ECLI:NL:RBMNE:2022:6213
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde vaststelling en onroerendezaakbelasting
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, de eigenaar van een woning in [woonplaats], en de heffingsambtenaar van de gemeente Blaricum. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning, die door de heffingsambtenaar was vastgesteld op € 604.000,- per 1 januari 2020. Eiser stelde dat de waarde te hoog was en bepleitte een lagere waarde van € 560.000,-. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een aantal zittingen, waarbij eiser aanvankelijk niet was verschenen omdat hij dacht dat hij een nieuwe uitnodiging zou ontvangen voor de fysieke zitting. Na heropening van het onderzoek heeft de rechtbank de zaak verder behandeld op 29 september 2022, maar wederom was eiser niet aanwezig.
De rechtbank heeft overwogen dat de heffingsambtenaar met een taxatiematrix aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde van de woning niet te hoog is. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder de vergelijking met andere woningen en de procentuele stijging van de WOZ-waarde, meegewogen. De rechtbank concludeert dat de waarde van de woning correct is vastgesteld en dat de heffingsambtenaar de bewijslast heeft voldaan. Eiser krijgt geen gelijk en het beroep wordt ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling en het griffierecht wordt niet teruggegeven.