ECLI:NL:RBMNE:2022:6232

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 maart 2022
Publicatiedatum
22 februari 2023
Zaaknummer
16/130349-99 (vordering verlenging tbs)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling van een ter beschikking gestelde wegens recidivegevaar en stoornis

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 maart 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een betrokkene, geboren in 1964, die eerder ter beschikking was gesteld na veroordeling voor verkrachting en wederrechtelijke vrijheidsberoving. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen, toegewezen. De rechtbank baseerde haar beslissing op verschillende rapportages en adviezen van deskundigen, waaruit bleek dat de betrokkene nog steeds lijdt aan een stoornis en dat er een hoog recidiverisico aanwezig is bij beëindiging van de maatregel.

De rechtbank heeft in haar overwegingen de stukken in het dossier, waaronder eerdere veroordelingen en rapportages van psychologen, betrokken. De deskundigen concludeerden dat de betrokkene nog steeds een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis en een licht verstandelijke beperking heeft, en dat het recidivegevaar bij beëindiging van de terbeschikkingstelling hoog is. De rechtbank heeft geen reden om aan de betrouwbaarheid van deze rapportages te twijfelen en heeft deze overgenomen in haar oordeel.

De rechtbank heeft de wens van de betrokkene om de termijn van terbeschikkingstelling met een jaar te verlengen, afgewezen. De rechtbank oordeelde dat, gezien de huidige situatie en de noodzaak voor de bescherming van de samenleving, een verlenging van twee jaar gerechtvaardigd is. De rechtbank heeft benadrukt dat de betrokkene positieve stappen heeft gemaakt in zijn behandeling, maar dat de risico's bij beëindiging van de maatregel te groot zijn. De beslissing is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de termijn van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met twee jaar verlengd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/130349-99 (vordering verlenging tbs)
Beslissing op grond van artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering van de meervoudige kamer voor strafzaken van 28 maart 2022
in de zaak van de officier van justitie tegen de ter beschikking gestelde:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats] .
verblijvende in de [verblijfplaats] aan de [adres] , [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene.

1.De stukken

De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken waaronder:
  • het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 26 mei 2000 waarbij betrokkene ter beschikking is gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege omdat hij zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting (meermalen gepleegd) en wederrechtelijke vrijheidsberoving;
  • stukken waaruit blijkt dat de terbeschikkingstelling is ingegaan op 27 maar 2001;
  • de beslissing van deze rechtbank van 13 augustus 2020, waarbij de termijn van terbeschikkingstelling voor het laatst is verlengd met twee jaar;
  • de vordering van de officier van justitie van 4 februari 2022, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar;
  • het verlengingsadvies van de [verblijfplaats] van 27 januari 2022, opgemaakt door drs. [A] (klinisch psycholoog, hoofd patiëntenzorg en plaatsvervangend hoofd van de inrichting), drs. [B] (GZ-psycholoog en hoofd behandeling) en drs. [C] (psychiater), inhoudend het advies om de terbeschikkingstelling met verpleging te verlengen met twee jaar;
  • het Pro Justitia-rapport van 17 januari 2022, opgemaakt door M.M. Sprock, psychiater;
  • het Pro Justitia-rapport van 16 januari 2022, opgemaakt door A.J. de Groot, psycholoog;
  • de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de betrokkene, over de periode 28 mei 2020 tot en met 4 oktober 2021.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De behandeling van de zaak heeft op 14 maart 2022 ter terechtzitting plaatsgevonden. Daarbij zijn gehoord:
- de officier van justitie, mr. H.J. Lambers;
- de betrokkene, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.R. Ytsma, advocaat te Haarlem;
- de aan de kliniek verbonden deskundige, drs. [B] (GZ-psycholoog en hoofd behandeling).

3.Het standpunt van de inrichting

Het standpunt van de inrichting blijkt uit het onder 1 genoemde rapport. De deskundige voornoemd heeft ter zitting het advies van de inrichting toegelicht.
Het standpunt luidt – zakelijk weergegeven – dat er bij de betrokkene nog steeds sprake is van een stoornis. Ook is het recidiverisico nog aanwezig. Dit risico wordt bij beëindiging van de maatregel ingeschat als hoog.
Het advies luidt de terbeschikkingstelling met dwangverpleging te verlengen voor de duur van twee jaar.

4.Het standpunt van de niet aan de inrichting verbonden deskundigen

De deskundigen concluderen dat er bij betrokkene nog steeds sprake is van een stoornis. Zij achten het recidiverisico op hernieuwd seksueel gewelddadig gedrag bij een beëindiging van de terbeschikkingstelling nog aanwezig.
Het advies luidt de terbeschikkingstelling met dwangverpleging te verlengen voor de duur van twee jaar.

5.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft naar aanleiding van het verhandelde ter zitting zijn vordering strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging met twee jaar gehandhaafd.

6.Het standpunt van de verdediging

Primair en subsidiair heeft de raadsman gepleit voor een verlenging van de maatregel voor de duur van een jaar. Bij het primaire standpunt heeft de raadsman daarnaast verzocht om in de verlengingsbeslissing te bepalen dat een maatregelrapport dient te worden opgemaakt om te bezien of betrokkene over een jaar in aanmerking komt voor een voorwaardelijke beëindiging.
Daartoe is aangevoerd dat betrokkene de laatste tijd snel stappen heeft gemaakt binnen de longcare en graag wil laten zien dat hij deze positieve lijn voort zal zetten. Betrokkene wil dat het tempo hoger komt te liggen. Betrokkene laat zich nu goed lezen en dat zal leiden tot nieuwe informatie over een jaar met een nieuw risico management.

7.Het oordeel van de rechtbank

Maximering
Betrokkene is bij arrest van 26 mei 2000 veroordeeld voor verkrachting (meermalen gepleegd) en wederrechtelijke vrijheidsberoving.
De terbeschikkingstelling is niet gemaximeerd, nu – hoewel niet uitdrukkelijk overwogen in het veroordelend arrest – uit dit arrest duidelijk blijkt dat sprake was van misdrijven die zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Stoornis en recidivegevaar
Uit het verlengingsadvies en de Pro Justitia-rapportages blijkt dat er nog steeds sprake is van
een stoornis bij betrokkene, te weten een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis en een licht verstandelijke beperking. Daarnaast stellen de kliniek en de niet aan de inrichting verbonden psycholoog een beperkte neurocoginitieve stoornis door traumatisch hersenletsel vast. Voor wat betreft de geconstateerde persoonlijkheidsstoornis zien de beide Pro Justitia-rapporteurs met name narcistische dynamieken, waar de kliniek spreekt over een persoonlijkheidsstoornis met narcistische, antisociale en paranoïde kenmerken.
Het recidivegevaar bij (voorwaardelijke) beëindiging van de maatregel wordt door de deskundigen en de reclassering ingeschat als hoog.
De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van
het advies en de rapportages van de deskundigen te twijfelen en neemt deze over.
Verlenging
Gelet op het advies van de inrichting en de niet aan de inrichting verbonden deskundigen en
hetgeen overigens ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de
algemene veiligheid van personen verlenging van de terbeschikkingstelling eist. Zij is van oordeel dat wordt voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.
Uit het verlengingsadvies en de rapportages komt naar voren dat betrokkene al geruime tijd stabiel functioneert. Sinds november 2005 had betrokkene vanwege het uitblijven van behandelresultaat een LFPZ-status. Begin januari 2020 blijkt dat betrokkene alsnog een onderzoek wenst of plaatsing binnen de longcare voorziening van de Pelmolen tot de mogelijkheden behoort. De intake resulteerde in een positief advies.
Op 22 februari 2021 wordt de heer [betrokkene] overgeplaatst naar de [verblijfplaats] op de afdeling [naam afdeling] . Dit betreft een longcare-afdeling. Betrokkene is enerzijds opgelucht, omdat hij na jaren zijn LFPZ-status kwijt is, maar is ook bezorgd omdat hij verder van zijn netwerk verblijft. Betrokkene laat in de [verblijfplaats] eenzelfde beeld zien als in de voorgaande kliniek. Echter, naarmate de periode vordert komt hij wat meer los en biedt hij meer openheid, al blijft diepgang in gesprekken vaak uit. Hij werkt goed mee en durft zich kwetsbaar op te stellen. Hij geeft openheid over zijn verleden, kan benoemen wat hij verkeerd heeft gedaan en wat hij daarvan geleerd heeft. In deze periode gaat betrokkene veel om met een vrouwelijke medepatiënt, dit meldt hij uit zichzelf bij het behandelteam. In een gesprek dat volgt met beide patiënten en de netwerkbegeleider geven zij aan dat het contact vriendschappelijk is. Betrokkene heeft echter eerder aangegeven een romantische relatie niet geheel uit te willen sluiten. In het geval dat hij gevoelens voor haar krijgt, zegt hij het direct aan het behandelteam te melden.
Binnen de longcare van de [verblijfplaats] continueert betrokkene al spoedig begeleid verlof. De verloven verlopen naar wens en hij stelt zich begeleidbaar op. Er is sprake van een positieve ontwikkeling in het toekomstperspectief van de heer [betrokkene] , waar het huidige verblijf op de longcare voorziening aan bijdraagt. Om die reden is er 11 januari 2022 een verzoek ingediend voor uitbreiding van de verloven met (beperkt) onbegeleid verlof in de vorm van 1-op-3 begeleid verlof. Op de zitting is gebleken dat deze vorm van verlof inmiddels is toegekend. Binnen het huidige tbs-kader wordt het risico op seksueel gewelddadig gedrag ingeschat op laag.
De rechtbank wil betrokkene een groot compliment geven. Niet alleen is betrokkene van zijn LFPZ-status af, hij werkt goed mee aan de behandeling, stelt zich begeleidbaar op en heeft in de afgelopen twee jaar flinke stappen gemaakt, zowel in vrijheden als in ontwikkeling.
De komende periode zal onderzocht worden welke stappen betrokkene kan maken richting verdere vrijheden en verantwoordelijkheden (bijvoorbeeld een externe werksetting). Daarnaast zal gekeken worden of het binnen zijn mogelijkheden is om stapsgewijs toe te werken naar een plaatsing op [locatie] , de transmurale woonvoorziening van de longcare. De deskundige heeft op de zitting aangevoerd dat het zeker nog anderhalf jaar duurt voordat betrokkene eventueel in aanmerking komt voor een plaatsing op [locatie] . Verdere doelen voor de komende periode zijn het verder ontwikkelen en verstevigen van de copingvaardigheden, levensdoelen verder concretiseren en zijn netwerk verstevigen en betrekken bij de behandeling. De belangrijkste beschermende factoren blijven de intensieve hulpverlening, de woonsituatie en het toezicht. In het bijzonder moet betrokkene begeleid worden in eventuele toekomstige relaties. Tevens werkt de gestructureerde daginvulling met werk en zijn wens een zingevend leven te leiden beschermend. Zonder het kader van de terbeschikkingstelling wordt het risico op seksueel gewelddadig gedrag ingeschat als hoog. De huidige beschermende structuren vallen dan weg. De verwachting is dat betrokkene binnen een relatie de ervaren problemen niet zelf het hoofd kan bieden en de weg naar hulpverlening niet zal bewandelen.
De rechtbank begrijpt de wens van betrokkene om zo snel mogelijk stappen te maken. De rechtbank gaat echter, gelet op bovenstaande, voorbij aan het verzoek van betrokkene om de termijn van terbeschikkingstelling vooralsnog met een jaar te verlengen. Het uitgangspunt van de rechtbank is dat, wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling meer tijd in beslag zal nemen dan een jaar, de terbeschikkingstelling - behoudens bijzondere omstandigheden - verlengd dient te worden met een termijn van twee jaar.
De rechtbank stelt op basis van het verlengingsadvies en de door de deskundige ter zitting gegeven toelichting en de rapportages vast dat, zelfs indien betrokkene dezelfde positieve lijn laat zien als de afgelopen tijd, niet te verwachten is dat binnen een jaar gronden aanwezig kunnen zijn die een beëindiging van de terbeschikkingstelling rechtvaardigen. De verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar zou bij betrokkene de verwachting kunnen wekken dat dit wel het geval zou zijn. De rechtbank begrijpt van de deskundige dat de kliniek er alles aan doet om waar mogelijk het tempo in de behandeling te houden, maar een voorwaardelijke beëindiging acht de rechtbank over een jaar nog niet aan de orde.
De rechtbank zal daarom de maatregel met twee jaar verlengen. Voorgaande betekent ook dat het verzoek van de verdediging om te bepalen dat een maatregelrapport dient te worden opgemaakt, zal worden afgewezen.

8.De beslissing

De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van
[betrokkene]met twee jaar.
Deze beslissing is genomen door mr. C. van de Lustgraaf, voorzitter, mrs. C.A.M. van Straalen en I. Jadib, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Neijenhuis als griffier en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2022.
Mrs. Jadib en Neijenhuis zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.