Proces-verbaal van bevindingen bodycambeelden politie van 3 mei 2021, p. 66-72 (A)
[verbalisant 1] : Ben je binnen geweest nou bij je broer
[medeverdachte 1] : Nee, nee, hij zei tegen mij kun je kijken in de gang
[verbalisant 1] : Oké, zullen we even kijken of jij naar binnen kan dan
[medeverdachte 1] : Ik heb geen sleutels
[verbalisant 1] : Je broer zit toch binnen
[medeverdachte 1] : Ja hij hier, die staat hier in de gang
[verbalisant 1] : Dat is je broer, dus hij heeft wel de sleutels
[medeverdachte 1] : wie
02:23:00
[verbalisant 1] : Hij! Hij komt toch uit de woning?
[medeverdachte 1] : Hij komt uit de woning
[verbalisant 1] : Hij zat toch in de woning
[medeverdachte 1] : Hij zat in de woning ja, hij sliep daar.
[verbalisant 1] : Hij heeft toch de sleutel
[medeverdachte 1] : Hij sliep daar
[verbalisant 1] : Dus hij heeft toch de sleutel dan
[medeverdachte 1] : Ja moet je vragen aan hem, weet ik niet.
(…)
02:24:00
[verdachte] : Een vriend van mij was weg, is naar een hotel gegaan of zo.
[verbalisant 2] : Die is weggegaan naar een hotel, maar wanneer is die weggegaan dan
[verdachte] : ja twee uur eerder ofzo
[verbalisant 2] : Maar jullie zaten daar boven
[verdachte] : Ik hoorde dat er een melding was, was ingebroken enzo, dus we gingen kijken, vraag maar aan mijn broer hij heeft zelfs camerabeelden van zijn eigen huis dat ie (ntv) camera eigen huis. Hij heeft camera's voor de deur hangen
[verbalisant 2] : Is dat die kerel die we net in die auto troffen dat ie gebeld was door zijn broer
[verdachte] : Ja, ja dat dus
[verbalisant 2] : Dan ben jij de melder van zeven
[verdachte] : Nee, ik was toen hij uh aan de lijn, had ik m aan de lijn snap je, toen was ik onderweg, er wordt ingebroken enzo.
[verbalisant 2] : Maar jij hebt ook de politie gebeld of niet
[verdachte] : Nee.
[verbalisant 2] : Wie heeft de politie gebeld
[verdachte] : Een vriend van mij.
[verbalisant 3] : Heb je een nummer, is hij een vriend van jou
[verdachte] : Nee dat is mijn broer
[verbalisant 4] : Maar waar is die gozer die gebeld heeft dan
[verdachte] : Die is op weg
[verbalisant 4] : Waarom
[verdachte] : Wanneer heeft ie gebeld
[verbalisant 4] : Waarom, wat, wie heeft de sleutel van het huis
[verdachte] : half uur geleden ofzo, heeft ie gebeld
[verbalisant 4] : Wie heeft de sleutel van het huis
[verdachte] : Hij heeft m ook
02:25:00
[verbalisant 4] : Wat ben je nog aan het doen hier dan, in de portiek
[verdachte] : Wij gingen toch weg meneer.
[verbalisant 4] : Maar wat
[verdachte] : (ntv) naar boven
[verbalisant 3] : Waren jullie samen hier dan.
[verdachte] : Nee, hij reed toch buiten, ik toch ook
[verbalisant 3] : Maar waar woon jezelf dan
[verdachte] : lk woon twee straten verderop
[verbalisant 2] : [straat 2] woont ie
[verdachte] : [straat 2]
[verbalisant 4] : Wat deed je hier dan
[verdachte] : Wij werden [verbalisant 4] : Wie is dat dan
[verdachte] : Die meneer toch, [A] (fonetisch) heet die
[verbalisant 4] : Waar is die dan
[verdachte] : Ja weet ik veel waar die is, ik kan m gaan bellen
[verbalisant 4] : Heel graag, kan die effe hier heen
[verbalisant 3] : (ntv) waarom ben je in dit portiek
[verdachte] : Meneer, wij werden gebeld, er zijn dieven enzo (ntv) belt hij de politie dan meneer
[verbalisant 3] : Maar het gaat erom dat jij in dit portiek bent, waarom in dit portiek
[verdachte] : Hoe bedoelt u
[verbalisant 3] : Waarom ben je in dit portiek
[verbalisant 4] : Die halve deur is opengebroken
[verdachte] : Ja dat klopt, dat zag ik dus ook, ging ik gelijk naar beneden want hij wou he, die jongen weer bellen van luister er waren inderdaad inbrekers of weet ik veel wat.
(…)
[verbalisant 4] : En degene die heeft gebeld dat er werd ingebroken dan, wie is dat
[verdachte] : Ja [A] (fonetisch) heet die
[verbalisant 4] : Hoe weet die dat dan
[verdachte] : Ik weet niet, ja omdat hij daar toch was
[verbalisant 4] : Wat zeg je
[verdachte] : Hij had het gehoord
[verbalisant 4] : Van wie
[verdachte] : Volgens mij buurman of zo. Hij was daar
[verbalisant 2] : En die gaat jou bellen
[verdachte] : Ja tuurlijk, hij had politie gebeld
(…)
( [verbalisant 4] verplaatst zich naar [verbalisant 1] en [medeverdachte 1] )
[verbalisant 4] : Nou, hij zegt dat ie was gebeld door iemand, dat er hier werd ingebroken en daarom zegt ie dat ie hier naar toe is gegaan, de eigenaar van die woning zou ergens in een hotel zitten
[medeverdachte 1] : Nou precies, zie je, die heeft mij ook gebeld, [medeverdachte 2] om twee uur dinges, nou die heeft mij ook gebeld om dinges