ECLI:NL:RBMNE:2022:6176

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 december 2022
Publicatiedatum
1 februari 2023
Zaaknummer
16-305199-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege na brandstichting met levensgevaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 december 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een betrokkene, die eerder ter beschikking was gesteld na een veroordeling voor brandstichting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene, geboren in 1970 in Iran, nog steeds lijdt aan een geestelijke stoornis, namelijk schizofrenie, en dat er een matig tot hoog recidivegevaar aanwezig is. De officier van justitie had een vordering ingediend tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar, wat door de rechtbank werd toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen een verlenging van de maatregel vereisen. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid van het verlengingsadvies van de inrichting, dat aanbeveelt de terbeschikkingstelling te verlengen. De betrokkene heeft weliswaar hulp aanvaard, maar erkent zijn stoornis niet en ontkent zijn delict. De rechtbank heeft de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaar verlengd, omdat niet te verwachten is dat binnen een jaar gronden aanwezig zijn voor beëindiging van de maatregel. De beslissing is openbaar uitgesproken en is genomen door een meervoudige kamer.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-305199-19 (vordering verlenging tbs)
Beslissing op grond van artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering van de meervoudige kamer voor strafzaken van 19 december 2022
in de zaak van de officier van justitie tegen de ter beschikking gestelde:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1970 in [geboorteplaats] (Iran),
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene.

1.De stukken

De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken waaronder:
  • het vonnis van deze rechtbank van 16 december 2020, waarbij betrokkene ter beschikking is gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege, omdat hij zich schuldig heeft gemaakt aan brandstichting terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, alsmede levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander;
  • stukken waaruit blijkt dat de terbeschikkingstelling is ingegaan op 31 december 2020;
  • de vordering van de officier van justitie van 28 oktober 2022, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar;
  • het verlengingsadvies van [naam inrichting] van 24 oktober 2022, opgemaakt door drs. I. de Boer (gz-psycholoog) en drs. M.G. de Bruijn (gz-psycholoog), inhoudend het advies om de terbeschikkingstelling met verpleging te verlengen met twee jaar;
  • de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de betrokkene, over de periode 11 maart 2021 tot en met 14 juni 2022.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De behandeling van de zaak heeft op 19 december 2022 ter terechtzitting plaatsgevonden. Daarbij zijn gehoord:
- de officier van justitie, mr. E.M. ter Braak;
- de betrokkene, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.W. Bouwman, advocaat te Groningen, en een tolk Farsi;
- de aan de inrichting verbonden deskundige, drs. M.G. de Bruijn.

3.Het standpunt van de inrichting

Het standpunt van de inrichting blijkt uit het onder 1 genoemde rapport. Het standpunt luidt – zakelijk weergegeven – dat er bij de betrokkene nog steeds sprake is van een stoornis. Ook is het recidiverisico nog aanwezig. Dit risico wordt bij beëindiging van de maatregel ingeschat als matig tot hoog.
Het advies luidt de terbeschikkingstelling met dwangverpleging te verlengen voor de duur van twee jaar.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft naar aanleiding van het verhandelde ter zitting haar vordering strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging met twee jaar gehandhaafd. Daartoe is aangevoerd dat het plan wat er nu ligt een goed plan is dat zeker twee jaar zal duren.

5.Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft gepleit voor een verlenging van de maatregel voor de duur van één jaar. Daartoe is aangevoerd dat betrokkene hulp aanvaardt en zich wil blijven inzetten voor positieve ontwikkelingen. Er ligt een goed plan. Over één jaar zal weer bezien moeten worden of de terbeschikkingstelling nog op zijn plaats is.

6.Het oordeel van de rechtbank

Maximering
Betrokkene is bij vonnis van 16 december 2020 ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege omdat hij zich schuldig had gemaakt aan brandstichting waardoor levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel van een ander is ontstaan.
Nu de maatregel van terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten brandstichting, heeft de rechtbank in haar vonnis overwogen dat de terbeschikkingstelling niet gemaximeerd is.
Stoornis en recidivegevaar
Uit het verlengingsadvies blijkt dat er nog steeds sprake is van een stoornis bij betrokkene, te weten schizofrenie en een stoornis in het gebruik van cannabis. Het recidivegevaar wordt bij beëindiging van de maatregel als matig tot hoog ingeschat.
De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van het advies te twijfelen en neemt dit over.
Verlenging
Gelet op het advies van de inrichting en de deskundige en hetgeen overigens ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen verlenging van de terbeschikkingstelling eist. Zij is van oordeel dat wordt voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.
Uit het verlengingsadvies komt naar voren dat betrokkene op 11 maart 2021 is opgenomen in de [naam inrichting] . Hier verblijft hij in een gestructureerde leefgroep op een afdeling voor psychotisch kwetsbare patiënten. Hij maakt een rustige indruk en voegt zich naar de geboden behandeling. Hij neemt weinig initiatief en is veelal stil aanwezig, maar vertelt regelmatig over de chip in zijn kaak, die volgens hem door Interpol is geplaatst en zoemgeluiden en stemmen in zijn hoofd veroorzaakt. Betrokkene erkent zijn diagnose niet en meent dat zijn problemen enkel door voornoemde chip worden veroorzaakt. Ook ontkent hij zijn indexdelict en daarmee de noodzaak van behandeling. Wel houdt betrokkene zich aan de regels op de afdeling en neemt hij zijn medicatie in. Betrokkene vindt dat de medicatie hem positief beïnvloedt, omdat hij meer rust ervaart. In het voorjaar van 2022 is betrokkene gestart met wekelijkse individuele psychotherapie, waar hij werkt aan een positief levensplan. Eind april 2022 is toestemming verkregen voor begeleid verlof. Ter zitting heeft de deskundig naar voren gebracht dat betrokkene in een interne zorgflat zal worden geplaatst als het begeleide verlof goed gaat. Vervolgens zal worden toegewerkt naar begeleid of beschermd wonen in Utrecht. De verwachting is dat hiervoor zeker twee jaar nodig is. Gemonitord moet worden hoe betrokkene zal reageren op de toenemende vrijheid en verantwoordelijkheid. Hoewel betrokkene niet erkent dat hij een stoornis heeft, accepteert hij inmiddels wel hulp en heeft gesprekken met een therapeut om te leren omgaan met de schizofrenie. Ingeschat wordt dat betrokkene langdurig is aangewezen op intensieve hulp en ondersteuning.
De rechtbank gaat voorbij aan het verzoek van betrokkene om de termijn van terbeschikkingstelling vooralsnog met één jaar te verlengen. Het uitgangspunt van de rechtbank is dat, wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling meer tijd in beslag zal nemen dan een jaar, de terbeschikkingstelling - behoudens bijzondere omstandigheden - verlengd dient te worden met een termijn van twee jaar.
De rechtbank stelt op basis van het verlengingsadvies en de door de deskundige ter zitting gegeven toelichting vast dat niet te verwachten is dat binnen één jaar gronden aanwezig kunnen zijn die een beëindiging van de terbeschikkingstelling rechtvaardigen en een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van één jaar zou bij betrokkene de verwachting kunnen wekken dat dit wel het geval zou zijn. De rechtbank ziet geen aanleiding een vinger aan de pols te houden. Ook overigens is er geen sprake van een bijzondere omstandigheid die een verlenging met één jaar vereist.
De rechtbank zal daarom de maatregel met twee jaar verlengen.

7.De beslissing

De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van [betrokkene] met twee jaar.
Deze beslissing is genomen door mr. I.G.C. Bij de Vaate, voorzitter, mrs. J.A. Spee en E.J.W. Verhaagh, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.J.A. Barends als griffier en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2022.
Mr. Barends is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.