ECLI:NL:RBMNE:2022:6245

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 mei 2022
Publicatiedatum
22 februari 2023
Zaaknummer
16/655926-12 (vordering verlenging tbs)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling met twee jaar na doodslag

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 mei 2022 uitspraak gedaan over de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van de betrokkene, die in 2013 ter beschikking was gesteld na een veroordeling voor doodslag. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de tbs met twee jaar te verlengen, toegewezen. De rechtbank heeft hierbij gelet op het verlengingsadvies van de kliniek, waaruit blijkt dat de betrokkene nog steeds lijdt aan verschillende stoornissen en dat het recidiverisico hoog is. De betrokkene was aanwezig via videoverbinding en werd bijgestaan door zijn raadsvrouw. De rechtbank heeft de argumenten van de verdediging, die pleitte voor een verlenging van de maatregel met slechts één jaar, overwogen maar uiteindelijk afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen een verlenging van de tbs met twee jaar vereisen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de behandeling van de betrokkene nog niet is afgerond en dat er nog stappen gezet moeten worden voordat hij in aanmerking kan komen voor een minder ingrijpende maatregel. De rechtbank heeft de beslissing genomen in aanwezigheid van de griffiers en heeft de uitspraak openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/655926-12 (vordering verlenging tbs)
Beslissing op grond van artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering van de meervoudige kamer voor strafzaken van 23 mei 2022
in de zaak van de officier van justitie tegen de ter beschikking gestelde:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] ,
verblijvende in [verblijfplaats] , [adres] te [plaats] ,
hierna te noemen: betrokkene.

1.De stukken

De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken waaronder:
  • het vonnis van deze rechtbank van 30 juli 2013, waarbij betrokkene ter beschikking is gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege omdat hij zich schuldig heeft gemaakt aan doodslag;
  • stukken waaruit blijkt dat de terbeschikkingstelling (hierna: tbs) is ingegaan op 10 juni 2016;
  • de beslissing van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 11 februari 2021, waarbij de beslissing van deze rechtbank van 27 juli 2020 is bevestigd en waarbij de termijn van de tbs voor het laatst is verlengd met twee jaar;
  • de vordering van de officier van justitie van 25 april 2022, die strekt tot verlenging van de tbs met twee jaar;
  • het verlengingsadvies van [verblijfplaats] van 14 april 2022, opgemaakt door [medewerker GGZ 1] (klinisch psycholoog en behandelcoördinator) en [medewerker GGZ 2] (psychiater, lid Raad van Bestuur en hoofd van de instelling), inhoudend het advies om de tbs met verpleging te verlengen met twee jaar;
  • de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de betrokkene, over de periode 20 juni 2020 tot en met 17 januari 2022.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De behandeling van de zaak heeft op 23 mei 2022 ter terechtzitting plaatsgevonden. Daarbij zijn gehoord:
- de officier van justitie, mr. E.M. ter Braak;
- de betrokkene (aanwezig via een videoverbinding), bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A.L. Louwerse, advocaat te Haarlem;
- de aan de kliniek verbonden deskundige, drs. [medewerker GGZ 1] .

3.Het standpunt van de inrichting

Het standpunt van de inrichting blijkt uit het onder 1 genoemde rapport. De deskundige voornoemd heeft ter zitting het advies van de inrichting toegelicht.
Het standpunt luidt – zakelijk weergegeven – dat er bij de betrokkene nog steeds sprake is van een stoornis. Ook is het recidiverisico nog aanwezig. Dit risico wordt bij beëindiging van de maatregel ingeschat als hoog.
Het advies luidt de terbeschikkingstelling met dwangverpleging te verlengen voor de duur van twee jaar.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft naar aanleiding van het verhandelde ter zitting haar vordering strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging met twee jaar gehandhaafd.

5.Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft gepleit voor een verlenging van de maatregel voor de duur van één jaar. Daartoe is aangevoerd dat de impasse waar betrokkene zich in bevond in maart 2021 is doorbroken en hij in het afgelopen jaar veel heeft bereikt. Betrokkene wil laten zien wat hij het komende jaar nog kan bereiken en wil om die reden een vinger aan de pols houden.

6.Het oordeel van de rechtbank

Maximering
Betrokkene is bij vonnis van 30 juli 2013 veroordeeld voor doodslag op zijn vriendin.
De rechtbank heeft daarin overwogen dat de opgelegde terbeschikkingstelling niet is gemaximeerd.
Stoornis en recidivegevaar
Uit het verlengingsadvies blijkt dat er nog steeds sprake is van verschillende stoornissen bij betrokkene, te weten:
- een autismespectrumstoornis;
- een stoornis in alcoholgebruik: matig (in langdurige remissie in een gereguleerde omgeving);
- een stoornis in cannabisgebruik: matig (in langdurige remissie in een gereguleerde omgeving);
- een stoornis in het gebruik van een amfetamineachtig middel: licht (in langdurige remissie
in een gereguleerde omgeving);
- een stoornis in het gebruik van cocaïne: matig (in langdurige remissie in een gereguleerde
omgeving);
- een andere gespecificeerde persoon1ijkheidsstoornis met paranoïde, narcistische en antisociale trekken;
- een posttraumatische stressstoornis.
Het recidivegevaar wordt bij beëindiging van de maatregel als hoog ingeschat.
De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van het advies te twijfelen en neemt dit over.
Verlenging
Gelet op het advies van de inrichting en hetgeen overigens ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen verlenging van de terbeschikkingstelling eist. Zij is van oordeel dat wordt voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.
Het uitgangspunt van de rechtbank is dat, wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling meer tijd in beslag zal nemen dan een jaar, de terbeschikkingstelling - behoudens bijzondere omstandigheden - verlengd dient te worden met een termijn van twee jaar.
Uit het verlengingsadvies en het verhandelde ter terechtzitting komt naar voren dat betrokkene het afgelopen jaar vorderingen heeft gemaakt in zijn behandeling. De behandeling is volop gaande en er dienen nog stappen te worden gezet.
De komende periode zal een aanvraag worden gedaan voor onbegeleid verlof. Arbeid op therapeutische basis zal voorzichtig worden opgestart en er wordt gekeken of betrokkene zijn ouders kan opzoeken. Betrokkene zal naar verwachting aan het einde van dit jaar verhuizen naar een uitstroomafdeling. Daarna zal het zeker nog een jaar duren totdat betrokkene een volgende stap kan zetten richting een beschermd wonen traject. Er zal worden gekeken of betrokkene om kan gaan met meer vrijheid en verantwoordelijkheid en dat zal in kleine stapjes moeten gebeuren.
Om die reden gaat de rechtbank voorbij aan het verzoek van betrokkene om de termijn van terbeschikkingstelling vooralsnog met een jaar te verlengen. De rechtbank stelt op basis van bovenstaande vast dat niet te verwachten is dat binnen een jaar gronden aanwezig kunnen zijn die een beëindiging van de terbeschikkingstelling rechtvaardigen en een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar zou bij betrokkene de verwachting kunnen wekken dat dit wel het geval zou zijn.
De rechtbank ziet overigens ook geen aanleiding een vinger aan de pols te houden.
De rechtbank zal daarom de maatregel met twee jaar verlengen.

7.De beslissing

De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van
[betrokkene]met twee jaar.
Deze beslissing is genomen door mr. E.J.W Verhaagh, voorzitter, mrs. E.W.A. Vonk en O. Böhmer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Neijenhuis en P. Hillaert als griffiers en in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2022.
Mr. E.J.W Verhaagh, mr. O. Böhmer en P. Hillaert zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.