Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
1.De stukken
- het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 26 mei 2000 waarbij betrokkene ter beschikking is gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege omdat hij zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting (meermalen gepleegd) en wederrechtelijke vrijheidsberoving;
- stukken waaruit blijkt dat de terbeschikkingstelling is ingegaan op 27 maar 2001;
- de beslissing van deze rechtbank van 13 augustus 2020, waarbij de termijn van terbeschikkingstelling voor het laatst is verlengd met twee jaar;
- de vordering van de officier van justitie van 4 februari 2022, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar;
- het verlengingsadvies van de [verblijfplaats] van 27 januari 2022, opgemaakt door drs. [A] (klinisch psycholoog, hoofd patiëntenzorg en plaatsvervangend hoofd van de inrichting), drs. [B] (GZ-psycholoog en hoofd behandeling) en drs. [C] (psychiater), inhoudend het advies om de terbeschikkingstelling met verpleging te verlengen met twee jaar;
- het Pro Justitia-rapport van 17 januari 2022, opgemaakt door M.M. Sprock, psychiater;
- het Pro Justitia-rapport van 16 januari 2022, opgemaakt door A.J. de Groot, psycholoog;
- de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de betrokkene, over de periode 28 mei 2020 tot en met 4 oktober 2021.
2.Het onderzoek ter terechtzitting
3.Het standpunt van de inrichting
4.Het standpunt van de niet aan de inrichting verbonden deskundigen
5.Het standpunt van de officier van justitie
6.Het standpunt van de verdediging
7.Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van het verlengingsadvies en de door de deskundige ter zitting gegeven toelichting en de rapportages vast dat, zelfs indien betrokkene dezelfde positieve lijn laat zien als de afgelopen tijd, niet te verwachten is dat binnen een jaar gronden aanwezig kunnen zijn die een beëindiging van de terbeschikkingstelling rechtvaardigen. De verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar zou bij betrokkene de verwachting kunnen wekken dat dit wel het geval zou zijn. De rechtbank begrijpt van de deskundige dat de kliniek er alles aan doet om waar mogelijk het tempo in de behandeling te houden, maar een voorwaardelijke beëindiging acht de rechtbank over een jaar nog niet aan de orde.
8.De beslissing
[betrokkene]met twee jaar.