Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 februari 2022 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
Inleiding
Overwegingen
Het geschil
Toetsingskader
Beoordeling rechtbank
Conclusie
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft eiser, die als bedieningsmedewerker werkzaam was, een beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) waarin zijn verzoek om herziening van een eerder besluit werd afgewezen. Eiser had zich op 18 december 2014 ziek gemeld vanwege fibromyalgie en longklachten en ontving op basis van de Ziektewet een uitkering. Het Uwv had in een eerder besluit van 14 april 2016 22 december 2014 als zijn eerste ziektedag vastgesteld. Eiser verzocht het Uwv om terug te komen op dit besluit, omdat hij van mening was dat zijn eerste ziektedag eerder had moeten zijn, namelijk op 12 april 2012. Dit zou gevolgen hebben voor de hoogte van zijn uitkering.
De rechtbank heeft de zaak op 27 januari 2022 behandeld. Eiser was aanwezig met zijn gemachtigde, terwijl het Uwv niet verscheen. De rechtbank oordeelde dat eiser geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die de herziening van het eerdere besluit rechtvaardigden. De rechtbank concludeerde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat er geen reden was om terug te komen op het eerdere besluit, omdat de door eiser aangevoerde omstandigheden al bekend waren tijdens de eerdere besluitvorming. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak werd gedaan door rechter E.M. van der Linde en is openbaar gemaakt op 22 februari 2022. Eiser heeft de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep als hij het niet eens is met deze uitspraak.