ECLI:NL:RBMNE:2022:6234

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 maart 2022
Publicatiedatum
22 februari 2023
Zaaknummer
16/300905-04 (vordering verlenging tbs)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling met dwangverpleging voor betrokkene na eerdere veroordeling voor poging tot doodslag

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 maart 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van de betrokkene, die in 2006 ter beschikking is gesteld na een veroordeling voor poging tot doodslag. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen, toegewezen. De rechtbank heeft hierbij gelet op de adviezen van deskundigen en de aanwezige stukken in het dossier. De betrokkene vertoont nog steeds een ernstige stoornis, namelijk schizofrenie, en er is een hoog recidivegevaar bij beëindiging van de maatregel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene niet gemotiveerd is om mee te werken aan zijn behandeling en dat er onvoldoende vooruitgang is geboekt in zijn resocialisatietraject. De rechtbank heeft het verzoek van de verdediging om de termijn van terbeschikkingstelling met een jaar te verlengen, afgewezen, omdat er geen bijzondere omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen een verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar vereisen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/300905-04 (vordering verlenging tbs)
Beslissing op grond van artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering van de meervoudige kamer voor strafzaken van 28 maart 2022
in de zaak van de officier van justitie tegen de ter beschikking gestelde:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] ,
verblijvende in ’ [verblijfplaats 1] te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene.

1.De stukken

De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken waaronder:
  • het arrest van het gerechtshof Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 13 maart 2006, waarbij betrokkene ter beschikking is gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege omdat hij zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag;
  • stukken waaruit blijkt dat de terbeschikkingstelling is ingegaan op 28 maart 2006;
  • de beslissing van deze rechtbank van 30 maart 2020, waarbij de termijn van terbeschikkingstelling voor het laatst is verlengd met twee jaar.
  • de vordering van de officier van justitie van 3 februari 2022, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar;
  • het verlengingsadvies van 25 januari 2022 van [verblijfplaats 1] , opgemaakt door drs. [A] (behandelcoördinator en GZ-psycholoog) en dr. [B] (psychiater, plaatsvervangend hoofd van de instelling en directeur patiëntenzorg), inhoudend het advies om de terbeschikkingstelling met verpleging te verlengen met twee jaar;
  • het Pro Justitia-rapport van 27 december 2021, opgemaakt door E.A.M. Schouten, psychiater;
  • het Pro Justitia-rapport van 3 januari 2022, opgemaakt door G.M. Jansen, GZ-psycholoog;
  • de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de betrokkene, over de periode 1 november 2019 tot en met 1 januari 2022.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De behandeling van de zaak heeft op 14 maart 2022 ter terechtzitting plaatsgevonden. Daarbij zijn gehoord:
- de officier van justitie, mr. H.J. Lambers;
- de betrokkene, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.D. Kloosterman, advocaat te Amsterdam;
- de aan de kliniek verbonden deskundige, drs. [A] , GZ-psycholoog.

3.Het standpunt van de inrichting

Het standpunt van de inrichting blijkt uit het onder 1 genoemde rapport. De deskundige voornoemd heeft ter zitting het advies van de inrichting toegelicht.
Het standpunt luidt – zakelijk weergegeven – dat er bij de betrokkene nog steeds sprake is van een stoornis. Ook is het recidiverisico nog aanwezig. Dit risico wordt bij beëindiging van de maatregel ingeschat als hoog.
Het advies luidt de terbeschikkingstelling met dwangverpleging te verlengen voor de duur van twee jaar.

4.Het standpunt van de niet aan de inrichting verbonden deskundigen

De deskundigen kunnen geen advies uitbrengen, nu betrokkene heeft geweigerd mee te werken aan onderzoek.

5.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft naar aanleiding van het verhandelde ter zitting zijn vordering strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging met twee jaar gehandhaafd.

6.Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft gepleit voor een verlenging van de maatregel voor de duur van een jaar. Daartoe is aangevoerd dat betrokkene een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt en de dupe is van een wachtlijst bij het LIB (Langdurig Intensieve Behandeling). Daarnaast wil de raadsman dat de behandeling vanuit de rechtelijke macht wordt gemonitord. Bovendien biedt een verlenging van één jaar betrokkene perspectief wat een positieve stimulans kan zijn om zich gemotiveerd op zijn behandeling te richten.

7.Het oordeel van de rechtbank

Maximering
Betrokkene is bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 13 maart 2006 veroordeeld voor poging tot doodslag.
De terbeschikkingstelling is niet gemaximeerd, nu – hoewel niet uitdrukkelijk overwogen in het veroordelend arrest – uit dit arrest duidelijk blijkt dat sprake was van een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Stoornis en recidivegevaar
Uit het verlengingsadvies blijkt dat er nog steeds sprake is van een stoornis bij betrokkene, te weten schizofrenie, een stoornis in cannabisgebruik en een stoornis in cocaïnegebruik, matig respectievelijk licht, in remissie in een gereguleerde omgeving.
Het recidivegevaar wordt bij beëindiging van de maatregel als hoog ingeschat.
De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van het advies te twijfelen en neemt deze over.
Verlenging
Gelet op het advies van de inrichting en de deskundige en hetgeen overigens ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen verlenging van de terbeschikkingstelling eist. Zij is van oordeel dat wordt voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.
Uit het verlengingsadvies en de toelichting van de deskundige ter terechtzitting komt naar voren dat vanaf eind 2020 het traject van betrokkene meer onder druk is komen te staan. [verblijfplaats 1] en [verblijfplaats 2] zien voor betrokkene een volgende stap in het traject middels proefverlof. Betrokkene persisteert hardnekkig in de afwijzing hiervan. Daarop is betrokkene op de wachtlijst van de LIB gezet. Nadien blijft de kliniek bij herhaling betrekkingsideeën en ontwrichtend gedrag zien. Na een verblijf op verschillende afdelingen van [verblijfplaats 2] geven zij aan niet verder te komen met betrokkene en spreken over een mislukte behandelpoging, waarna in maart 2021 een terugplaatsing naar [verblijfplaats 1] is gevolgd. Betrokken verblijft hier sindsdien op Reso 3, een interne resocialisatieafdeling voor meer kwetsbare patiënten. Het doel van het verblijf hier is gericht op behoud van psychische stabiliteit, bij een man met chronisch randpsychotisch toestandsbeeld bij suboptimale instelling op medicatie. Het functioneren van betrokkene is wisselend, sterk afhankelijk van spanningen die hij ervaart en daarmee gepaard gaande angst. Afhankelijk van het actuele toestandsbeeld is ondersteuning nodig bij het behouden van minimale dagstructuur. Betrokkene heeft een sterke behoefte aan autonomie, terwijl de chronische angst en beperkte draagkracht (die hij niet erkent maar veelal verbloemt met een stoere houding) maken dat hij eigenlijk niet vooruit komt. Verblijf in een setting op een terrein waarbinnen betrokkene vrij en veilig kan bewegen, is aangewezen. Verloven buiten het terrein praktiseert hij vrijwel nooit zonder begeleiding door staf of familie, terwijl er wel sprake is van mogelijkheden tot onbegeleid verlof. Ter zitting heeft de deskundige hieraan toegevoegd dat het toetsen van vrijheden heel lastig is omdat betrokkene niets wil. Dit bemoeilijkt het uitzetten van een resocialisatieplan.
Betrokkene kan voorts makkelijk spanning oplopen en is moeilijk in staat deze zelfstandig adequaat te reguleren. Ook heeft hij moeite de wereld om zich heen goed te begrijpen. 24-uurs nabijheid van begeleiding is van belang om betrokkene een kader te bieden en bij/aan te sturen in zijn gedrag. Tevens is het noodzakelijk om zijn psychische gesteldheid voortdurend te monitoren.
De kernproblematiek van betrokkene is chronisch van aard en hij is daarmee vooralsnog ook nog steeds delictgevaarlijk en zal naar verwachting nog langdurig afhankelijk zijn van een kader met voldoende begeleiding, structuur en controle. Betrokkene staat nog steeds op de wachtlijst van de LIB, maar tevens wordt onderzoek gedaan naar een andere geschikte vervolgvoorziening of een voorziening ter overbrugging van de wachttijd van het LIB. Betrokkene ziet doorplaatsing naar een andere voorziening dan het LIB echter niet zitten en blijft optimalisering van de medicatie door ophoging of wijziging daarvan weigeren. Hij realiseert zich niet dat hij hiermee zijn verdere traject blokkeert. Dwangmedicatie is overwogen, maar er zijn onvoldoende gronden om hiertoe over te gaan. Hiernaast is betrokkene niet gemotiveerd om deel te nemen aan geïndiceerde behandelprogramma’s of andere vormen van dagbesteding. Feitelijk zit de kliniek met betrokkene in een impasse.
Gezien de hardnekkigheid van de pathologie en stagnatie in verloven en resocialisatietraject kan de kliniek geen concrete uitspraken doen wat betreft haalbaarheid en tempo van vervolgstappen. Het traject zal in elk geval langdurig zijn. Betrokkene wil het liefst van transmuraal direct door naar een voorwaardelijke beëindiging, maar eerst is proefverlof, wat hij weigert, noodzakelijk om te kunnen toetsen hoe hij met vrijheden omgaat. Daarnaast heeft betrokkene geen ziekte-inzicht en geen realistische kijk op wat de (on)mogelijkheden zijn in het resocialisatietraject.
De rechtbank gaat voorbij aan het verzoek van betrokkene om de termijn van terbeschikkingstelling vooralsnog met een jaar te verlengen. Het uitgangspunt van de rechtbank is dat, wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling meer tijd in beslag zal nemen dan een jaar, de terbeschikkingstelling - behoudens bijzondere omstandigheden - verlengd dient te worden met een termijn van twee jaar.
De rechtbank stelt op basis van het verlengingsadvies en de door de deskundige ter zitting gegeven toelichting dat niet te verwachten is dat binnen een jaar gronden aanwezig kunnen zijn die een beëindiging van de terbeschikkingstelling rechtvaardigen. De verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar zou bij betrokkene de verwachting kunnen wekken dat dit wel het geval zou zijn.
De rechtbank ziet overigens ook geen aanleiding een vinger aan de pols te houden. In tegenstelling tot wat door de verdediging is aangevoerd is het gebrek aan progressie in het traject van betrokkene naar het oordeel van de rechtbank niet (louter) te wijten aan de wachtlijst van het LIB, maar ook aan de belemmerende opstelling van betrokkene en zijn weigering om mee te werken aan het realiseren van proefverlof.
Ook is er geen sprake van een bijzondere omstandigheid die een verlenging met 1 jaar vereist. Het motiveren van betrokkene is niet een dergelijke uitzondering.
De rechtbank zal daarom de maatregel met twee jaar verlengen.

8.De beslissing

De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van
[betrokkene]met twee jaar.
Deze beslissing is genomen door mr. C. van de Lustgraaf, voorzitter, mrs. C.A.M. van Straalen en I. Jadib, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Neijenhuis als griffier en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2022.
Mrs. Jadib en Neijenhuis zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.