ECLI:NL:RBMNE:2022:6237

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 april 2022
Publicatiedatum
22 februari 2023
Zaaknummer
16/659357-18 (vordering verlenging tbs)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling met twee jaar na poging tot doodslag

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 20 april 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een betrokkene die in 2019 was veroordeeld voor poging tot doodslag. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen, toegewezen. De rechtbank heeft hierbij gelet op het verlengingsadvies van de kliniek, waaruit blijkt dat de betrokkene nog steeds lijdt aan een complexe psychiatrische stoornis en dat er een hoog recidiverisico aanwezig is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene veel aandacht en begeleiding nodig heeft en dat er geen zicht is op een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel binnen een jaar. De rechtbank heeft de argumenten van de verdediging, die pleitte voor een kortere verlenging, verworpen en geconcludeerd dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen een verlenging van de terbeschikkingstelling eist. De beslissing is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met twee jaar verlengd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/659357-18 (vordering verlenging tbs)
Beslissing op grond van artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering van de meervoudige kamer voor strafzaken van 20 april 2022
in de zaak van de officier van justitie tegen de ter beschikking gestelde:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende in [verblijfplaats 1] te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene.

1.De stukken

De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken waaronder:
  • het vonnis van deze rechtbank van 7 juni 2019 waarbij betrokkene ter beschikking is gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege omdat hij zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag;
  • stukken waaruit blijkt dat de terbeschikkingstelling is ingegaan op 21 april 2020;
  • de vordering van de officier van justitie van 8 maart 2022, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar;
  • het verlengingsadvies van [verblijfplaats 1] van 17 februari 2022, opgemaakt door drs. [A] (hoofd van de instelling en directeur algemene zaken), dr. [B] (psychiater) en drs. [C] (behandelcoördinator), inhoudend het advies om de terbeschikkingstelling met verpleging te verlengen met twee jaar;
  • de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de betrokkene, over de periode 13 oktober 2020 tot en met 30 maart 2022.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De behandeling van de zaak heeft op 6 april 2022 ter terechtzitting plaatsgevonden. Daarbij zijn gehoord:
- de officier van justitie, mr. E.M. ter Braak;
- de betrokkene, bijgestaan door zijn raadsman mr. N.M. van Wersch, advocaat te Huizen;
- de aan de kliniek verbonden deskundige, drs. [D] .

3.Het standpunt van de inrichting

Het standpunt van de inrichting blijkt uit het onder 1 genoemde rapport. De deskundige voornoemd heeft ter zitting het advies van de inrichting toegelicht.
Het standpunt luidt – zakelijk weergegeven – dat er bij betrokkene nog steeds sprake is van een stoornis. Ook is het recidiverisico nog aanwezig. Dit risico wordt bij beëindiging van de maatregel ingeschat als hoog.
Het advies luidt de terbeschikkingstelling met dwangverpleging te verlengen voor de duur van twee jaar.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft naar aanleiding van het verhandelde ter zitting haar vordering strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging met twee jaar gehandhaafd.

5.Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft gepleit voor een verlenging van de maatregel voor de duur van een jaar. Daartoe is aangevoerd dat de situatie over een jaar anders is, omdat betrokkene dan vermoedelijk al in [verblijfplaats 2] in [plaats] verblijft. Als hij daar stabiliseert is een overplaatsing naar de GGZ met een zorgmachtiging mogelijk al aan de orde. Dat is volgens de raadsman een reden om een vinger aan de pols te houden.

6.Het oordeel van de rechtbank

Maximering
Betrokkene is bij vonnis van deze rechtbank van 7 juni 2019 veroordeeld voor poging tot doodslag.
De rechtbank heeft daarin overwogen dat de opgelegde terbeschikkingstelling niet is gemaximeerd.
Stoornis en recidivegevaar
Uit het verlengingsadvies blijkt dat sprake is van een complex psychiatrisch beeld en dat er nog steeds sprake is van een stoornis bij betrokkene, te weten een ongespecificeerde neurocognitieve stoornis, een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis een obsessieve-compulsieve stoornis, een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis en een ernstige stoornis in alcoholgebruik.
Het recidivegevaar wordt bij beëindiging van de maatregel als hoog ingeschat.
De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van het advies te twijfelen en neemt dit over.
Verlenging
Gelet op het advies van de inrichting en hetgeen overigens ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen verlenging van de terbeschikkingstelling eist. Zij is van oordeel dat wordt voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.
Sinds de opname in de huidige kliniek is een onveranderd beeld te zien van een man die veel aandacht en intensieve begeleiding behoeft, waarbij vooral zijn kinderlijk aandoende gedrag en extreme angst voor verlating op de voorgrond treden. Betrokkene kan zich jaloers gedragen naar medepatiënten die ook veel aandacht vragen/ontvangen en voelt zich snel tekort gedaan. Ook is hij het niet altijd eens met de bejegening waarbij zijn gedrag om veel ondersteuning/begeleiding vraagt, maar hij meer autonomie wenst die hij niet kan dragen. Er is sprake van chronische zelfoverschatting, een blijvend beperkt ziektebesef en –inzicht en betrokkene heeft geen zicht op zijn delict-, risico- en beschermende factoren. Er is bij het wegvallen van externe structuur en begeleiding nog altijd een hoog risiconiveau. Na een langere zoektocht naar een juiste balans tussen begrenzing en autonomie functioneert betrokkene nu na een verblijf van een kleine anderhalf jaar met intensieve externe structuur en begeleiding reeds langere tijd stabiel. Hij volgt naar zijn draagkracht een dagprogramma, met een aantal uur werk per dag en neemt deel aan een aantal behandelonderdelen, die meer het karakter hebben van dagbesteding/activiteit/sociaal contact, dan dat zij een behandeldoel dienen. Vanwege de complexe psychiatrische problematiek worden er ten aanzien van behandeling en responsiviteit ook geen (grote) resultaten meer verwacht.
Zeer recent is betrokkene intern overgeplaatst naar een andere afdeling. De komende periode zal vooral in het teken staan van stabilisatie, behouden van het stabiele beeld en het oefenen met toenemende vrijheden en verantwoordelijkheden door middel van dubbel begeleid verlof, waarvan de aanvraag elk moment zal worden ingediend.
De bedoeling is dat betrokkene vanuit de huidige kliniek wordt overgeplaatst naar [verblijfplaats 2] , een voorziening met een lager beveiligingsniveau. De kliniek wil alvorens een nieuwe aanmelding bij [verblijfplaats 2] te doen (een eerdere aanmelding bleek nog te vroeg te zijn) eerst de uitkomst van de aanvraag van het dubbel begeleid verlof afwachten.
Zelfs al zou betrokkene binnen een jaar terecht kunnen in [verblijfplaats 2] , dan valt niet te verwachten dat binnen een jaar een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel aan de orde is.
De rechtbank gaat gelet op het voorgaande voorbij aan het verzoek van betrokkene om de termijn van terbeschikkingstelling vooralsnog met een jaar te verlengen. Het uitgangspunt van de rechtbank is dat, wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling meer tijd in beslag zal nemen dan een jaar, de terbeschikkingstelling - behoudens bijzondere omstandigheden - verlengd dient te worden met een termijn van twee jaar.
De rechtbank stelt op basis van het verlengingsadvies en de door de deskundige ter zitting gegeven toelichting vast dat niet te verwachten is dat binnen een jaar gronden aanwezig kunnen zijn die een beëindiging van de terbeschikkingstelling rechtvaardigen en een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar zou bij betrokkene de verwachting kunnen wekken dat dit wel het geval zou zijn.
De rechtbank ziet overigens ook geen aanleiding een vinger aan de pols te houden.
De rechtbank zal daarom de maatregel met twee jaar verlengen.

7.De beslissing

De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling van met verpleging van overheidswege van
[betrokkene]met twee jaar.
Deze beslissing is genomen door mr. E.W.A. Vonk, voorzitter, mrs. G.A. Bos en J. Wiersma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Neijenhuis als griffier en in het openbaar uitgesproken op 20 april 2022.
Mrs. Vonk en Wiersma zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.