ECLI:NL:RBMNE:2022:622

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 februari 2022
Publicatiedatum
22 februari 2022
Zaaknummer
21/3760
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een eerder besluit inzake de eerste ziektedag en toekenning van uitkering op basis van de Ziektewet

In deze zaak heeft eiser, die als bedieningsmedewerker werkzaam was, een beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) waarin zijn verzoek om herziening van een eerder besluit werd afgewezen. Eiser had zich op 18 december 2014 ziek gemeld vanwege fibromyalgie en longklachten en ontving op basis van de Ziektewet een uitkering. Het Uwv had in een eerder besluit van 14 april 2016 22 december 2014 als zijn eerste ziektedag vastgesteld. Eiser verzocht het Uwv om terug te komen op dit besluit, omdat hij van mening was dat zijn eerste ziektedag eerder had moeten zijn, namelijk op 12 april 2012. Dit zou gevolgen hebben voor de hoogte van zijn uitkering.

De rechtbank heeft de zaak op 27 januari 2022 behandeld. Eiser was aanwezig met zijn gemachtigde, terwijl het Uwv niet verscheen. De rechtbank oordeelde dat eiser geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die de herziening van het eerdere besluit rechtvaardigden. De rechtbank concludeerde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat er geen reden was om terug te komen op het eerdere besluit, omdat de door eiser aangevoerde omstandigheden al bekend waren tijdens de eerdere besluitvorming. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak werd gedaan door rechter E.M. van der Linde en is openbaar gemaakt op 22 februari 2022. Eiser heeft de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep als hij het niet eens is met deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3760

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 februari 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.J. Weldam),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. E. Witte).

Inleiding

Eiser is werkzaam geweest als bedieningsmedewerker bij [bedrijf] Op 18 december 2014 heeft eiser zich ziek gemeld vanwege fysieke klachten (fybromyalgie en longklachten). In het besluit van 14 april 2016 (het eerdere besluit) heeft eiser van het Uwv een uitkering ontvangen op grond van de Ziektewet (Zw). In het eerdere besluit gaat het Uwv uit voor de toekenning van de uitkering uit van 22 december 2014 als de eerste ziektedag van eiser.
In april 2016 heeft eiser zijn linker ringvinger gebroken. Hieraan is eiser geopereerd. Vanwege deze breuk heeft het Uwv op 24 januari 2017 aan eiser een uitkering toegekend op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. Het Uwv heeft in dat besluit de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser vastgesteld op 100%. Het Uwv heeft de mate van arbeidsongeschiktheid niet beoordeeld als duurzaam.
In het besluit van 16 december 2017 heeft het Uwv geoordeeld dat de arbeidsongeschiktheid wel duurzaam aanwezig is en eiser een IVA [1] -uitkering toegekend.
Eiser heeft het Uwv verzocht om terug te komen van het besluit van 14 april 2016 omdat de eerste ziektedag van eiser volgens hem eerder is dan 22 december 2014. Het Uwv heeft het verzoek van eiser afgewezen in het besluit van 25 februari 2021 (het primaire besluit).
In het besluit van 28 juli 2021 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 27 januari 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het Uwv is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

Het verzoek van eiser
In zijn verzoek heeft eiser het Uwv uitsluitend gevraagd om terug te komen van het eerdere besluit. Het Uwv is bij het eerdere besluit uitgegaan van een verkeerde eerste ziektedag. Eiser vindt dat 12 april 2012 namelijk moet worden aangemerkt als zijn eerste ziektedag. Het hanteren van een eerdere ziektedag betekent dat het dagloon hoger vastgesteld moet worden. Een hogere vaststelling van het dagloon heeft dan tot gevolg dat de Zw-uitkering van eiser hoger zal zijn. Vanwege nieuwe feiten en omstandigheden verzoekt eiser het Uwv om terug te komen van het eerdere besluit.
Het geschil
Volgens het Uwv bestaat er geen reden om terug te komen van het eerdere besluit. Eiser heeft in zijn verzoek geen nieuwe informatie verstrekt op grond waarvan het Uwv het eerder besluit moet herzien. Het primaire besluit wordt in stand gelaten.
Eiser is van mening dat hij wel nieuwe informatie heeft verstrekt die nog niet bekend was tijdens het eerdere besluit. Uit de beschikbare medische informatie blijkt dat eiser al sinds 2002 last heeft van zijn rug en knieën, dus ook al in 2012. Pas na het eerdere besluit is vast komen te staan dat deze klachten zijn te herleiden tot fibromyalgie. Dit blijkt onder meer uit het medisch onderzoeksverslag van de verzekeringsarts van 9 januari 2017. Dat deze diagnose betrekking had op de klachten die eiser ook op 12 april 2012 had, wist eiser op dat moment nog niet. Daarom is er sprake van nieuwe feiten en omstandigheden op grond waarvan het Uwv het eerdere besluit moet herzien en de eerste ziektedag moet vaststellen op 12 april 2012, aldus eiser.
Toetsingskader
Voor het slagen van een verzoek om terug te komen van een eerder besluit is op grond van artikel 4.6 van de Awb vereist dat de aanvrager nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden aandraagt die aanleiding geven om terug te komen van het eerdere besluit. Nieuw gebleken feiten en veranderde omstandigheden die zich na het eerder besluit hebben voorgedaan. Het kan ook gaan om feiten of om omstandigheden die zich wel vóór het eerdere besluit hebben voorgedaan, maar die niet vóór dat besluit naar voren konden worden gebracht. Een medisch rapport is op zich niet aan te merken als een nieuw feit maar uit een medisch rapport kan de aanwezigheid van een nieuw feit blijken.
Eiser moet dus aan de hand van nieuwe feiten of omstandigheden laten zien dat op grond van nieuwe feiten of omstandigheden zijn eerste ziektedag 12 april 2012 was.
Beoordeling rechtbank
Het staat niet ter discussie dat eiser al sinds 2012 fysieke klachten heeft aan zijn rug en aan zijn knieën. Eiser is in 2012 ook geopereerd aan zijn knieën. Deze klachten en operatie waren bekend bij het Uwv tijdens het eerdere besluit en zijn ook meegenomen in de medische beoordelingen door de verzekeringsartsen. Bij die beoordeling is bewust besloten dat de eerste ziektedag op 22 december 2014 lag. Tijdens het eerdere besluit was voor eisers knieklachten nog niet de diagnose fibromyalgie gesteld, deze diagnose dateert van na het eerdere besluit. De (achteraf) gestelde diagnose van fybromyalgie leidt niet tot een andere beoordeling van de eerste ziektedag. Het klachtencomplex van eiser was destijds bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid bekend en is bij de besluitvorming meegewogen. Het feit dat uit de door eiser overgelegde stukken blijkt dat deze klachten hun oorzaak hebben in fybromyalgie, leidt niet tot de conclusie dat het Uwv de uit deze klachten voortvloeiende beperkingen destijds heeft onderschat of verkeerd heeft beoordeeld. Het Uwv heeft dan ook terecht vastgesteld dat het enkele feit dat er een diagnose is gesteld in de situatie van eiser niet als nieuw feit of omstandigheid kan worden aangemerkt. Het Uwv heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat er geen aanleiding was om terug te komen van het eerdere besluit waarin als eerste ziektedag 22 december 2014 is aangenomen. De beroepsgrond slaagt niet.
Evidente onredelijkheid
7. Naar het oordeel van rechtbank is de weigering van het Uwv om terug te komen van het eerdere besluit ook niet evident onredelijk. Eiser heeft geen feiten en omstandigheden naar voren gebracht waaruit blijkt dat de weigering onevenredige gevolgen heeft voor eiser. Uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep leidt de rechtbank af dat de problemen van eiser, die uit de overgelegde stukken naar voren komen, zijn betrokken in de besluitvorming over het eerdere besluit.
Conclusie
8. De rechtbank is van oordeel dat het Uwv terecht heeft geconstateerd dat er geen sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden die aantonen dat 12 april 2012 de eerste ziektedag van eiser is. De door eiser aangevoerde omstandigheden waren al bekend tijdens het eerdere besluit.
9. Naar het oordeel van de rechtbank is het Uwv terecht niet teruggekomen van het eerdere besluit uit 2016 waarin aan eiser een Zw-uitkering is toegekend op basis van 22 december 2014 als eerste ziektedag. Het besluit van het Uwv om niet terug te komen van het eerdere besluit is ook niet evident onredelijk.
10. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde, rechter, in aanwezigheid van mr. T.E.G. van Heukelom, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 22 februari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Inkomensvoorziening Volledig duurzaam Arbeidsongeschikten.