden. Het gaat om een document waarop het incident en het verloop daarvan staat vermeld en drie processen-verbaal van bevindingen met registratienummers PL0900-2018125409-4 , PL0900-2018125409-13 en PL0900-2018125409-3 .
6. De geheimhoudingskamer van de rechtbank heeft op 30 september 2022 het verzoek om geheimhouding deels toegewezen. Het document waarvan de geheimhouding is geweigerd, namelijk het document waarop het incident en het verloop daarvan staat vermeld, is aan de korpschef geretourneerd. Dat document is op 4 juli 2022 door de korpschef als processtuk ingebracht.
7. De rechtbank heeft het beroep op 18 november 2022 op een hybride zitting behandeld. De gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de korpschef waren fysiek aanwezig. Eiser heeft via een videoverbinding aan de zitting deelgenomen.
8. Op de zitting heeft eiser aan de rechtbank toestemming verleend om van de vertrouwelijk overgelegde stukken, te weten de drie processen-verbaal van bevindingen, kennis te nemen.

Overwegingen

De standpunten van partijen
9.1.
Eiser stelt dat het aan de korpschef is om bewijs, zo nodig geanonimiseerd, te overleggen waaruit blijkt dat hij terecht als vuurwapengevaarlijk is geclassificeerd. De korpschef heeft dat op heden nagelaten. Hij wijst op het feit dat er op 4 mei 2018 geen vuurwapen bij hem is aangetroffen. Het wapen bevond zich in het voertuig van de andere personen die bij het incident betrokken waren. Hij had daar noch part noch deel aan. Het gegeven dat hij door de rechtbank is vrijgesproken laat volgens eiser zien dat de korpschef de classificatie op grond van een verdenking niet had mogen registreren. Dat hij is vrijgesproken maakt volgens eiser dat de classificatie in ieder geval voor de toekomst niet (meer) mag worden gebruikt. Ook omdat de overige feiten op zijn strafblad die classificatie niet rechtvaardigen.
9.2.
De korpschef stelt zich op het standpunt dat de classificatie vuurwapengevaarlijk (feitelijk) niet onjuist is of onrechtmatig is verwerkt. De classificatie is afgegeven op basis van het incident dat op 4 mei 2018 heeft plaatsgevonden. Uit het politiesysteem blijkt dat één van de betrokkenen heeft verklaard dat eiser in het bezit was van een vuurwapen. Bij één van de betrokken voertuigen is vervolgens ook een vuurwapen aangetroffen. Het feit dat eiser door de rechter is vrijgesproken, wil volgens de korpschef niet zeggen dat er geen wettig en overtuigend bewijs is voor de conclusie dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan verboden wapenbezit. Over de noodzakelijkheid om de registratie te behouden stelt de korpschef zich op het standpunt dat het voor de informatiepositie van de politie nog altijd van belang is dat politiemedewerkers op straat ten behoeve van hun veiligheid in één oogopslag kunnen zien dat eiser op enig moment de beschikking over een vuurwapen heeft gehad. De korpschef merkt op dat op grond van artikel 13 Wet politiegegevens (Wpg) in samenhang met artikel 6:2 Besluit politiegegevens (Bpg) en het HKS-protocol de classificatie zo lang het noodzakelijk is voor een goede uitoefening van de politietaak mag worden verwerkt. Op grond van artikel 8, zesde lid, van Wpg moet de classificatie na in ieder geval maximaal vijf jaar worden verwijderd. De classificatie valt volgens korpschef binnen de verwerkingstermijn van artikel 8 Wpg en is nog altijd relevant voor de politietaak. Vooral omdat eiser ook na de verdenking van verboden wapenbezit veelvuldig met politie in aanraking is gekomen, onder meer voor een geweldsincident.
Het juridische kader
10.1
Op grond van artikel 28, eerste lid, van de Wpg kan eenieder van wie politiegegevens worden verwerkt, de verantwoordelijke voor die verwerking schriftelijk verzoeken deze te verbeteren, aan te vullen, te verwijderen of af te schermen indien deze feitelijk onjuist, voor het doel van de verwerking onvolledig of niet ter zake dienend zijn, dan wel in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt. Het verzoek bevat de aan te brengen wijzigingen.
Op grond van artikel 29, eerste lid, van de Wpg geldt een beslissing op een verzoek als bedoeld in artikel 28 als een besluit in de zin van de Awb.
10.2.
Uit het door de korpschef overgelegde document ‘gevarenclassificaties valideren’ volgt dat de gevarenclassificatie vuurwapengevaarlijk wordt toegekend als uit feiten en omstandigheden of uit betrouwbare informatie is gebleken dat de betrokkene in het bezit is van een vuurwapen en er aanleiding is om te veronderstellen dat hij dit tegen mensen zal gebruiken. [1]
De beoordeling van het beroep
11. De rechtbank moet beoordelen of de korpschef het verzoek van eiser om de classificatie vuurwapengevaarlijk te verwijderen ten onrechte heeft afgewezen. De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is en legt dat hierna uit.
Uit het in overweging 10.2. genoemde document volgt dat de gevarenclassificatie kan worden toegekend als aan twee cumulatieve voorwaarden is voldaan. Ten eerste moet uit feiten en omstandigheden of uit betrouwbare informatie zijn gebleken dat de persoon in het bezit is van een vuurwapen. Daarnaast moet er aanleiding zijn om te veronderstellen dat hij dat wapen tegen mensen zal gebruiken. Uit de term ‘gebleken’ volgt dat niet voldoende is dat het aannemelijk is dat eiser een vuurwapen in zijn bezit heeft gehad. Er moet overtuigend worden aangetoond dat dit feit zich heeft voorgedaan.
De gevarenclassificatie is afgegeven op basis van het incident dat op 4 mei 2018 heeft plaatsgevonden. De rechtbank is van oordeel dat de drie processen-verbaal van bevindingen met registratienummers PL0900-2018125409-4 , PL0900-2018125409-13 en PL0900-2018125409 -3 , niet overtuigend aantonen dat eiser een vuurwapen in zijn bezit heeft gehad. Uit de processen-verbaal blijkt namelijk dat de politie niet wist aan wie het vuurwapen toebehoorde. Om die reden zijn alle bij het incident betrokken personen op verdenking van verboden wapenbezit aangehouden. De korpschef heef niet gemotiveerd op basis waarvan hij tot de conclusie is gekomen dat eiser degene is die het vuurwapen in zijn bezit heeft gehad. Het wapen is namelijk, zoals eiser terecht heeft aangevoerd, niet op hem en ook niet in of (na)bij zijn voertuig aangetroffen. Bovendien heeft geen van de betrokken personen verklaard dat het aangetroffen wapen aan eiser toebehoorde. Het wapen is ook niet op een andere wijze, zoals bijvoorbeeld sporenonderzoek, met eiser in verband gebracht. De rechtbank is van oordeel dat het feit dat één van de bij het incident betrokken personen verklaard heeft dat eiser in het bezit was van een vuurwapen onvoldoende is om de gevarenclassificatie te rechtvaardigen. Uit de verklaring kan niet worden opgemaakt waarop de wetenschap van die persoon is gebaseerd. Onduidelijk is of het een eigen waarneming betreft en wanneer die waarneming is gedaan. Daar komt bij dat uit de processen-verbaal blijkt dat de persoon die de verklaring heeft afgelegd zelf ook in die zaak als verdachte van het voorhanden hebben van dat wapen is aangemerkt. De korpschef had, gelet daarop, naar het oordeel van de rechtbank moeten motiveren waarom die verklaring voldoende betrouwbaar kan worden geacht en waarom de lezing van eiser over wat er op die bewuste dag is voorgevallen niet aannemelijk is. De rechtbank is, anders dan de korpschef, daarom van oordeel dat niet gebleken is dat eiser een wapen voorhanden heeft gehad. Uit de processen-verbaal blijkt verder niet dat er aanleiding is om te veronderstellen dat eiser dit wapen tegen mensen zal gebruiken. De rechtbank is daarom van oordeel dat de korpschef ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen aanleiding is om de classificatie vuurwapengevaarlijk uit het HKS te verwijderen.
De beroepsgrond slaagt.
Conclusie
12. Het beroep is gegrond omdat het verzoek van eiser in strijd met artikel 28 van de Wpg is afgewezen. Dit betekent dat eiser gelijk krijgt. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit.
13. De rechtbank neemt op grond van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb nu zelf een beslissing en bepaalt dat de korpschef de gevarenclassificatie vuurwapengevaarlijk uit het HKS dient te verwijderen. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
14. Omdat het beroep gegrond is moet de korpschef het griffierecht aan eiser vergoeden.
15. De rechtbank veroordeelt de korpschef bovendien in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt zij op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 16 mei 2022;
- bepaalt dat de korpschef de gevarenclassificatie vuurwapengevaarlijk van eiser binnen 6 weken na verzending van deze uitspraak uit het HKS verwijdert;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde besluit;
- bepaalt dat de korpschef het griffierecht van € 50,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt de korpschef tot betaling van € 1.518,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.C. Hooker, rechter, in aanwezigheid van P. Molenaar, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 december 2022.
De griffier is niet in staat
de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.De BIGH factsheet HOVJ gevarenclassificatie, versie 1.3.