ECLI:NL:RBMNE:2022:6264

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 september 2022
Publicatiedatum
28 februari 2023
Zaaknummer
22/2723
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaarschrift door de Belastingdienst

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 14 september 2022, is het beroep van eiseres gegrond verklaard. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Belastingdienst / Toeslagen, maar de Belastingdienst had niet tijdig beslist op dit bezwaarschrift, dat op 20 mei 2021 was ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Belastingdienst in gebreke is gebleven en dat eiseres recht heeft op een dwangsom voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om uiterlijk 26 oktober 2022 een besluit bekend te maken. Tevens is bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, vastgesteld op € 262,50, en het griffierecht van € 50,- moet door verweerder aan eiseres worden betaald. De rechtbank heeft in deze zaak geen zitting gehouden, omdat dit niet nodig werd geacht. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over hun mogelijkheden om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/2723

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 september 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. R. Jethoe),
en

de Belastingdienst / Toeslagen, verweerder

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiseres omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar bezwaarschrift van 20 mei 2021.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [1] Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. [2]
3. Niet in geschil is dat verweerder te laat is met het nemen van een beslissing op het bezwaarschrift van eiseres. Als een bestuursorgaan niet op tijd een besluit neemt, moet het bestuursorgaan een dwangsom moet betalen voor elke dag dat het in gebreke is, voor maximaal 42 dagen. [3] De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden. [4]
4. Verweerder heeft de hoogte van de dwangsom bij besluit van
12 juli 2022 vastgesteld en bepaald op het maximale bedrag van € 1.442,--. De rechtbank zal zich hier dus niet over uitlaten.
5. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. De termijn voor het nemen van een besluit is twee weken na de dag dat deze uitspraak wordt verzonden. [5] De bestuursrechter kan in bijzondere gevallen een andere termijn bepalen voor het bekendmaken van een besluit. [6]
6. Verweerder heeft de rechtbank in dit kader in zijn verweerschrift gevraagd om een termijn van tien weken, zo nodig verlengd met een termijn van die ziet op de periode in afwachting van de hoorzitting van de bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: BAC). Verweerder heeft uitgelegd dat hij deze tijd nodig heeft, gezien de huidige situatie met betrekking tot het grote aantal aanmeldingen bij de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UTH), wat helaas ook geldt voor het aantal bezwaarschriften. In eerste instantie, na het interim -advies van de Adviescommissie, was het aantal aanmeldingen 309 ouders. In het eindrapport van de Adviescommissie wordt gesproken over mogelijk 3.000 ouders. Intussen is het aantal aanmeldingen gestegen naar meer dan 55.000 ouders. Het aantal bezwaarschriften stijgt in vergelijkbare zin mee, maar dan niet zo sterk oplopend, want niet elke gedupeerde zal bezwaar maken. Verweerder heeft in zijn verweerschrift van
3 augustus 2022 aangegeven dat op grond van artikel 49e Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) is een BAC ingesteld als bedoeld in artikel 7:13 Awb. Deze commissie brengt advies uit aan verweerder. De commissie bestaat uit onafhankelijke deskundigen. Het bestuursorgaan neemt niet eerder een besluit dan nadat de BAC haar advies heeft gegeven. Voorafgaand aan het advies vindt er op uitnodiging van de BAC een hoorzitting plaats, waarbij zowel eiseres, als hij het op prijs stelt, zijn gemachtigde, als een vertegenwoordiger van UTH aanwezig is. UTH dient voor de hoorzitting een schriftelijke reactie op te stellen en deze met de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de BAC te sturen. Dit opstellen en verzamelen neemt minimaal een week in beslag. Daarbij dient o.a. informatie van verschillende afdelingen van UTH te worden verkregen, wat tijd vergt. Nadat een hoorzitting heeft plaatsgevonden, heeft de BAC in de regel vier tot acht weken nodig om haar advies uit te brengen. Het nemen van het besluit op het bezwaarschrift naar aanleiding van het advies vergt veelal nog eens twee weken. Deze termijn hangt mede samen met de nog vereiste goedkeuring inzake de berekening van de vergoeding en de verzending via het toeslagen verstrekkingensysteem, die een week extra vraagt. Tot slot verwijst verweerder naar een uitspraak van 8 maart 2022 waarbij het verzoek om een termijn van 10 weken te stellen is gehonoreerd. [7]
7. Gelet op wat verweerder heeft aangevoerd is er volgens de rechtbank sprake van een bijzonder geval. Daarom is er tot op heden aan verweerder in soortgelijke zaken veelal een langere termijn gegund dan de gebruikelijke termijn.
8. Omdat de rechtbank ziet dat verweerder om verschillende termijnen heeft verzocht in voorgaande soortgelijke zaken, en ook de onderbouwing daarvan verschilt, heeft de rechtbank besloten om zelf een vaste termijn te bepalen in reactie op verweerders verzoeken in dergelijke zaken. De rechtbank verleent verweerder in principe een termijn van twaalf weken vanaf de datum van het verweerschrift om een besluit bekend te maken. Dit betekent dat verweerder uiterlijk 26 oktober 2022 een besluit moet nemen.
9. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
10. Het beroep is kennelijk gegrond.
11. Omdat het beroep gegrond is betekent dat ook dat eiseres een vergoeding krijgt voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 262,50.
12. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht van € 50,- aan eiseres betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op om uiterlijk 26 oktober 2022 een besluit bekend te maken
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van
O. Asafiati, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 september 2022.
(is verhinderd de uitspraak mede
te ondertekenen)
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Awb.
3.Artikel 4:17 van de Awb.
4.Artikel 4:18, eerste lid, van de Awb.
5.Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb
6.Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb