ECLI:NL:RBMNE:2022:6247

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 juli 2022
Publicatiedatum
22 februari 2023
Zaaknummer
16/021678-19 (TUL BIJZ)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf in een jeugdzaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 27 juli 2022 uitspraak gedaan over de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf tegen een veroordeelde, geboren in 2000. De vordering was ingediend door de officier van justitie en was gebaseerd op de overtreding van bijzondere voorwaarden die golden tot de verlenging van de proeftijd op 7 januari 2021. De rechtbank heeft de stukken in het dossier bestudeerd, waaronder eerdere vonnissen van de kinderrechter en een advies van Reclassering Nederland. Tijdens de openbare terechtzitting op 13 juli 2022 zijn de officier van justitie en de raadsman van de veroordeelde gehoord. De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen, wat ook door de verdediging werd ondersteund. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bijzondere voorwaarden die golden tot de verlenging van de proeftijd zijn komen te vervallen en dat de vordering van de officier van justitie niet gebaseerd was op de huidige voorwaarden. Daarom heeft de rechtbank, in overeenstemming met de standpunten van zowel de officier van justitie als de verdediging, de vordering tot tenuitvoerlegging afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/021678-19 (TUL BIJZ)
Beslissing op grond van artikel 6:6:21, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafvordering van de meervoudige kamer voor strafzaken van 27 juli 2022
op de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf in de zaak tegen:
[veroordeelde],
geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
gedetineerd in / verblijvende te P.I. [verblijfplaats] , locatie [locatie] ,
hierna: veroordeelde.

1.De stukken

De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken, waaronder:
  • het onherroepelijk geworden vonnis van de kinderrechter in deze rechtbank van 4 juni 2019 in de zaak tegen veroordeelde met voormeld parketnummer, waarbij veroordeelde onder meer is veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 1 maand. Aan deze voorwaardelijke straf heeft de kinderrechter verschillende bijzondere voorwaarden verbonden;
  • het onherroepelijk geworden vonnis van de kinderrechter in deze rechtbank van 7 januari 2021 in de zaak met voormeld parketnummer, waarbij de proeftijd is verlengd en waarbij de eerder opgelegde bijzondere voorwaarden zijn gewijzigd;
  • het advies van Reclassering Nederland van 29 oktober 2021 strekkende tot beëindiging van het toezicht;
  • de op 29 juni 2022 ter griffie ingekomen vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde straf wegens overtreding van de voorwaarde;
  • de overige stukken die zich in het dossier bevinden.

2.Het onderzoek ter terechtzittingHet onderzoek is gehouden ter openbare terechtzitting van 13 juli 2022. Daarbij zijn gehoord:

- de officier van justitie mr. M. Kamper;
- de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.I. Takens, advocaat te Amsterdam.

3.De rapportage en de toelichting daarop

In het adviesrapport van 29 oktober 2021 wordt weergegeven dat veroordeelde zich niet heeft gehouden aan de afspraken met betrekking tot de meldplicht.

4.De standpunten

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting verzocht om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.

5.Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank overweegt dat ter terechtzitting is gebleken dat op 7 januari 2021 door de kinderrechter van de rechtbank Midden-Nederland de proeftijd is verlengd met één jaar. De bijzondere voorwaarden die waren opgelegd in het vonnis van 4 juni 2019 zijn bij die beslissing komen te vervallen en zijn vervangen door de (enige) bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich zal melden op afspraken bij Reclassering Nederland (volwassenen-reclassering) te Utrecht en zich zal blijven melden, zo vaak en zolang de reclassering dit nodig acht.
Uit het adviesrapport van Reclassering Nederland kan weliswaar worden afgeleid dat veroordeelde zich niet goed heeft gehouden aan de hem bij vonnis van 7 januari 2021 gewijzigde bijzondere voorwaarden. Maar de vordering van de officier van justitie is, onder verwijzing naar het vonnis van de kinderrechter van 4 juni 2019, gebaseerd op het overtreden van de bijzondere voorwaarden zoals deze golden tot 7 januari 2021.
De rechtbank is daarom, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat de vordering dient te worden afgewezen.

6.De beslissing

De rechtbank:
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af.
Deze beslissing is genomen door mr. P.C. Quak, voorzitter, mr. J.K.J. van den Boom en
mr. S. Ourahma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Neijenhuis, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 juli 2022.
Mr. Van den Boom is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.