ECLI:NL:RBMNE:2022:6246

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 juli 2022
Publicatiedatum
22 februari 2023
Zaaknummer
16/005810-22
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en vernieling in Utrecht met gevangenisstraf als gevolg

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, is verdachte op 6 januari 2022 in Utrecht beschuldigd van verkrachting en vernieling. De rechtbank heeft op 27 juli 2022 uitspraak gedaan na een inhoudelijke behandeling op 13 juli 2022. De tenlastelegging omvatte primair de verkrachting van [slachtoffer] en subsidiair seksuele handelingen terwijl het slachtoffer in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde. Daarnaast was er een aanklacht voor het vernielen van de scooter van [aangever 1] en de auto van [aangever 2]. De rechtbank heeft de verklaringen van zowel de aangeefster als de verdachte zorgvuldig gewogen. De aangeefster heeft gedetailleerd verklaard over de gebeurtenissen van die avond, terwijl de verdachte zijn betrokkenheid ontkende. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaring van de aangeefster betrouwbaar is en voldoende steun vindt in getuigenverklaringen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de primair ten laste gelegde verkrachting en de vernieling van de auto, maar heeft hem vrijgesproken van de vernieling van de scooter wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en heeft bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbonden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/005810-22, 16/269537-19 (vord. tul) en 16/005690-19 (vord. tul)
Vonnis van de meervoudige kamer van 27 juli 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2000 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
gedetineerd in P.I. [verblijfplaats] , locatie [locatie] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting op 21 april 2021 en 13 juli 2022. Op laatstgenoemde datum heeft de inhoudelijke behandeling plaatsgevonden en is het onderzoek ter terechtzitting gesloten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van de officier van justitie, mr. M. Kamper, en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. R.I. Takens, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1
primair: op 6 januari 2022 in Utrecht [slachtoffer] heeft verkracht;
subsidiair: op 6 januari 2022 in Utrecht met [slachtoffer] handelingen heeft gepleegd die mede bestaan uit seksueel binnendringen, terwijl zij in staat van verminderd bewustzijn verkeerde;
meer subsidiair: op 6 januari 2022 in Utrecht [slachtoffer] heeft aangerand;
feit 2
op 6 januari 2022 in Utrecht de scooter van [aangever 1] en de auto van [aangever 2] heeft vernield.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 primair en onder feit 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie vordert een partiële vrijspraak van het onder feit 2 tenlastegelegde, voor zover de verdenking ziet op de vernielde scooter.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman bepleit een integrale vrijspraak van het onder feit 1 tenlastegelegde. De raadsman acht de vernieling van de auto, zoals onder feit 2 ten laste is gelegd, wel te bewijzen, maar is net als de officier van justitie van oordeel dat verdachte partieel moet worden vrijgesproken van de vernieling van de scooter.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
4.3.1
Feit 1 – verkrachting [slachtoffer]
4.3.1.1
De feiten
Op grond van de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, zoals vermeld in de voetnoten, gaat de rechtbank uit van de navolgende feiten, die verder ook niet ter discussie staan.
Op 6 januari 2022 hebben verdachte en aangeefster [slachtoffer] (hierna: aangeefster) in Utrecht de avond doorgebracht rondom winkelcentrum [naam winkelcentrum] , waar zij elkaar diezelfde avond hadden leren kennen. Verdachte en aangeefster hebben samen wodka gedronken. Op enig moment hebben verdachte en aangeefster gezoend. Daarna zijn er andere seksuele handelingen verricht, waarbij aangeefster verdachte heeft gepijpt en afgetrokken, en waarbij verdachte ook met zijn vingers aan de schaamlippen van aangeefster heeft gezeten. [2]
Over deze feiten, waarvan onderdelen in de tenlastelegging zijn terug te vinden, bestaat geen discussie. De verklaringen van verdachte en aangeefster lopen voor het overige sterk uiteen. Verdachte heeft verklaard dat hetgeen is gebeurd vrijwillig was, terwijl aangeefster heeft verklaard dat dit onvrijwillig was en dat zij door verdachte is verkracht.
4.3.1.2 vrijwillig of onvrijwillig?
De rechtbank overweegt allereerst dat volgens het proces-verbaal van aangifte door aangeefster [slachtoffer] van 6 mei 2022 het volgende is verklaard:
Ik was al een beetje aangeschoten. Toen zoende meneer [verdachte] mij. Toen hebben we een rondje gelopen. Toen kwamen wij bij een parkje aan. Toen gingen we nog meer drinken. De fles was bijna op. Ik bleef over met meneer [verdachte] . Ik wilde ook naar huis. Hij wilde meelopen. Toen kwamen we bij een schoolpleintje, [naam school] in Utrecht. We gingen zitten op een bankje. Hij bleef zijn hand hele tijd bij mijn billen doen. Ik trok zijn hand uit mijn broek. Hij zat aan mijn borsten en aan mijn vagina. Ik zat op het bankje naast hem. Hij likte aan mijn tepels. Dat vond ik niet prettig. Ik trok mijn BH weer terug en mijn shirt goed. Hij wilde dat ik op zijn schoot ging zitten. Hij deed zijn hand in mijn broek. Ik vond dat niet fijn. Dat hij aan mijn billen zat vond ik al niet fijn. Ik haalde zijn hand uit mijn broek en ik ging staan. Hij bleef mij naar zich toe te trekken. Ik wist niet goed wat ik moest doen. Ik dacht straks wordt hij boos. Ik liep een beetje weg van hem. Hij zei: “Ik doe geen vrouwen pijn.” Ik dacht ik blijf nog even. We waren beiden best ver heen. Dit was de eerste keer dat ik veel had gedronken. Ik was wel erg aangeschoten.
Daarachter was een soort van gras met modder. Hij ging daar staan. Hij zei: “Ga op je knieën.” Hij begon zijn broek los te doen. Hij hield mij bij mijn haren vast. Hij bleef mij vasthouden toen ik hem moest aftrekken en pijpen. Ik trok hem eerst af. Ik zat met mijn hand bij zijn penis. Toen moest ik hem pijpen. Het duurde heel lang. Ik wilde opstaan. Hij zei dat ik het wel moest afmaken. Ik ging elke keer staan of draaide mijn hoofd weg. Hij trok mij naar benden aan mijn haar. Ik moest gewoon doorgaan. Ik zei dat ik duizelig was. Hij bleef doorgaan. Hij pakte mij vast. Ik kon een klein beetje wegkomen, met mijn hoofd een beetje aan de kant. Dan deed hij mijn hoofd terug. Ik moest hem verder pijpen. En dat ging door. Ik weet niet hoelang. Hij wilde dat ik verder ging. Hij zei toen: “Ik wil je neuken.” Hij begon zijn broek uit te doen.
Ik heb thuis niet gelijk verteld wat er was gebeurd, omdat ik dacht dat het mijn schuld was. Toen moest ik huilen en toen heb ik het verteld. Ik heb als eerste aan [getuige 1] (de rechtbank begrijpt: getuige [getuige 1] ) verteld wat er is gebeurd. [3]
De rechtbank overweegt voorts dat getuige [getuige 1] van 10 januari 2022 het volgende heeft verklaard:
Plotseling kwam [slachtoffer] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ) mijn kamer binnen en al gauw werd ze verdrietig en ging ze huilen. Ze was bang dat die jongen haar ging pakken. Die jongen zou aan [slachtoffer] hebben gezeten. Eerst wilde ze niet veel vertellen, maar nadat de politie naar beneden was gegaan moest [slachtoffer] kotsen en in de WC heb ik met haar gesproken en gezegd dat het beter voor haar was om te vertellen wat er gebeurd was. Dat heeft ze toen gedaan en ze vertelde dat die jongen wilde dat ze hem ging pijpen en dat hij haar hoofd naar zijn geslachtsdeel heeft geduwd en dat ze hem heeft gepijpt. Hij is niet klaargekomen, omdat ze er steeds mee stopte omdat ze het niet wilde. Die jongen heeft ook aan haar kont en borsten gezeten. Hij heeft haar tegengehouden, maar ze kon zich loswrikken en wegkomen. [4]
Verdachte heeft ter terechtzitting van 13 juli 2022 het volgende verklaard:
Ik heb op 6 januari 2022 [slachtoffer] leren kennen. Wij hebben samen gechild bij de school [naam school] en daar hebben we wodka gedronken. Ik was aangeschoten en [slachtoffer] ook. Vervolgens hebben wij gezoend. Daarna heeft [slachtoffer] mij gepijpt. Ik ben met mijn vingers tussen haar schaamlippen geweest. Ook heb ik haar borsten en billen aangeraakt. Het is mogelijk dat ik [slachtoffer] tijdens het pijpen met mijn hand bij haar achterhoofd heb beetgepakt. Zij zat daarbij op haar knieën. [5]
De rechtbank neem in aanmerking dat aangeefster een uitgebreide en gedetailleerde verklaring heeft afgelegd over wat er op 6 januari 2022 is gebeurd. Die verklaring wordt ondersteund door de getuigenverklaring van haar vriendin [getuige 1] . Zij heeft verklaard dat aangeefster toen zij thuis kwam overstuur was; aangeefster begon al gauw te huilen en moest overgeven. Aangeefster heeft vrijwel meteen daarna aan haar vriendin verteld wat er was gebeurd. De rechtbank begrijpt uit de verklaring van [getuige 1] dat dit spontaan gebeurde. Aan [getuige 1] heeft aangeefster onder meer verteld dat verdachte het hoofd van aangeefster telkens naar zijn geslachtsdeel duwde en dat hij haar heeft tegengehouden. Dit ondersteunt de verklaring van aangeefster dat zij tegen haar wil met verdachte seksuele handelingen heeft verricht.
Verdachte heeft bevestigd dat hij het hoofd van aangeefster heeft beetgepakt, terwijl zij hem pijpte.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande de verklaring van aangeefster betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. Deze verklaring vindt voldoende steun in de verklaring van de disclosure-getuige [getuige 1] . Concluderend komt de rechtbank tot het oordeel dat de aan verdachte primair ten laste gelegde verkrachting wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De getuige [getuige 2]
De raadsman heeft aangevoerd dat de telefonisch afgelegde, belastende, getuigenverklaring van getuige [getuige 2] niet betrouwbaar is en daarom niet gebezigd kan worden tot het bewijs. De rechtbank overweegt, met de raadsman, dat beide verklaringen die [getuige 2] heeft afgelegd inconsistent en tegenstrijdig zijn. De rechtbank gebruikt die telefonisch afgelegde verklaring dan ook niet voor haar overtuiging.
4.3.2
Feit 2 – vernielingen scooter en auto
4.3.2.1 Partiële vrijspraak scooter
De rechtbank kan uit het dossier niet buiten twijfel afleiden dat het verdachte is geweest die de bewuste scooter heeft vernield. Verdachte heeft dit nadrukkelijk ontkend, terwijl steunbewijs ontbreekt. Om die reden zal de rechtbank verdachte partieel vrijspreken van feit 2, voor zover het feit betrekking heeft op de scooter.
4.3.2.2 Bewezenverklaring auto
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij de Audi heeft beschadigd. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit onderdeel van feit 2 bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de desbetreffende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 juli 2022; [6]
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] van 6 januari 2022. [7]

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1. primair
op 6 januari 2022 te Utrecht, door geweld en een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte meermalen zijn penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht en bestaande dat geweld en die andere feitelijkheden hierin dat verdachte,
- die [slachtoffer] plotseling stevig heeft vastgepakt en
- zijn geslachtsdeel uit zijn broek heeft gehaald en
- die [slachtoffer] op haar knieën naar de grond heeft geduwd en
- vervolgens die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: “je moet me aftrekken en pijpen”.
2
op 6 januari 2022 te Utrecht opzettelijk en wederrechtelijk een auto (Audi), die aan [aangever 2] toebehoorde, heeft beschadigd.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 primair
verkrachting
feit 2
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte wordt veroordeeld tot:
- een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
De officier van justitie houdt hierbij voornamelijk rekening met de ernst van het eerste feit.
De officier van justitie zoekt aansluiting bij het reclasseringsadvies en vordert dat de rechtbank het volwassenenstrafrecht zal toepassen. Er zijn, aldus de officier van justitie, onvoldoende aanknopingspunten voor toepassing van het minderjarigenstrafrecht, terwijl verdachte in een eerder toezicht al van de jeugdreclassering is overgedragen naar de volwassenenreclassering.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt de rechtbank om, gelet op de bepleite integrale vrijspraak ten aanzien van feit 1, aan verdachte een jeugddetentie op te leggen van 15 tot 30 dagen, met aftrek van het voorarrest. Bijzondere voorwaarden zijn niet meer nodig. Verder verzoekt de raadsman aansluiting te zoeken bij het PO-rapport en toepassing te geven aan het jeugdstrafrecht, nu is gebleken dat verdachte jeugdiger functioneert dan zijn kalenderleeftijd past en hij licht verstandelijk beperkt is.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden opleggen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en daaraan gekoppeld een aantal bijzondere voorwaarden. De rechtbank overweegt hieronder hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
8.3.1
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van het slachtoffer. Verdachte heeft met zijn handelen op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Verkrachting is een zeer ernstig feit, dat bij het slachtoffer naast angst ook grote en langdurige psychische problemen kan veroorzaken.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan vernieling van een auto. Dit is een vervelend feit, dat zorgt voor overlast en bovendien kan zorgen voor onrust in de buurt. Verdachte heeft door zijn handelen laten zien geen enkel respect te hebben voor het eigendomsrecht van een ander.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennisgenomen van het uittreksel uit de justitiële documentatie (het strafblad) van 19 juni 2022, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder vernieling, maar niet voor zedendelicten. Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het psychologisch onderzoek naar de persoon van verdachte van 27 mei 2022. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport over verdachte van 8 juli 2022, waarin wordt geadviseerd aan verdachte een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden.
Uit het psychologisch onderzoek naar verdachte komt het advies naar voren om het minderjarigenstrafrecht toe te passen. De rechtbank ziet echter in het reclasseringsadvies aanleiding om van dit advies af te wijken.
Uit het reclasseringsadvies blijkt immers het volgende:
“Wij adviseren het volwassenenstrafrecht toe te passen. Wij hebben het Wegingskader
Adolescentenstrafrecht Lang ingevuld en zien geen zwaarwegende redenen om toepassing van het jeugdstrafrecht te adviseren. Eerdere justitiële maatregelen in het jeugdstrafrecht zijn mislukt. Eerder is er juist een reclasseringstoezicht dat bij de jeugdreclassering liep, overgedragen aan de volwassenenreclassering omdat de jeugdige aanpak onvoldoende aansloot bij betrokkene. Betrokkene onttrekt zich tijdens de toezichten aan contact, voorheen met de jeugdreclassering en daarna bij de volwassenenreclassering. Hij houdt zich nagenoeg niet aan gemaakte afspraken, ook niet wanneer er outreachend en laagdrempelig wordt gewerkt. Een pedagogische aanpak lijkt niet voor de hand te liggen. Ondanks dat er sprake is van een licht verstandelijke beperking, betrokkene zijn eigen gedrag niet tot nauwelijks kan organiseren en hij de risico’s van zijn eigen handelen slecht in kan schatten, hebben wij niet de indruk dat dit voortkomt uit jeugdigheid en wij zijn van mening dat een pedagogische aanpak niet bij zou dragen aan gedragsverandering. Tevens zijn wij van mening dat er geen interventie uit het jeugdstrafrecht passend zou zijn. Bij de Reclassering Nederland wordt een zogeheten JOVO (jongvolwassenen) aanpak gehanteerd, die voldoende aan zou moeten sluiten bij betrokkenes levensfase. Als duidelijke contra-indicaties voor toepassing van het jeugdstrafrecht zien wij de langdurige justitiële voorgeschiedenis, het mislukken van eerdere justitiële sancties, het niet onder de indruk zijn van autoriteiten en het vertonen van antisociale gedragingen.”
De rechtbank is met de reclassering en de officier van justitie van oordeel dat er teveel contra-indicaties zijn voor het toepassen van het jeugdstrafrecht. Een pedagogische aanpak zal bij verdachte niet bijdragen aan gedragsverandering. Bovendien is verdachte in een eerder toezicht al van de jeugdreclassering overgedragen naar de volwassenenreclassering. Om die reden en gelet op de leeftijd van verdachte zal de rechtbank verdachte berechten volgens het volwassenenstrafrecht.
8.3.3
De straf
Bij het bepalen van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van meer dan geringe duur met zich brengt. De rechtbank zal een deel van deze vrijheidsstraf voorwaardelijk opleggen, om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezenverklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Bijzondere voorwaarden
Ter voorkoming van recidive en ter ondersteuning van verdachte acht de rechtbank het opleggen van bijzondere voorwaarden noodzakelijk. De rechtbank volgt het reclasseringsadvies grotendeels voor wat betreft de bijzondere voorwaarden. De rechtbank gaat echter niet mee in het advies om eventuele verplichte inname van medicijnen onderdeel uit te laten maken van de behandeling. De rechtbank vindt dit een vergaande voorwaarde en ziet tot het stellen van deze voorwaarde onvoldoende aanleiding.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten verkrachting van [slachtoffer] .
Gelet op het reclasseringsrapport over verdachte, waaruit blijkt dat het recidiverisico hoog is, en gelet op de problematiek die volgens de verschillende rapporteurs bij verdachte speelt, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de bijzondere voorwaarden die verdachte zullen worden opgelegd alsmede het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn.
Voorlopige hechtenis
De raadsman heeft ter terechtzitting verzocht om opheffing van het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis. Nu de rechtbank komt tot een andere bewezenverklaring en straf dan zoals voorgesteld door de raadsman, zal zij dit verzoek afwijzen. Het bevel tot voorlopige hechtenis zal worden opgeheven op het moment dat deze gelijk is aan de duur van de onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.

9.VORDERINGEN TENUITVOERLEGGING (16/269537-19 EN 16/005690-19)

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie persisteert bij de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 16/005690-19 en vordert afwijzing van de vordering met parketnummer 16/269537-19.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt de rechtbank beide vorderingen tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij vonnis van de politierechter te Utrecht van 6 mei 2019 (parketnummer 16/005690-19) is aan verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 1 maand opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer worden gelegd.
Bij vonnis van de politierechter te Rotterdam van 21 februari 2022 (parketnummer 16/269537-19) is aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 28 dagen opgelegd. Uit de justitiële documentatie blijkt dat deze voorwaardelijke gevangenisstraf op 22 maart 2022 al geheel ten uitvoer is gelegd bij beslissing van de politierechter te Rotterdam. De rechtbank zal om deze reden het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaren in deze vordering tot tenuitvoerlegging.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 242 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder feit 1 primair en feit 2 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt verdachte tot
  • bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat van de gevangenisstraf
  • stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
  • als
a) zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
b) ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
c) medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- als
bijzondere voorwaardengeldt dat veroordeelde:
1. zich uiterlijk 3 werkdagen nadat hij vrijkomt meldt bij Reclassering Nederland op het adres Zwarte Woud 2, 3524 SJ Utrecht. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt;
2. zich laat behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zodra deze beschikbaar is. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
3. verblijft in een instelling voor beschermd of begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering, indien er een geschikte instelling beschikbaar is voor veroordeelde. Het verblijf start zodra dit beschikbaar is. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
4. op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met het slachtoffer, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2004, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
5. meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
6. meewerkt aan controle op het gebruik van alcohol/drugs om het
middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
7. dagbesteding heeft in de vorm van scholing, betaald werk of dagbesteding;
  • waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/269537-19
- verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/005690-19
  • wijst de vordering toe;
  • gelast de tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, bij vonnis van 6 mei 2019 opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 1 (één) maand;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van de datum waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk is aan de opgelegde onvoorwaardelijke vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Quak, voorzitter, mr. J.K.J. van den Boom en mr. S. Ourahma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Neijenhuis, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 juli 2022.
Mr. Van den Boom is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 6 januari 2022 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van(een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte (meermalen) zijn penis in de mond en/of zijn vinger(s) de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte,
- die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd; ik ga je neuken” en/of “ we gaan een leuke tijd hebben samen”, althans woorden van dergelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer] (onverhoeds/plotseling) stevig heeft vast/beetgepakt en/of
- zijn broek heeft uitgedaan/uitgetrokken en/of (vervolgens) zijn geslachtsdeel uit zijn broek heeft gehaald en/of
- die [slachtoffer] op haar knieën en/of naar de grond heeft geduwd en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: “je moet me aftrekken en/of pijpen”, althans woorden van dergelijke aard en/of strekking en/of
- meermalen die [slachtoffer] (op haar mond) heeft gezoend/gekust, althans heeft geprobeerd (op haar mond) te zoenen/kussen en/of
- ( vervolgens) zijn geslachtsdeel in de mond van die [slachtoffer] heeft gebracht/gehouden en/of
- die [slachtoffer] bij haar billen en/of borsten heeft (vast/beet) gepakt en/of
- zijn handen in de broek van die [slachtoffer] heeft gebracht/gedaan en/of
- met zijn vinger(s) de schaamlippen, althans de schaamstreek van die [slachtoffer] heeft betast/aangeraakt en/of
- die [slachtoffer] tot aan haar woning heeft (achter)volgt;
( art 242 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 januari 2022 te Utrecht, met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening en/of verstandelijke handicap leed dat deze niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, meermalen, althans eenmaal (telkens) een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers is/heeft verdachte, terwijl die [slachtoffer] kennelijk onder invloed van alcohol was, zijn penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht en/of gehouden;
( art 243 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 januari 2022 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, immers heeft hij verdachte,
- die [slachtoffer] meermalen (op haar mond) gezoend/gekust, althans geprobeerd die [slachtoffer] (op haar mond) te zoenen/kussen en/of
- die [slachtoffer] bij haar billen en/of borsten (vast) gepakt en/of
- zijn handen in de broek van die [slachtoffer] gebracht/gedaan en/of
- met zijn vinger(s) de schaamlippen, althans de schaamstreek van die [slachtoffer] betast/aangeraakt,
en bestaande dat geweld en/of die feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) uit het
- toevoegen van de woorden aan die [slachtoffer] ; “ik ga je neuken” en/of “ we gaan een leuke tijd hebben samen”, althans woorden van dergelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- ( onverhoeds/plotseling) stevig vast/beetpakken van die [slachtoffer] en/of
- uit doen/trekken van zijn, verdachtes broek en/of (vervolgens) uit zijn broek halen van zijn geslachtsdeel en/of
- duwen op de knieën en/of naar de grond van die [slachtoffer] en/of
- ( vervolgens) toevoegen van de woorden aan die [slachtoffer] : “je moet me aftrekken en/of pijpen”, althans woorden van dergelijke aard en/of strekking en/of
- ( vast/beet) pakken bij de billen en/of borsten van die [slachtoffer] en/of
- ( achter)volgen van die [slachtoffer] tot aan haar woning;
( art 246 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 6 januari 2022 te Utrecht opzettelijk en wederrechtelijk een scooter/bromfiets en/of een auto (audi), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele (resp.) aan [aangever 1] en/of [aangever 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 9 januari 2022, 10 januari 2022, 18 januari 20224 maart 2022 en 6 mei 2022, genaamd ZZ03SPRIET / MDRBC22005, doorgenummerd pagina 1 tot en met 204, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland. Daarnaast wordt verwezen naar het in de wettelijke vorm opgemaakte forensisch dossier van 5 april 2022, doorgenummerd pagina 1 tot en met 40. Tenzij anders vermeld, zijn deze processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. De bewijsmiddelen zijn zakelijk weergegeven.
2.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 13 juli 2022, alsmede het proces-verbaal van aangifte, p. 190-204.
3.Proces-verbaal van aangifte, p. 190-204.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 143-144.
5.Verklaring van verdachte tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 13 juli 2022.
6.Verklaring van verdachte tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 13 juli 2022.
7.Proces-verbaal van aangifte, p. 11-12.