ECLI:NL:RBMNE:2022:6202

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
10 februari 2023
Zaaknummer
C/16/531888 / HA ZA 21-813
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgplicht van de bank bij hypothecaire lening en financiële problemen van eisers

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, hebben eisers, de heer [eiser sub 1] en mevrouw [eiseres sub 2], een vordering ingesteld tegen de Volksbank N.V. De eisers stellen dat de Volksbank haar zorgplicht heeft geschonden bij het verstrekken van een hypothecaire lening in 2008, wat heeft geleid tot financiële problemen. De rechtbank heeft op 21 december 2022 vonnis gewezen. De eisers hebben in 2008 een hypothecaire lening aangevraagd voor de aankoop van een kavel en de bouw van een woning. Ze hebben een onafhankelijke adviseur ingeschakeld voor de financiering. De Volksbank heeft een lening aangeboden, maar eisers stellen dat de bank niet voldoende onderzoek heeft gedaan naar hun financiële situatie, wat heeft geleid tot overkreditering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Volksbank haar zorgplicht niet heeft geschonden. De financiële problemen van eisers zijn niet te wijten aan de bank, maar aan de verkoop van hun woning die veel later en voor een lagere prijs heeft plaatsgevonden dan verwacht. De rechtbank heeft alle vorderingen van eisers afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten van de Volksbank, die zijn begroot op € 12.198,00, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/531888 / HA ZA 21-813
Vonnis van 21 december 2022
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonend in [woonplaats] ,
2.
[eiseres sub 2],
wonend in [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. E. Sahin in Eindhoven,
tegen
de naamloze vennootschap
DE VOLKSBANK N.V.,
gevestigd in Utrecht,
gedaagde,
advocaat mr. A.J.M. Hendriks in Utrecht.
Eisende partijen zullen hierna de heer [eiser sub 1] , mevrouw [eiseres sub 2] en gezamenlijk [eisers c.s.] genoemd worden. De gedaagde partij zal de Volksbank genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met als bijlagen producties 1 tot en met 28;
  • de conclusie van antwoord met als bijlagen producties 1 tot en met 5;
  • de aanvullende producties 28 en 29 van [eisers c.s.]
1.2.
De zaak is op 9 november 2022 mondeling behandeld. Namens [eisers c.s.] zijn op de zitting spreekaantekeningen overgelegd.
1.3.
Daarna is er bepaald dat op 21 december 2022 vonnis wordt gewezen.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
[eisers c.s.] woonden tot 2005 in een koopwoning in [woonplaats] . Deze woning hebben zij met een winst van € 197.672,- verkocht. Dit geld hebben zij gebruikt voor de aankoop van een kavel op het adres [woonplaats] in [woonplaats] in 2004. Zij hebben hier een nieuwe woning laten bouwen (hierna: [straat] ). Op [straat] is een hypotheek gevestigd van € 244.000,-. In totaal hebben [eisers c.s.] € 441.672,- geïnvesteerd in [straat] .
2.2.
Op 14 augustus 2008 hebben [eisers c.s.] een kavel gekocht op het adres [adres] in [woonplaats] (hierna: [adres] ). [eisers c.s.] hebben voor de financiering van het kavel en de daarop te bouwen woning de onafhankelijke adviseur [advies] (hierna: [advies] ) ingeschakeld voor het verkrijgen van de financiering.
2.3.
[advies] heeft op 2 december 2008 namens [eisers c.s.] een hypotheekaanvraag ingediend bij BLG Hypotheken, onderdeel van de Volksbank, voor een hypothecaire lening voor [adres] en een overbruggingskrediet voor [straat] . Op 3 december 2008 heeft de Volksbank aan [eisers c.s.] een aanbod gedaan voor een hypothecaire lening van € 266.500,- en een aanbod voor een overbruggingskrediet van € 257.510,-. De Volksbank heeft daarbij om een nadere inkomensverklaring gevraagd. [advies] heeft de door de heer [eiser sub 1] ondertekende inkomensverklaring ingediend op 4 december 2008. Uit deze verklaring blijkt dat het jaarinkomen van de heer [eiser sub 1] in 2008 € 52.927,- betrof. Op 5 december 2008 hebben [eisers c.s.] de offertes van de Volksbank geaccepteerd en ondertekend.
2.4.
De bedoeling van [eisers c.s.] was om [straat] binnen een jaar te verkopen. [straat] is uiteindelijk pas in 2014 verkocht voor € 395.000. Hierdoor is een restschuld ontstaan van € 142.113,15.
2.5.
[eisers c.s.] zijn er in 2020 achter gekomen dat op de hypotheekaanvraag en de inkomensverklaring van de heer [eiser sub 1] niet alleen het inkomen bij de werkgever van de heer [eiser sub 1] staat ingevuld, maar dat er ook een overig inkomen van € 15.000 per jaar staat vermeld. Dit klopt volgens hen niet. Doordat de Volksbank van dit hogere jaarinkomen is uitgegaan bij de financiering is sprake van overkreditering. Volgens [eisers c.s.] zijn zij daardoor in financiële problemen gekomen. Niet alleen doordat er betalingsachterstanden bij de Volksbank zijn ontstaan, maar ook omdat zij bij familie geld geleend hebben om aan hun betalingsverplichtingen te kunnen voldoen.
2.6.
[eisers c.s.] zijn van mening dat de Volksbank haar zorgplicht heeft geschonden. Dit blijkt volgens hen uit het volgende: 1) het hypotheekformulier was door [eisers c.s.] niet ondertekend, 2) het neveninkomen van € 15.000,- en het gehele inkomen is niet gecontroleerd, 3) de inkomensverklaring is niet ondertekend door mevrouw [eiseres sub 2] en 4) de Volksbank heeft [straat] te hoog dan wel onjuist laten taxeren. [eisers c.s.] heeft daardoor schade geleden. [eisers c.s.] vorderen daarom, uitvoerbaar bij voorraad:
een verklaring voor recht dat de Volksbank haar zorgplicht jegens [eisers c.s.] heeft geschonden en gehouden is de schade die hieruit voor [eisers c.s.] voortvloeit te vergoeden;
een verklaring voor recht dat [eisers c.s.] de restschuld van € 142.113,- niet aan de Volksbank hoeft terug te betalen en de Volksbank te veroordelen om hetgeen [eisers c.s.] al aan restschuld aan de Volksbank hebben betaald aan [eisers c.s.] terug te betalen;
de schade van [eisers c.s.] die voortvloeit uit de overkreditering te begroten op € 1.134.403,92, of een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, of een (financieel) deskundige te benoemen om de schade van [eisers c.s.] te berekenen/begroten;
te bepalen dat de Volksbank wettelijke rente is verschuldigd over het schadebedrag onder punt 3;
De Volksbank te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 6.775,-;
De Volksbank te veroordelen tot betaling van de schade, zoals bepaald onder punt 3, binnen twee weken na uitspraak;
De Volksbank te veroordelen tot betaling van de proces- en nakosten.
2.7.
De Volksbank voert verweer en vraagt de vorderingen van [eisers c.s.] af te wijzen met veroordeling van [eisers c.s.] in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
2.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.Wat oordeelt de rechtbank?

Conclusie

3.1.
De rechtbank is van oordeel dat de Volksbank haar zorgplicht jegens [eisers c.s.] niet heeft geschonden. De financiële problemen van [eisers c.s.] zijn niet te wijten aan de Volksbank. Dat betekent dat de vorderingen van [eisers c.s.] niet kunnen worden toegewezen. Dit wordt hieronder toegelicht.
Toetsingskader
3.2.
[eisers c.s.] stellen zich op het standpunt dat de Volksbank op grond van artikel 4:34 Wet op het financieel toezicht (hierna: Wft) niet tot het verstrekken van de geldleningen had mogen overgaan. Uit lid 2 van dit artikel volgt dat het een kredietverstrekker is verboden om een kredietovereenkomst met een consument aan te gaan als dat met het oog op het voorkomen van overkreditering onverantwoord is. De destijds geldende Gedragscode Hypothecaire Financieringen (hierna: GHF) bevat in artikel 6 een formule aan de hand waarvan de maximale leencapaciteit van de consument kan worden vastgesteld. Op grond hiervan brengt de zorgplicht van een bank mee dat zij voorafgaand aan het sluiten van een overeenkomst tot hypothecair krediet met een consument inlichtingen dient in te winnen over de inkomens- en vermogenspositie van een consument om te voorkomen dat sprake is van overkreditering. Tussen partijen is niet in geschil dat deze regelgeving van toepassing is. Zij verschillen wel van mening over de vraag of de Volksbank haar zorgplicht heeft geschonden.
3.3.
[eisers c.s.] hebben een viertal gronden aangevoerd op basis waarvan volgens hen kan worden geconcludeerd dat de Volksbank niet aan haar zorgplicht heeft voldaan. De rechtbank zal hier per grond op ingaan.
1) het hypotheekformulier was door [eisers c.s.] niet ondertekend
3.3.1.
[advies] heeft op 2 december 2008 namens [eisers c.s.] bij de Volksbank een aanvraag ingediend voor de hypothecaire lening voor [adres] en het overbruggingskrediet voor [straat] . Volgens [eisers c.s.] is het aanvraagformulier, waarin onder andere een neveninkomen van € 15.000,- staat opgenomen, niet door [eisers c.s.] ondertekend en is dit toch door de Volksbank in behandeling genomen. Hoewel tussen partijen niet in geschil is dat er een niet-ondertekend formulier in behandeling is genomen, betekent dat niet dat de Volksbank niet aan haar zorgplicht heeft voldaan. [eisers c.s.] hebben op 5 december 2008 de offertes van de Volksbank geaccepteerd en ondertekend. Daaruit blijkt dat het ook de bedoeling was van [eisers c.s.] dat de Volksbank het (weliswaar) niet-ondertekende aanvraagformulier in behandeling zou nemen. Als zij die bedoeling niet hadden dan hadden zij de offertes niet moeten accepteren en ondertekenen.
2) het neveninkomen van € 15.000,- is niet gecontroleerd door de Volksbank en het inkomen is in het geheel niet gecontroleerd
3.3.2.
De Volksbank heeft in verband met de aanvragen voor de hypotheek en het overbruggingskrediet een inkomensverklaring opgevraagd. [advies] heeft deze verklaring namens de heer [eiser sub 1] ingediend. In die verklaring staat een jaarinkomen van de heer [eiser sub 1] van in totaal € 52.927. Dit bedrag klopt volgens [eisers c.s.] niet. Hierbij is ten onrechte uitgegaan van een neveninkomen van € 15.000,- extra. Volgens [eisers c.s.] had de Volksbank dit bedrag moeten controleren. De rechtbank volgt dit standpunt niet. Zowel de heer [eiser sub 1] , als [advies] als onafhankelijk adviseur, hebben verklaard dat het opgegeven inkomen gelijk is aan het werkelijke inkomen. [eisers c.s.] hebben geen feiten of omstandigheden genoemd op grond waarvan de Volksbank reden had moeten hebben om hieraan te twijfelen. [eisers c.s.] voeren verder nog aan dat zij de verklaring niet zelf hebben ingevuld, maar dat [advies] dat heeft gedaan. Ook dit kan hen niet baten, want ook in het geval dat [advies] het formulier foutief zou hebben ingevuld dan had de heer [eiser sub 1] dit moeten controleren en als dat niet klopte, het formulier niet moeten ondertekenen. De Volksbank mocht in dit geval dus uitgaan van de namens [eisers c.s.] verstrekte gegevens. Bovendien hebben [eisers c.s.] in deze procedure ook geen stukken overgelegd, bijvoorbeeld van de Belastingdienst, waaruit blijkt dat het inkomen in 2008 lager was dan in de inkomensverklaring staat vermeld.
3) de inkomensverklaring is niet ondertekend door mevrouw [eiseres sub 2]
3.3.3.
Het is juist dat mevrouw [eiseres sub 2] de inkomensverklaring niet heeft ondertekend, maar dat is geen probleem. De inkomensverklaring zag op het inkomen van de heer [eiser sub 1] en niet ook op inkomen van mevrouw [eiseres sub 2] . Het is daarom voldoende dat alleen de heer [eiser sub 1] de verklaring heeft ondertekend.
4) de Volksbank heeft [straat] te hoog dan wel onjuist laten taxeren.
3.3.4.
[straat] is twee keer getaxeerd. Op 1 december 2008 heeft de Volksbank met betrekking tot de hypotheek- en overbruggingskredietaanvragen [eisers c.s.] verzocht om [straat] te laten taxeren. [straat] werd in opdracht van [eisers c.s.] op 3 december 2008 getaxeerd op een marktwaarde van € 559.000,-. Op 18 september 2013 is [straat] in opdracht van de Volksbank een tweede keer getaxeerd. De marktwaarde is toen bepaald op € 350.000,-. In 2014 is [straat] verkocht voor € 395.000,-. [eisers c.s.] zijn van mening dat de eerste taxatie onzorgvuldig is geweest en dat dit voor rekening en risico van de Volksbank komt. Als [straat] goed was getaxeerd had de Volksbank geen aanbod gedaan en was [eisers c.s.] niet in financiële problemen gekomen. De rechtbank is van oordeel dat dit standpunt van [eisers c.s.] geen stand houdt. [eisers c.s.] hebben zelf opdracht gegeven voor de taxatie in 2008, en er was voor de Volksbank geen reden om te veronderstellen dat de taxatie niet klopte. Verder hebben [eisers c.s.] ook niet toegelicht wat volgens hen niet juist is aan de eerste taxatie, behalve dat zij het niet eens zijn met de berekende marktwaarde. Ook op grond hiervan kan dus niet worden vastgesteld dat de Volksbank niet aan haar zorgplicht heeft voldaan.
Conclusie
3.4.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de Volksbank haar zorgplicht niet heeft geschonden. Hoewel [eisers c.s.] financiële problemen hebben, en dat dit grote gevolgen heeft voor hun leven, komt dit niet door de Volksbank. De stukken die door of namens [eisers c.s.] zijn ingediend voor de aanvraag van de hypotheek waren op dat moment voldoende voor de Volksbank om het krediet te verschaffen. De problemen waarin [eisers c.s.] terecht zijn gekomen zijn ontstaan doordat [straat] niet binnen één jaar, maar pas na ruim vijf jaar werd verkocht voor een veel lagere prijs dan waar zij op hadden gerekend in 2008. Dat kwam door de ingezakte huizenmarkt vanwege de economische crisis destijds. Dit zijn echter omstandigheden die niet aan de Volksbank te wijten zijn. Dat betekent dat er geen grond is voor toewijzing van de vorderingen van [eisers c.s.] Alle vorderingen zullen worden afgewezen.
Proceskosten
3.5.
Omdat [eisers c.s.] ongelijk krijgen, moeten zij de proceskosten van de Volksbank betalen. De kosten van de Volksbank worden begroot op:
- griffierecht € 4.200,00
- salaris gemachtigde €
7.998,00(2 punten x tarief € 3.999,00)
Totaal € 12.198,00
De gevorderde nakosten en de wettelijke rente over de proces- en nakosten worden ook toegewezen.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
wijst de vorderingen af;
4.2.
veroordeelt [eisers c.s.] in de proceskosten van de Volksbank tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 12.198,00 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van vijftien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
4.3.
veroordeelt [eisers c.s.] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eisers c.s.] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening;
4.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.J. van Maanen en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2022. [1]

Voetnoten

1.type: 5148