ECLI:NL:RBMNE:2022:6228

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 november 2022
Publicatiedatum
21 februari 2023
Zaaknummer
16/057293-22; 96/060441-21 (vord. tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal, wederspannigheid en opzetheling met vrijspraak voor woninginbraak en autodiefstal

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 november 2022 uitspraak gedaan in een meervoudige kamer. De verdachte is beschuldigd van dertien feiten, waaronder diefstal, wederspannigheid en opzetheling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen, waaronder het stelen van geldbedragen en goederen van verschillende slachtoffers, en zich heeft verzet tegen politieagenten. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde woninginbraak en autodiefstal, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij deze feiten had gepleegd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 300 dagen, waarvan 216 dagen voorwaardelijk, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een klinische opname. De rechtbank heeft ook een taakstraf van 200 uren opgelegd. De zaak betreft een reeks van vermogensdelicten die de verdachte heeft gepleegd in de periode van eind 2021 tot begin 2022, waarbij hij gebruik maakte van gestolen bankpassen en creditcards.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/057293-22, 96/060441-21 (vord. tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 16 november 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen en thans verblijvende op het adres [adres 1] , [verblijfplaats] ,
(hierna: verdachte).

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 november 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie, mr. J. Boon, en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.M. Helmers, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1
in de periode van 25 februari 2022 tot en met 26 februari 2022 in Utrecht ‘s nachts heeft ingebroken in de woning van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ;
Feit 2
in de periode van 25 februari 2022 tot en met 26 februari 2022 in Utrecht een auto heeft gestolen van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ;
Feit 3
op 26 februari 2022 in Utrecht en Bilthoven een geldbedrag van 262,18 euro heeft gestolen door te betalen met de creditcard en/of bankpassen van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ;
Feit 4
op 8 maart 2022 in Utrecht samen met een ander een fietscomputer heeft gestolen van [slachtoffer 3] ;
Feit 5
op 8 maart 2022 in Utrecht zich met geweld heeft verzet tegen politieagenten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] ;
Feit 6 primair
op 14 februari 2022 in Utrecht een portemonnee met inhoud heeft gestolen van [slachtoffer 4] en/of [naam Stichting] ;
Feit 6 subsidiair
op 14 februari 2022 in Utrecht een portemonnee met inhoud van [slachtoffer 4] en/of [naam Stichting] voorhanden heeft gehad terwijl hij wist dat de portemonnee van diefstal afkomstig was;
Feit 7
op 14 februari 2022 in Utrecht een geldbedrag van 555,43 euro heeft gestolen door te betalen met de bankpassen van [slachtoffer 4] en/of [naam Stichting] en te reizen met de OV-chipkaart van [slachtoffer 4] ;
Feit 8
op 14 februari 2022 in Utrecht, Nieuwegein en Woerden heeft geprobeerd geld te stelen door meermalen te pinnen met een bankpas van [naam Stichting] ;
Feit 9 primair
op 1 maart 2022 in Utrecht een jas en pashouder met inhoud heeft gestolen van [slachtoffer 5] ;
Feit 9 subsidiair
op 1 maart 2022 in Utrecht een jas en pashouder met inhoud voorhanden heeft gehad terwijl hij wist dat deze van diefstal afkomstig waren;
Feit 10
op 1 maart 2022 in Utrecht een geldbedrag van 96,93 euro heeft gestolen door te betalen met de bankpas van [slachtoffer 5] ;
Feit 11 primair
op 31 december 2021 in Utrecht een portemonnee met inhoud heeft gestolen van [slachtoffer 6] ;
Feit 11 subsidiair
op 31 december 2021 in Utrecht een portemonnee met inhoud voorhanden heeft gehad terwijl hij wist of had moeten vermoeden dat deze van diefstal afkomstig was;
Feit 12
op 31 december 2021 in Utrecht een geldbedrag van 53,95 euro heeft gestolen door te betalen met een bankpas van [slachtoffer 6] ;
Feit 13
in de periode van 30 december 2021 tot en met 31 december 2021 in Utrecht een auto voorhanden heeft gehad terwijl hij wist dat deze van diefstal afkomstig was;
Op de dagvaarding is verder aan verdachte meegedeeld dat daarop een ad informandum gevoegd strafbaar feit (diefstal) ter bepaling van de strafmaat ter kennis van de rechtbank wordt gebracht, en dat verdachte daarvoor niet afzonderlijk zal worden vervolgd, als de rechtbank met dat feit rekening houdt.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle (primair) ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen. De standpunten van de officier van justitie worden, voor zover van belang voor de beoordeling, besproken in paragraaf 4.3.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1, feit 2, feit 6 primair, feit 8, feit 9 primair, feit 11 primair en feit 13 ten laste gelegde. De overige feiten – waaronder het ad informandum gevoegde feit – kunnen volgens de raadsvrouw wettig en overtuigend worden bewezen. Voor zover relevant voor de beoordeling worden de standpunten van de verdediging besproken in paragraaf 4.3.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Vrijspraak feit 1, feit 2, feit 11 primair en feit 13
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1, feit 2, feit 11 primair en feit 13 ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank legt hieronder per feit uit waarom zij tot dat oordeel komt.
Vrijspraak feit 1 en feit 2
De rechtbank stelt op basis van de stukken in het dossier het volgende vast. De aangevers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , hebben aangifte gedaan van woninginbraak en autodiefstal. Deze feiten zijn gepleegd tussen 25 februari 2022 om 23:00 uur en 26 februari 2022 om 04:23 uur. Op 26 februari 2022 om 04:23 uur is verdachte gefilmd bij een tankstation te Utrecht terwijl hij samen met een ander in de gestolen auto van aangevers aan komt rijden. Verdachte maakte bij het tankstation gebruik van een betaalpas die bij de inbraak uit de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] was weggenomen. Verdachte heeft verklaard de betaalpas van een derde (een dealer) te hebben ontvangen om geld te pinnen in ruil voor harddrugs.
Tussen de woninginbraak en het moment waarop verdachte gebruik maakte van de auto en betaalpas van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , kan een tijdsverloop zitten van ruim vijf uren. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat daarmee geen sprake is van een dermate korte tijdspanne dat het niet anders kan dan dat verdachte degene is die de diefstal uit de woning heeft gepleegd en zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van de auto. Het dossier bevat ook verder geen redengevende feiten en omstandigheden – anders dan de betrokkenheid bij pintransacties en de waarneming van verdachte in de auto van de aangevers – op basis waarvan kan worden vastgesteld dat verdachte daadwerkelijk betrokken is geweest bij de woninginbraak en autodiefstal. De door verdachte gegeven lezing van de feiten is niet zonder meer volstrekt onaannemelijk en kan niet door bewijsmiddelen worden weersproken. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van feit 1 en feit 2.
Vrijspraak feit 11 primair
De rechtbank stelt op basis van de stukken in het dossier het volgende vast. Aangever [slachtoffer 6] heeft aangifte gedaan van diefstal van zijn portemonnee met inhoud. De diefstal is gepleegd op 31 december 2021 tussen 02:30 uur en 05:25 uur. Op 31 december 2021 om 06:25 uur is verdachte gefilmd bij een tankstation in Utrecht terwijl hij gebruikmaakte van de gestolen pinpas van [slachtoffer 6] . Verdachte heeft verklaard de betaalpas van een derde (een dealer) te hebben ontvangen om geld te pinnen in ruil voor harddrugs.
De rechtbank is – anders dan de officier van justitie – van oordeel dat niet kan worden geconcludeerd dat de pintransactie zodanig kort na de diefstal heeft plaatsgevonden dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van de portemonnee. Het dossier bevat ook verder geen redengevende feiten en omstandigheden – anders dan de betrokkenheid bij pintransacties – op basis waarvan kan worden vastgesteld dat verdachte daadwerkelijk betrokken is geweest bij de diefstal van de portemonnee. De door verdachte gegeven lezing is niet zonder meer volstrekt onaannemelijk en kan niet door bewijsmiddelen worden weersproken. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het onder 11 primair ten laste gelegde feit.
Vrijspraak feit 13
De rechtbank stelt op basis van de stukken in het dossier het volgende vast. Aangever [slachtoffer 7] heeft aangifte gedaan van diefstal van zijn auto. De auto is weggenomen in de periode van 30 december 2021, 09:20 uur en 31 december 2021, 06:25 uur. Verdachte is op 31 december 2021 om 06:25 uur gefilmd bij een tankstation in Utrecht terwijl hij aan komt rijden in de desbetreffende auto. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij in de veronderstelling verkeerde dat het een auto betrof die (rechtmatig) aan een ander toebehoorde. Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is de rechtbank er niet van overtuigd dat verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de auto van diefstal afkomstig was. De rechtbank acht dan ook niet wettig en overtuigend bewezen wat aan verdachte onder feit 13 ten laste is gelegd, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
4.3.2.
Bewezenverklaring van de overige feiten
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder de feiten 3 tot en met 5, 6 primair, 7 en 8, 9 primair, 10, 11 subsidiair en 12 ten laste gelegde heeft begaan. [1]
De bewijsmiddelen worden telkens, ook in hun onderdelen, slechts gebruikt ter bewijs van het feit of de feiten, waarop ze gezien hun inhoud betrekking hebben.
Feit 3
Verdachte heeft ter terechtzitting het onder feit 3 ten laste gelegde bekend. De verdediging heeft voor dit feit, voor zover hierna bewezen verklaard, geen vrijspraak bepleit. Onder deze omstandigheden kan op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering worden volstaan met het opsommen van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3
- een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 8 maart 2022; [2]
- de bekennende verklaring van verdachte. [3]
Feiten 4 en 5
Verdachte heeft ter terechtzitting het onder feit 4 en feit 5 ten laste gelegde bekend. De verdediging heeft voor deze feiten, voor zover hierna bewezen verklaard, geen vrijspraak bepleit. Onder deze omstandigheden zal de rechtbank volstaan met het opsommen van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen ten aanzien van de feiten 4 en 5
- een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 8 maart 2022; [4]
- een proces-verbaal van bevindingen van 8 maart 2022; [5]
- de bekennende verklaring van verdachte. [6]
Feiten 6 primair, 7 en 8
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 6 primair, 7 en 8
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] van 19 februari 2022 [7]
Ik doe aangifte van diefstal. In mijn portemonnee zaten de volgende spullen:
- ASN betaalpas ten name van [slachtoffer 4] ;
- Bunq betaalpas ten name van [naam Stichting] , deze pas is van mijn werk;
- Rijbewijs;
- Persoonlijke OV chipkaart op naam van [slachtoffer 4] ;
- Ongeveer 50,00 euro aan contant geld. [8]
Ik zag dat er op 14 februari 2022 om 19:26 uur met mijn pas was betaald bij de Aldi aan het [adres 2] te Utrecht. Ik was niet bij die Aldi geweest op die dag en tijd en had ook niemand toestemming gegeven mijn pas te gebruiken. Ik zag vervolgens dat mijn OV chipkaart was gebruikt op 15 februari 2022 en 16 februari 2022. Op 14 februari tussen 19:00 uur en 19:30 uur gaf ik gymles aan de [adres 3] te Utrecht. Ik heb de voordeur opengelaten en mijn jas opgehangen in de kleedruimte. De kleedruimte heb ik ook niet afgesloten. Ik hoorde tussen 19.00 en 19.30 uur iets op de gang. Ik liep naar de gang om te kijken waar dat geluid vandaan kwam. Ik zag een zwarte auto voor de ingang van het gebouw staan, met draaiende motor en de koplampen aan. Vervolgens zag ik dat de deur van de WC, die in de gang van het gebouw zit, op slot zat. Ik vond dit vreemd, maar wilde snel weer terug naar gymzaal. Nu denk ik dat de bestuurder van voornoemde auto op de WC zat toen ik daar ging kijken. Ik denk dat diegene ook mijn portemonnee uit mijn jaszak heeft gestolen. [9]
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] van 19 februari 2022 [10]
In totaal is er met mijn pinpas tussen 14 februari 2022 om 19:26 uur en 15 februari 2022 om 21:53 uur voor een totaalbedrag van 78,27 euro aan contactloze betalingen verricht. [11]
Daarna belde ik naar mijn werk om te vragen of er na 14 februari 2022 omstreeks 19:00 uur nog betalingen waren gedaan met de pinpas van mijn werk. Ik hoorde mijn werkgever zeggen dat er tussen 14 februari 2022 om 19:35 om en vrijdag 18 februari 2022 om 04:20 uur tweeëntwintig keer was betaald met de pas, met een totaalbedrag van 470,10 euro. De eerste betaling had ook plaatsgevonden bij de Aldi aan het [adres 2] te Utrecht, 9 minuten na de eerste betaling met mijn eigen pinpas. De overige betalingen hadden plaatsgevonden op verschillende locaties in Utrecht. Twaalf betaalpogingen zijn mislukt omdat daarvoor een pincode was vereist. [12]
Bijlage: gestolen goederen
  • Bankrekeningnummer pinpas: [rekeningnummer]
  • Serienummer: [pasnummer]
  • Tnv: [naam Stichting] [13]
Bijlage: overzicht transacties met pinpas Bunq – pas [pasnummer]
  • Esso Utrecht [locatie 1] UTRECHT ; Deze transactie was succesvol ; 18-02-2022 04:20 ; -30,01 euro
  • Taxi Houten ; Deze transactie was succesvol ; 18-02-2022 02:06 ; -40,00 euro
  • ESSO UTRECHT ; Deze transactie was succesvol ; 18-02-2022 01:58 ; -20,00 euro
  • ESSO UTRECHT ; Deze transactie was succesvol ; 18-02-2022 12:35 ; -10,00 euro
  • ESSO UTRECHT ; De pincode was incorrect ; 18-02-2022 12:31 ; -30,00 euro
  • ESSO UTRECHT ; Deze transactie vereiste een pincode ; 18-02-2022 12:31 ; -30,00 euro
  • Primera [locatie 2] NIEUWEGEIN ; Deze transactie vereiste een pincode ; 17-02-2022 02:24 ; -8,20 euro
  • Albert Heijn NIEUWEGEIN ; Deze transactie vereiste een pincode ; 17-02-2022 08:07 ; -2,50 euro
  • Albert Heijn NIEUWEGEIN ; Deze transactie vereiste een pincode ; 17-02-2022 08:05 ; -24,49 euro
  • AH to go UTRECHT ; Deze transactie was succesvol ; 17-02-2022 07:13 ; -6,25 euro
  • Esso Utrecht [locatie 1] UTRECHT ; Deze transactie was succesvol ; 17-02-2022 02:47 ; -22,89 euro
  • Esso Utrecht [locatie 1] UTRECHT ; Deze transactie was succesvol ; 17-02-2022 12:38 ; -30,00 euro
  • ESSO UTRECHT ; Deze transactie vereiste een pincode ; 17-02-2022 12:22 ; -20,00 euro
  • ESSO UTRECHT ; Deze transactie was succesvol ; 17-02-2022 12:21 ; -4,50 euro
  • ESSO UTRECHT ; Deze transactie was succesvol ; 17-02-2022 12:19 ; -22,05 euro
  • ALBERT HEIJN UTRECHT ; Deze transactie was succesvol ; 16-02-2022 07:17 ; -25,45 euro
  • BP [locatie 3] UTRECHT ; Deze transactie was succesvol ; 16-02-2022 07:06 ; -34,00 euro
  • NS WOERDEN WOERDEN ; Deze transactie was succesvol ; 16-02-2022 06:26 ; -20,00 euro
  • ATABABA UTRECHT ; Deze transactie vereiste een pincode ; 15-02-2022 10:10 ; -13,98 euro
  • Traverse WOERDEN ; Deze transactie vereiste een pincode ; 15-02-2022 07:02 ; -2,80 euro
  • Glory Tabakshop UTRECHT ; Deze transactie vereiste een pincode ; 15-02-2022 04:42 ; -8,20 euro
  • Glory Tabakshop UTRECHT ; Deze transactie vereiste een pincode ; 15-02-2022 04:42 ; -16,40 euro
  • Kruidvat UTRECHT ; Deze transactie was succesvol ; 15-02-2022 04:10 ; -29,99 euro
  • Kruidvat UTRECHT ; Deze transactie was succesvol ; 15-02-2022 03:21 ; -29,99 euro
  • Bruna UTRECHT ; Deze transactie was succesvol ; 15-02-2022 03:15 ; -18,20 euro
  • Jumbo Utrecht ; Deze transactie was succesvol ; 15-02-2022 02:56 ; -20,00 euro
  • NS-Utr Leidsche Rijn ; Deze transactie was succesvol ; 15-02-2022 02:52 ; -27,50 euro
  • Plus Plantage UTRECHT ; Deze transactie vereiste een pincode ; 14-02-2022 08:52 ; -3,87 euro
  • [pasnummer] ; 5411 Plus Plantage UTRECHT, NL ; Deze transactie vereiste een pincode ; 14-02-2022 08:51 ; -15,60
  • Gemeente Utrecht Pin UTRECHT ; Deze transactie was succesvol ; 14-02-2022 08:48 ; -0,27 euro
  • BP [locatie 3] UTRECHT ; Deze transactie was succesvol ; 14-02-2022 08:08 ; -20,00 euro
  • BP [locatie 3] UTRECHT ; Deze transactie was succesvol ; 14-02-2022 08:07 ; -17,99 euro
  • Coffeeshop UTRECHT ; Deze transactie was succesvol ; 14-02-2022 07:39 ; -20,02 euro
  • ALDI Utrecht ; Deze transactie was succesvol ; 14-02-2022 07:35 ; -20,99 euro. [14]
Een proces-verbaal van bevindingen van 8 maart 2022 [15]
Hierop hielden wij op 8 maart 2022 [verdachte] aan voor de openstaande signalering. Tijdens de insluitingsfouillering op het bureau troffen wij bij [verdachte] nog een tweetal rijbewijzen aan. De rijbewijzen zaten in de broekzak van [verdachte] samen met andere pasjes van hemzelf.
Rijbewijs 1 staat op naam van: [slachtoffer 4] . [16]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 2 november 2022 [17]
Omstreeks 14 februari 2022 heb ik de betaalpassen van [slachtoffer 4] en [naam Stichting] voorhanden gehad. Daar heb ik meermalen mee gepind, onder meer bij de Aldi te Utrecht en bij het tankstation aan de [locatie 3] te Utrecht. Het is ook mogelijk dat ik alle andere betalingen met deze betaalpassen heb gedaan.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 6 primair, 7 en 8
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien feit 6 primair op het standpunt gesteld dat verdachte daarvan vrijgesproken dient te worden. Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat het voorhanden hebben van het contante geld en de ov-chipkaart van [slachtoffer 4] (feit 6) en het gebruik van de ov-chipkaart door verdachte (feit 7) niet bewezen kunnen worden. Ten aanzien van feit 8 heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat verdachte daarvan vrijgesproken dient te worden, nu niet is vast komen te staan dat het verdachte is geweest die gepoogd heeft te betalen met de betaalpas van [naam Stichting] .
De rechtbank stelt op basis van de stukken in het dossier het volgende vast. Aangever [slachtoffer 4] heeft aangifte gedaan van diefstal van haar portemonnee met daarin (onder meer) haar rijbewijs, een ov-chipkaart, ongeveer 50 euro aan contant geld, een betaalpas van haarzelf en een betaalpas van [naam Stichting] . Deze diefstal zou plaats hebben gevonden op 14 februari 2022 tussen 19:00 en 19:26 uur. Er hebben onder andere om 19:26 uur en 20:03 uur betalingen plaatsgevonden met de betaalpas van aangever. Verdachte heeft ter terechtzitting een bekennende verklaring afgelegd ten aanzien van deze betalingen. Daarnaast hebben er ook betalingen en pogingen daartoe plaatsgevonden met de betaalpas van [naam Stichting] . Deze pogingen hebben op ongeveer dezelfde momenten en locaties plaatsgevonden als de voltooide betalingen. Ook was verdachte op 8 maart 2022 in het bezit van het rijbewijs van aangever.
Gelet op de korte tijdspanne tussen de diefstal van de portemonnee met inhoud en de betalingen van verdachte met bankpassen uit die portemonnee en gelet op het feit dat verdachte ook het rijbewijs van aangever onder zich had, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte de portemonnee met inhoud van aangever, heeft weggenomen. De stelling van verdachte dat hij het geld en de ov-chipkaart uit de portemonnee niet voorhanden zou hebben gehad, acht de rechtbank, gelet op de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien, niet geloofwaardig. De rechtbank zal verdachte dan ook veroordelen voor feit 6 primair, feit 7 en feit 8 zoals ten laste gelegd, met uitzondering van het gebruik van de ov-chipkaart zoals ten laste gelegd onder feit 7. Voor het gebruik van de ov-chipkaart door verdachte vindt de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier, zodat zij verdachte van dat onderdeel zal vrijspreken.
Feit 9 primair en 10
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 9 primair en 10
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] van 11 maart 2022 [18]
Op 1 maart 2022 omstreeks 19:45 uur was ik bij een vriend van mij aan de [adres 4] in Utrecht. Ik was jarig. We gingen roti bestellen, wat omstreeks 19:45 uur bezorgd werd. Ik nam de roti aan en toen heb ik de deur niet correct dichtgedrukt. Mijn jas hing aan de kapstok in de gang van de woning. Rond 21:00 uur besloot ik naar huis te gaan. Toen ik wilde vertrekken zag ik dat de voordeur open stond. Ik zag toen dat mijn jas was weggenomen. Naar aanleiding hiervan heb ik direct mijn internetbankieren app gecontroleerd, aangezien ik wist dat mijn bankpassen in mijn jas zaten. Ik zag toen in de ING app dat er was gepind met mijn ING bankpas. [19]
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] van 11 maart 2022 [20]
Ik heb direct mijn internetbankieren app van ING gecontroleerd en zag dat er inmiddels was gepind. Het gaat om de volgende transacties, alle bij de Albert Heijn aan de [adres 5] te Utrecht:
Op 1 maart 2022 om 20:30 uur een bedrag van 20,99 euro;
Op 1 maart 2022 om 20:31 uur een bedrag van 29,54 euro;
Op 1 maart 2022 om 20:34 uur een bedrag van 30 euro;
Op 1 maart 2022 om 20:38 uur een bedrag van 16,40 euro.
In totaal is er een bedrag van 96,93 euro weggenomen. [21]
Een proces-verbaal van bevindingen van 8 maart 2022 [22]
Hierop hielden wij op 8 maart 2022 [verdachte] aan voor de openstaande signalering. Tijdens de insluitingsfouillering op het bureau troffen wij bij [verdachte] nog een tweetal rijbewijzen aan. De rijbewijzen zaten in de broekzak van [verdachte] samen met andere pasjes van hemzelf.
Rijbewijs 2 staat op naam van: [slachtoffer 5] . [23]
Een proces-verbaal van bevindingen van 15 maart 2022 [24]
De bankpas die gebruikt is bij de pintransacties bij het filiaal van Albert Heijn zat in een zwarte jas, parkamodel, maat L of XL die ook bij de diefstal uit woning Weth. D.M. Plompstraat 19 te Utrecht is weggenomen. Naar aanleiding van het bovenstaande heb ik, verbalisant, een foto van een (1) van de pintransacties via de mail naar de aangever gestuurd. Na het bekijken van de foto deelde de aangever [slachtoffer 5] mede dat de jas die de persoon draagt sterk gelijkend is als de jas die bij de diefstal uit de woning is weggenomen. Qua kleur, model en maatvoering komt de jas overeen.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 2 november 2022 [25]
Op 1 maart 2022 heb ik de betaalpassen van [slachtoffer 5] voorhanden gehad. Daar heb ik meermalen mee gepind bij de Albert Heijn aan de [locatie 4] te Utrecht. Ik ben de persoon die op de beelden staat van het pinnen bij de Albert Heijn om 20.30 uur. Het kan zijn dat ik alle bedragen heb gepind.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 9 primair en 10
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het onder 9 primair ten laste gelegde feit, maar dat er wel wettig en overtuigend bewijs is voor het subsidiair ten laste gelegde. Daarbij merkt de raadsvrouw op dat verdachte partieel vrijgesproken dient te worden van het voorhanden hebben van alle goederen met uitzondering van de betaalpas van het slachtoffer. De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van feit 10 op het standpunt gesteld dat het feit wettig en overtuigend kan worden bewezen, maar dat slechts een bedrag van 80,53 euro (de eerste drie transacties) bewezen kan worden verklaard. De vierde transactie heeft een ander dan verdachte uitgevoerd.
De rechtbank stelt op basis van de stukken in het dossier het volgende vast. Aangever [slachtoffer 5] heeft aangifte gedaan van diefstal van zijn portemonnee met inhoud. De diefstal zou plaats hebben gevonden op 1 maart 2022 tussen 19:45 en 20:15 uur. Verdachte bekent dat hij meermalen met de betaalpas van aangever heeft gepind bij de Albert Heijn aan de [locatie 4] , waaronder op 1 maart 2022 om 20:30 uur. Verdachte is op dat moment gefilmd. Aangever heeft verklaard dat de jas die de persoon op de camerabeelden draagt, sterk gelijkend is aan de jas die bij de diefstal is weggenomen. Enkele dagen later, op 8 maart 2022, wordt onder verdachte bij een insluitingsfouillering het rijbewijs van aangever aangetroffen. Ook het rijbewijs bevond zich ten tijde van de diefstal in de desbetreffende portemonnee.
Nu er sprake is van een korte tijdspanne tussen de diefstal en het moment waarop verdachte de weggenomen betaalpas heeft gebruikt bij de Albert Heijn, kan naar het oordeel van de rechtbank de onder 9 primair ten laste gelegde diefstal van de portemonnee bewezen worden verklaard. Omdat de portemonnee (met daarin de betaalpas) zich in de weggenomen jas van aangever bevond en verdachte kort daarna in een sterk gelijkende jas is gefilmd, kan naar het oordeel van de rechtbank ook de diefstal van de jas bewezen worden verklaard.
De rechtbank is ten aanzien van feit 10 van oordeel dat uit voorgaande bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, volgt dat wettig en overtuigend bewezen is dat het verdachte is geweest die met de bankpas van aangever 96,93 euro heeft weggenomen. De (vier) pintransacties hebben plaatsgevonden op 1 maart 2022 tussen 20.30 en 20.38 uur in dezelfde Albert Heijn. De rechtbank ziet geen enkel aanknopingspunt om aan te nemen dat de laatste transactie door een ander dan verdachte is uitgevoerd.
De rechtbank zal verdachte gelet op het vorenstaande veroordelen voor de feiten 9 primair en 10.
Feit 11 subsidiair en 12
Verdachte heeft ter terechtzitting het onder feit 11 subsidiair en feit 12 ten laste gelegde bekend. De verdediging heeft voor deze feiten, voor zover hierna bewezen verklaard, geen vrijspraak bepleit. Onder deze omstandigheden zal de rechtbank volstaan met het opsommen van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 11 subsidiair en 12
- een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6] van 3 januari 2022; [26]
- een proces-verbaal van bevindingen van 8 maart 2022; [27]
- de bekennende verklaring van verdachte. [28]

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 3
op 26 februari 2022, te Utrecht en Bilthoven, een geldbedrag van in totaal ongeveer 262,18 euro, dat geheel aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, immers heeft hij, verdachte, gebruik gemaakt van en/of contactloos betaald met (een) (kort daarvoor weggenomen) creditcard en/of meerdere bankpassen (op naam van [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] ) die niet aan hem, verdachte, toebehoorden;
Feit 4
op 8 maart 2022, te Utrecht tezamen en in vereniging met een ander, een fietscomputer, die geheel aan [slachtoffer 3] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 5
op 8 maart 2022, te Utrecht, zich met geweld heeft verzet tegen meer ambtenaren, [verbalisant 1] (werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Midden-Nederland) en [verbalisant 2] (werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Midden-Nederland), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten ter aanhouding van verdachte, door zich los proberen te trekken uit de greep van voornoemde [verbalisant 1] en zich (voortdurend) in een tegenovergestelde richting te bewegen als waar die [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hem, verdachte, probeerden te brengen;
Feit 6 (primair)
op 14 februari 2022, te Utrecht, een portemonnee met inhoud (te weten onder meer meerdere bankpassen, een OV-chipkaart, een geldbedrag van in totaal ongeveer 50 euro en een rijbewijs), die geheel aan [slachtoffer 4] en/of [naam Stichting] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 7
op of omstreeks 14 februari 2022, te Utrecht, een geldbedrag van in totaal ongeveer 548,37 euro, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] en/of [naam Stichting] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door gebruik te maken van en/of contactloos te betalen met (kort daarvoor weggenomen) bankpassen (op naam van [slachtoffer 4] en/of [naam Stichting] ) die niet aan hem, verdachte, toebehoorden;
Feit 8
op 14 februari 2022, te Utrecht, Nieuwegein en Woerden, telkens ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een of meer geldbedragen, die geheel aan [naam Stichting] , toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik te brengen door middel van een valse sleutel, te weten met een (kort daarvoor weggenomen) bankpas (op naam van [naam Stichting] ) die niet aan hem, verdachte, toebehoorde, meermalen heeft getracht bij betaalautomaten (contactloos) te pinnen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 9 (primair)
op 1 maart 2022, te Utrecht, een jas en een pashouder (met daarin onder meer een rijbewijs, een kentekenbewijs, meerdere bankpassen en een vispas), die geheel aan [slachtoffer 5] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 10
op 1 maart 2022, te Utrecht, een geldbedrag van in totaal ongeveer 96,93 euro, dat geheel aan [slachtoffer 5] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door gebruik te maken van en/of contactloos te betalen met een (kort daarvoor weggenomen) bankpas (op naam van [slachtoffer 5] ) die niet aan hem, verdachte, toebehoorde;
Feit 11 (subsidiair)
op 31 december 2021, te Utrecht, een portemonnee met inhoud (te weten onder meer een betaalpas, een rijbewijs, een zorgpas, een tankpas en diverse bescheiden), voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Feit 12
op 31 december 2021, te Utrecht, een geldbedrag van in totaal ongeveer 53,95 euro, dat geheel aan [slachtoffer 6] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door gebruik te maken van en/of contactloos te betalen met een (kort daarvoor weggenomen) bankpas (op naam van [slachtoffer 6] ) die niet aan hem, verdachte, toebehoorde;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 3, feit 7, feit 10 en feit 12
telkens diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd
Feit 4
diefstal door twee of meer verenigde personen
Feit 5
wederspannigheid
Feit 6 primair en feit 9 primair
telkens diefstal
Feit 8
poging diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd
Feit 11 subsidiair
opzetheling

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 360 dagen, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 281 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, onder de algemene voorwaarde en bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering (ter terechtzitting) geadviseerd, te weten: (i) een meldplicht bij de reclassering, (ii) begeleid wonen of maatschappelijke opvang, (iii) het meewerken aan middelencontrole en (iv) een klinische opname. Verder heeft de officier van justitie gevorderd verdachte te veroordelen tot een taakstraf van 240 uren en de vordering tenuitvoerlegging om te zetten naar een taakstraf.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat maximaal 6 maanden gevangenisstraf moet worden opgelegd, waarbij het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf gelijk moet zijn aan de duur van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zodat verdachte – gelet op het voortgangsverslag van de reclassering en de verklaring van de reclasseringsmedewerker ter terechtzitting – in ieder geval niet terug naar de gevangenis hoeft. De raadsvrouw verzoekt de rechtbank aan het voorwaardelijke strafdeel de algemene en bijzondere voorwaarden te koppelen die de officier van justitie heeft gevorderd. Verder stelt de raadsvrouw dat aan verdachte een taakstraf voor maximaal 200 uren dient te worden opgelegd, met dien verstande dat de hoogte van de op te leggen taakstraf – in combinatie met de eventuele toewijzing van de vordering tenuitvoerlegging in de vorm van een taakstraf – de maximale duur van 240 uren niet zal overschrijden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank houdt bij de strafoplegging verder rekening met het ad informandum gevoegde feit, dat door verdachte ter terechtzitting is bekend.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan tien vermogensfeiten en aan wederspannigheid. Dit zijn nare feiten die de maatschappij en in het bijzonder de betreffende slachtoffers veel overlast en schade opleveren. Ook veroorzaken deze feiten bij de gedupeerden en de samenleving als geheel gevoelens van onveiligheid. Door zijn handelen heeft verdachte geen enkel respect getoond voor de eigendommen van anderen en voor de integriteit van de politieambtenaren waartegen hij zich verzet heeft. Verdachte heeft bij het plegen van de vermogensfeiten slechts zijn eigen gewin voor ogen gehad en kennelijk geen rekening gehouden met de gevolgen van zijn daden voor de slachtoffers.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie op naam van verdachte van 8 september 2022. Uit het uittreksel blijkt dat verdachte sinds 2019 veelvuldig met politie en justitie in aanraking is geweest ten aanzien van vermogensfeiten. De rechtbank weegt dit in strafverzwarende zin mee.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport van 24 oktober 2022 en op de verklaringen ter terechtzitting van reclasseringswerker E. van der Pluijm. Verdachte wordt op dit moment klinisch behandeld voor zijn verslaving. De reclassering adviseert geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, omdat dit de behandeling van verdachte zal doorkruisen. De reclassering adviseert om bijzondere voorwaarden aan een voorwaardelijke straf te verbinden, te weten (i) een meldplicht bij de reclassering, (ii) begeleid wonen of maatschappelijke opvang, (iii) het meewerken aan middelencontrole en (iv) een klinische opname. De reclasseringswerker heeft verder verklaard dat verdachte is aangemeld voor begeleid wonen. Op dit moment is er nog geen zicht op een plek en ook valt niet te verwachten dat een dergelijke plek binnen een half jaar beschikbaar is.
Oplegging van straf
Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet op de ernst van de door verdachte gepleegde misdrijven, niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank heeft echter ook oog voor de persoonlijke omstandigheden van verdachte en met name hetgeen de reclassering daarover heeft gerapporteerd en (ter terechtzitting) geadviseerd. Verdachte heeft 84 dagen in voorarrest doorgebracht. Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat verdachte niet terug naar de gevangenis hoeft. De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 300 dagen, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 216 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daaraan verbindt de rechtbank de algemene voorwaarden en de volgende bijzondere voorwaarden, te weten (i) een meldplicht bij de reclassering, (ii) een klinische opname, (iii) begeleid wonen of maatschappelijke opvang en (iv) het meewerken aan middelencontrole.
Daarnaast acht de rechtbank, gelet op de ernst en hoeveelheid van de feiten, een onvoorwaardelijk taakstraf voor de duur van 200 uren passend en geboden.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen gereedschap van het merk Makita verbeurd te verklaren, omdat dergelijk gereedschap doorgaans gebruikt wordt bij het plegen van inbraken en verdachte zich bezig houdt met het plegen van dergelijke feiten.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen vernietiging van het beslagene.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat het gereedschap van het merk Makita (G2958750) onder verdachte in beslag is genomen. De rechtbank zal gelasten dat het gereedschap wordt bewaard ten behoeve van de rechthebbende, nu het op grond van artikel 33a Wetboek van Strafvordering niet mogelijk is dit verbeurd te verklaren.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 5] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van 1.200,00 euro. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 9 ten laste gelegde diefstal van de jas.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen tot een bedrag van 500,00 euro, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat de vordering niet is onderbouwd.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren, nu de vordering niet is onderbouwd. Gelet op het feit dat er van de jas geen nadere informatie bekend is kan de rechtbank geen gebruikmaken van haar schattingsbevoegdheid.

11.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 21 januari 2021 (96/060441-21) is aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van een week voorwaardelijk opgelegd, met een proeftijd van 2 jaren. Verdachte heeft zich gedurende die proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten.
De officier van justitie heeft daarom gevorderd de tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf te gelasten en deze om te zetten naar een taakstraf. De raadsvrouw heeft primair verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen, nu de in deze zaak ten laste gelegde feiten andersoortige feiten betreffen. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om – bij toewijzing van de vordering – de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf, met dien verstande dat deze taakstraf in combinatie met een eventueel als straf opgelegde taakstraf de totale duur van 240 uren niet zal overschrijden.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. De vordering is derhalve in beginsel geheel toewijsbaar. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals hiervoor besproken zal de rechtbank de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf omzetten in een taakstraf, te weten een taakstraf voor de duur van 30 uren, te vervangen door 7 dagen hechtenis.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 47, 57, 63, 180, 310, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1, 2, 11 primair en 13 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 3, 4, 5, 6 primair, 7, 8, 9 primair, 10, 11 subsidiair en 12 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 300 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 216 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van twee (2) jaren vast;
- als (algemene) voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
- als (bijzondere) voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich na het onherroepelijk worden van het vonnis meldt bij reclassering Inforsa op het adres Wittevrouwenkade 6 te Utrecht. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* zich gedurende de proeftijd laat opnemen in FPA Rotterdam (Fivoor), althans een soortgelijke intramurale zorginstelling, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die in het kader van de behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling aan verdachte zullen worden gegeven. De opname duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de leiding van de zorginstelling in overleg met de reclassering wenselijk acht;
* (na intramurale opname) verblijft in Stichting Exodus of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
* meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol/drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 200 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 100 dagen hechtenis;
Beslag
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende(n) van het volgende voorwerp:
1. STK Gereedschap (Omschrijving: PL0900-2022065282-G2958750, Groen, merk: Makita).

Benadeelde partij

  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 5] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 96/060441-21
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 21 januari 2021 (96/060441-21) opgelegde voorwaardelijke vrijheidsstraf toe;
- gelast in plaats van de vrijheidsstraf het verrichten van een taakstraf voor de duur van 30 uren;
- beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 7 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.M. Lemmen, voorzitter, mrs. E.J.W. Verhaagh en N.M. Spelt, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. van Buel, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 november 2022.
Griffier J. van Buel is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij, in of omstreeks de periode van 25 februari 2022 tot en met 26 februari 2022, te
Utrecht, althans in Nederland, tussen 25 februari 2022 23.00 uur en 26 februari 2022
4.23
uur, althans gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in/uit een woning
(gelegen aan de [adres 6] ), alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of
tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen, te weten (onder meer)
- een portemonnee en/of
- een autosleutel en/of
- een of meerdere siera(a)d(en) en/of
- een sieradenkistje (met inhoud) en/of
- een tas met kleding en/of
- een wollen pet en/of
- een pashouder en/of
- een kentekenbewijs en/of
- een rijbewijs en/of
- een OV-chipkaart en/of
- een of meerdere bankpas(sen) en/of
- een creditcard,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ,
in elk geval aan een ander toebehoorde(n),
terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft
en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel
van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht, art
311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 2 Wetboek van Strafrecht )
2
hij, in of omstreeks de periode van 25 februari 2022 tot en met 26 februari 2022, te
Utrecht, althans in Nederland, een auto (merk Volvo, type v70, kenteken [kenteken] ),
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ,
in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om
het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de
plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn
bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of een valse
sleutel, immers heeft hij, verdachte, gebruik gemaakt van een (kort daarvoor
weggenomen) autosleutel die niet aan hem, verdachte, toebehoorde;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
3
hij, op of omstreeks 26 februari 2022, te Utrecht en/of Bilthoven, althans in
Nederland, een geldbedrag van in totaal ongeveer 262,18 euro, in elk geval enig
goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , in elk geval aan
een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van
het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van een valse sleutel, immers heeft hij, verdachte, gebruik
gemaakt van en/of contactloos betaald met (een) (kort daarvoor weggenomen)
creditcard en/of een of meerdere bankpas(sen) (op naam van [slachtoffer 2] en/of
[slachtoffer 1] ) die niet aan hem, verdachte, toebehoorde;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
4
hij, op of omstreeks 8 maart 2022, te Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een fietscomputer, in elk geval
enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht )
5
hij, op of omstreeks 8 maart 2022, te Utrecht, althans in Nederland, zich met geweld
en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meer ambtena(a)r(en), [verbalisant 1]
(werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Midden-Nederland) en/of [verbalisant 2]
(werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Midden-Nederland), werkzaam in
de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, te weten ter aanhouding van
verdachte, door zich los proberen te trekken uit de greep van voornoemde [verbalisant 1]
en/of zich (voortdurend) in een tegenovergestelde richting te bewegen als waar die
[verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] hem, verdachte, probeerde(n) te brengen;
( art 180 Wetboek van Strafrecht )
6
hij, op of omstreeks 14 februari 2022, te Utrecht, althans in Nederland, een
portemonnee met inhoud (te weten (onder meer) een of meerdere bankpas(sen)
en/of een OV-chipkaart en/of een geldbedrag van in totaal ongeveer 50 euro en/of
een rijbewijs), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] en/of
[naam Stichting] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 14 februari 2022, te Utrecht, althans in Nederland,
een portemonnee met inhoud (te weten (onder meer) een of meerdere
bankpas(sen) en/of een OV-chipkaart en/of een geldbedrag van in totaal ongeveer
50 euro en/of een rijbewijs), althans een of meer goed(eren) heeft verworven,
voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de
verwerving of het voorhanden krijgen van dit/deze goed(eren) wist, althans
redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen
goed(eren) betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek
van Strafrecht )
7
hij, op of omstreeks 14 februari 2022, te Utrecht, althans in Nederland, een
geldbedrag van in totaal ongeveer 555,43 euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten dele aan [slachtoffer 4] en/of [naam Stichting] , in elk geval aan een ander
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft en/of dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door
middel van een valse sleutel, door gebruik te maken van en/of contactloos te
betalen met (een) (kort daarvoor weggenomen) bankpas(sen) (op naam van [slachtoffer 4]
en/of [naam Stichting] ) en/of een OV-chipkaart (op naam van [slachtoffer 4]
), die niet aan hem, verdachte toebehoorde(n);
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
8
hij, op of omstreeks 14 februari 2022, te Utrecht en/of Nieuwegein en/of Woerden,
althans in Nederland, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen
misdrijf om een of meer geldbedrag(en), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten
dele aan [naam Stichting] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te
nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang
tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen geldbedrag
onder zijn bereik te brengen door middel van een valse sleutel, te weten met een
(kort daarvoor weggenomen) bankpas (op naam van [naam Stichting] ) die niet
aan hem, verdachte, toebehoorde, meermalen, althans eenmaal, heeft getracht bij
(een) betaalautoma(a)t(en) (contactloos) te pinnen, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art
45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
9
hij, op of omstreeks 1 maart 2022, te Utrecht, althans in Nederland, een jas en/of
een pashouder (met daarin onder meer een rijbewijs en/of een kentekenbewijs
en/of een of meerdere bankpas(sen) en/of een vispas), in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 1 maart 2022, te Utrecht, althans in Nederland, een jas en/of
een pashouder (met daarin onder meer een rijbewijs en/of een kentekenbewijs
en/of een of meerdere bankpas(sen) en/of een vispas), althans een of meer
goed(eren) heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/deze
goed(eren) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door
misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek
van Strafrecht )
10
hij, op of omstreeks 1 maart 2022, te Utrecht, althans in Nederland, een geldbedrag
van in totaal ongeveer 96,93 euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele
aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met
het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de
toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen
geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door
gebruik te maken van en/of contactloos te betalen met een (kort daarvoor
weggenomen) bankpas (op naam van [slachtoffer 5] ) die niet aan hem, verdachte,
toebehoorde;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
11
hij, op of omstreeks 31 december 2021, te Utrecht, althans in Nederland, een
portemonnee met inhoud (te weten onder meer een betaalpas en/of een rijbewijs
en/of een zorgpas en/of een tankpas en/of diverse bescheiden), in elk geval enig
goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 31 december 2021, te Utrecht, althans in Nederland, een
portemonnee met inhoud (te weten onder meer een betaalpas en/of een rijbewijs
en/of een zorgpas en/of een tankpas en/of diverse bescheiden), althans een of meer
goed(eren) heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/deze
goed(eren) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door
misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek
van Strafrecht )
12
hij, op of omstreeks 31 december 2021, te Utrecht, althans in Nederland, een
geldbedrag van in totaal ongeveer 53,95 euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten dele aan [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl
verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat
weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een
valse sleutel, door gebruik te maken van en/of contactloos te betalen met een (kort
daarvoor weggenomen) bankpas (op naam van [slachtoffer 6] ) die niet aan hem,
verdachte, toebehoorde;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
13
hij, in of omstreeks de periode van 30 december 2021 tot en met 31 december 2021,
te Utrecht, althans in Nederland, een auto (merk Volvo), althans een goed heeft
verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde
van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans
redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed
betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek
van Strafrecht )
Mededeling ad informandum gevoegde strafbare feiten
Ter terechtzitting zal onderstaand door u bekend strafbaar feit ter kennis van de
rechter worden gebracht. De rechter kan aldus bij het bepalen van de straf ook met
dat feit rekening houden.
Doet de rechter dit dan kunt u dat feit als strafrechtelijk afgedaan beschouwen.
14
Plaats Nieuwegein, gemeente Nieuwegein
Datum en tijd 13 mei 2022
Omschrijving feit Diefstal

Voetnoten

1.1 Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn, tenzij anders vermeld, als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 11 april 2022, genummerd PL0900-2022067231 (Z), doorgenummerd 1 tot en met 307 (inclusief aanvullende stukken) en van 7 juni 2022, genummerd PL0900-2022067231 B (Z), doorgenummerd 308 tot en met 320. Tenzij anders vermeld, zijn deze processen-verbaal opgemaakt door de politie Midden-Nederland in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 8 maart 2022, p. 68-69.
3.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 2 november 2022.
4.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 8 maart 2022, p. 99-100.
5.Een proces-verbaal van bevindingen van 8 maart 2022, p. 105-109.
6.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 2 november 2022.
7.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] mede namens [naam Stichting] van 19 februari 2022, p. 177-180.
8.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] mede namens [naam Stichting] van 19 februari 2022, p. 177.
9.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] mede namens [naam Stichting] van 19 februari 2022, p. 178.
10.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] mede namens [naam Stichting] van 19 februari 2022, p. 184-186, inclusief bijlage transactieoverzicht, p. 188-191.
11.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] mede namens [naam Stichting] van 19 februari 2022, p. 184.
12.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] mede namens [naam Stichting] van 19 februari 2022, p. 185.
13.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] mede namens [naam Stichting] van 19 februari 2022, bijlage goederenoverzicht, p. 187.
14.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] mede namens [naam Stichting] van 19 februari 2022, bijlage transactieoverzicht, p. 190.
15.Een proces-verbaal van bevindingen van 8 maart 2022, p. 105-109.
16.Een proces-verbaal van bevindingen van 8 maart 2022, p. 107.
17.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 2 november 2022.
18.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] van 11 maart 2022, p. 213-214, inclusief goederenbijlage, p. 215.
19.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] van 11 maart 2022, p. 213.
20.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] van 11 maart 2022, p. 217-219.
21.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] van 11 maart 2022, p. 217.
22.Een proces-verbaal van bevindingen van bevindingen van 8 maart 2022, p. 105-109.
23.Een proces-verbaal van bevindingen van 8 maart 2022, p. 108.
24.Een proces-verbaal van bevindingen van bevindingen van 15 maart 2022, p. 227.
25.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 2 november 2022.
26.Een proces-verbaal van aangifte van [aangever] namens [slachtoffer 6] van 2 januari 2022, p. 256-258.
27.Een proces-verbaal van bevindingen van bevindingen van 8 maart 2022, p. 105-109, inclusief fotobijlage, p. 122-123.
28.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 2 november 2022.