ECLI:NL:RBMNE:2022:6233

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 maart 2022
Publicatiedatum
22 februari 2023
Zaaknummer
16/110267-02 (vordering verlenging tbs)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verlenging van terbeschikkingstelling met één jaar na beëindiging van dwangverpleging

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 maart 2022 uitspraak gedaan over de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van de betrokkene, die in 2002 ter beschikking was gesteld na veroordeling voor zware mishandeling, mishandeling en bedreiging. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de tbs met een jaar te verlengen, toegewezen. De betrokkene, geboren in 1967 in Turkije, verblijft momenteel in een zorginstelling en heeft een geschiedenis van psychische stoornissen, waaronder schizofrenie en een persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken. De rechtbank heeft vastgesteld dat er nog steeds sprake is van een hoog recidiverisico bij beëindiging van de maatregel, ondanks enige vooruitgang in de behandeling van de betrokkene. De reclassering en de psychiater hebben geadviseerd om de tbs te verlengen, gezien de instabiliteit van de betrokkene en het risico op hernieuwd agressief gedrag. De rechtbank heeft de argumenten van de verdediging, die pleitte voor afwijzing van de vordering, verworpen en geconcludeerd dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen een verlenging van de tbs vereisen. De rechtbank heeft de termijn van de terbeschikkingstelling met één jaar verlengd, waarbij de verpleging van overheidswege reeds voorwaardelijk was beëindigd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/110267-02 (vordering verlenging tbs)
Beslissing op grond van artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering van de meervoudige kamer voor strafzaken van 28 maart 2022
in de zaak van de officier van justitie tegen de ter beschikking gestelde:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1967 in [geboorteplaats] , Turkije,
thans verblijvende bij de [verblijfplaats] aan de [adres] [vestigingsplaats 1] ,
hierna te noemen: betrokkene.

1.De stukken

De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken waaronder:
  • het vonnis van deze rechtbank van 30 november 2002, waarbij betrokkene ter beschikking is gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege omdat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling (meermalen gepleegd), mishandeling (meermalen gepleegd) en bedreiging;
  • stukken waaruit blijkt dat de terbeschikkingstelling is ingegaan op 2 april 2003;
  • stukken waaruit blijkt dat de terbeschikkingstelling voorwaardelijk is beëindigd op 10 april 2014;
  • de beslissing van deze rechtbank van 7 april 2021, waarbij de termijn van terbeschikkingstelling voor het laatst is verlengd met een jaar;
  • de vordering van de officier van justitie van 3 februari 2022, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling met een jaar;
  • het verlengingsadvies van de reclassering (Inforsa) van 12 januari 2022, opgemaakt door M. van Elst (reclasseringswerker) en K. de Gier (unitmanager GGZ Reclassering Inforsa Utrecht), inhoudend het advies om de terbeschikkingstelling te verlengen met een jaar;
  • het Pro Justitia-rapport van 22 december 2021, opgemaakt door J.C. Zwemstra, psychiater;
  • de voortgangsverslagen over de betrokkene, over de periode 16 januari 2021 tot en met februari 2022.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De behandeling van de zaak heeft op 14 maart 2022 ter terechtzitting plaatsgevonden. Daarbij zijn gehoord:
- de officier van justitie, mr. H.J. Lambers;
- de betrokkene, bijgestaan door zijn raadsman mr. N.A. Heidanus, advocaat te Groningen;
- M. van Elst, reclasseringswerker, tevens waarnemend voor J. van Haren, reclasseringswerker.

3.Het standpunt van de reclassering

Het standpunt van de reclassering blijkt uit het onder 1 genoemde rapport. De deskundige voornoemd heeft ter zitting het advies van de reclassering toegelicht.
Het standpunt luidt – zakelijk weergegeven – dat er bij de betrokkene nog steeds sprake is van een stoornis. Ook is het recidiverisico nog aanwezig. Dit risico wordt bij beëindiging van de maatregel ingeschat als gemiddeld tot hoog.
Het advies luidt de terbeschikkingstelling met dwangverpleging te verlengen voor de duur van een jaar.

4.Het standpunt van de niet aan de inrichting verbonden deskundige

De deskundige concludeert dat er bij betrokkene nog steeds sprake is van een stoornis. Het recidiverisico op hernieuwd agressief gedrag bij een beëindiging van de terbeschikkingstelling is nog aanwezig.
Het advies luidt de terbeschikkingstelling te verlengen voor de duur van een jaar.

5.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft naar aanleiding van het verhandelde ter zitting zijn vordering strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling met een jaar gehandhaafd.

6.Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft primair verzocht de vordering van de officier van justitie strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling af te wijzen, nu het recidive-risico op een acceptabel niveau is.
Subsidiair heeft de verdediging verzocht tot aanhouding van de beslissing op de vordering en de officier van justitie op te dragen de mogelijkheden te onderzoeken voor een eventuele zorgmachtiging, zodat betrokkene vanuit het tbs-kader kan overstappen naar het WVGGZ-kader.

7.Het oordeel van de rechtbank

Maximering
Betrokkene is bij vonnis van 30 november 2002 veroordeeld voor aan een poging tot zware mishandeling (meermalen gepleegd), mishandeling (meermalen gepleegd) en bedreiging.
De terbeschikkingstelling is niet gemaximeerd, nu – hoewel niet uitdrukkelijk overwogen in het veroordelend vonnis – uit dit vonnis duidelijk blijkt dat sprake was van misdrijven die zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Stoornis en recidivegevaar
Uit de Pro Justitia-rapportage van de psychiater blijkt dat er nog steeds sprake is van stoornissen bij betrokkene, te weten schizofrenie, een licht verstandelijke beperking, een stoornis in middelengebruik en een persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken.
Het recidivegevaar wordt bij beëindiging van de maatregel wordt door de reclassering en de psychiater als hoog ingeschat.
De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van het advies en de rapportage van de deskundigen te twijfelen en neemt dit over.
Verlenging
Gelet op het advies van de reclassering en de psychiater en hetgeen overigens ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen verlenging van de terbeschikkingstelling eist. Zij is van oordeel dat wordt voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.
Uit het verlengingsadvies, de rapportage en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen blijkt dat het ambulante behandeltraject van betrokkene is afgebroken nadat hij in april 2021 psychotisch decompenseerde, mogelijk als gevolg van zijn verhuizing naar [instelling 1] in [vestigingsplaats 2] , waar de mate van zelfstandigheid en openheid te hoog gegrepen bleek voor betrokkene. Er is betrokkene toen een time-out opname aangezegd, waaraan hij niet wenste mee te werken en waarbij zijn boosheid zo escaleerde dat hij vervolgens met een crisismaatregel in [instelling 2] in [vestigingsplaats 3] is opgenomen. Eind juli 2021 is de crisismaatregel geëindigd en is betrokkene voor klinische behandeling in de [instelling 2] gebleven, waar men hem probeert te stabiliseren door rust en regelmaat in combinatie met een nieuw medicatie beleid. In november 2021 is betrokkene voor verdere klinische behandeling overgeplaatst naar [verblijfplaats] in [vestigingsplaats 1] , omdat ingeschat werd dat een lager zorg- en beveiligingsniveau zou volstaan. Betrokkene verblijft daar inmiddels op de afdeling Longcare. Positief is dat betrokkene zijn medicatie naar behoren inneemt, dat hij minder agressie laat zien en dat de samenwerking steeds beter tot stand komt. Betrokkene handhaaft zich verder goed op de groep. Desondanks is er nog geen sprake van stabiliteit in zijn toestandsbeeld. De verwachting was niet dat betrokkene na zo’n lang verblijf bij de Pompestichting nog zo instabiel zou blijven.
Het komende jaar zal moeten worden bekeken of betrokkene voldoende stabiliteit bereikt en of hij kan worden doorgeplaatst naar de verblijfzorg. Een tijdspad daarvoor is nog moeilijk te bepalen. Ook over de plek waar betrokkene geplaatst zou kunnen worden is nog geen duidelijkheid. Gedacht werd aan het Forensisch Beschermd Wonen van [instelling 3] , maar gebleken is dat het FBW geen cliënten plaatst zonder justitiële titel. Gelet op de korte tijd die nog resteert totdat de maximale termijn van de voorwaardelijke beëindiging is bereikt, heeft de reclassering de voorkeur voor plaatsing bij een instelling waar betrokkene zowel in het kader van de huidige tbs-maatregel als in het kader van een eventueel op te leggen zorgmachtiging zou kunnen verblijven. Stabilisatie is echter nodig voor uitplaatsing mogelijk wordt en het is de vraag of uitplaatsing binnen een jaar gerealiseerd kan worden.
Het primaire verzoek van de verdediging tot afwijzing van de vordering van de officier van justitie omdat het recidiverisico op een acceptabel niveau zou zijn, wordt afgewezen. Het recidiverisico wordt weliswaar op laag (op de korte termijn) tot gemiddeld (op de langere termijn) geschat binnen de huidige kaders, maar zowel de psychiater als de reclassering schatten in dat het recidiverisico bij beëindiging van de maatregel zal oplopen tot hoog.
Ook het subsidiaire verzoek van de verdediging, het aanhouden van de beslissing op de vordering van de officier om de mogelijkheden voor een zorgmachtiging te onderzoeken, wordt afgewezen. Aan dit oordeel ligt mede ten grondslag dat de rechtbank op basis van het rapport van de psychiater vaststelt dat verdachte op dit moment niet stabiel genoeg is voor overgang naar een WVGGZ-kader en dat die overgang een fors risico op recidief grensoverschrijdend en delictgedrag zal opleveren.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de terbeschikkingstelling verlengd dient te worden. Gezien de maximale termijn van een voorwaardelijke beëindiging, zal de rechtbank de maatregel met één jaar verlengen.

8.De beslissing

De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling, waarvan de verpleging van overheidswege reeds onder voorwaarden is beëindigd, met één jaar.
Deze beslissing is genomen door mr. C.A.M. van Straalen, voorzitter, mrs. C. van de Lustgraaf en I. Jadib, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Neijenhuis als griffier en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2022.
Mrs. Jadib en Neijenhuis zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.