ECLI:NL:RBMNE:2022:6172

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 november 2022
Publicatiedatum
1 februari 2023
Zaaknummer
16-198680-22 en 13-084398-22 (vord. TUL)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van winkeldiefstal met toepassing van de ISD-maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 november 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van winkeldiefstal. De verdachte, geboren in Syrië en gedetineerd, werd ervan beschuldigd op 7 augustus 2022 een blik bier te hebben gestolen uit een winkel in [plaats]. Tijdens de terechtzitting op 9 november 2022 heeft de officier van justitie, mr. M.H. Hoogendam, de vordering ingediend en de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. S.J. Flier. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging.

De rechtbank heeft de bewijsmiddelen beoordeeld, waaronder camerabeelden en de aangifte van de winkelier. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met opzet het blik bier had weggenomen, ondanks de verdediging die stelde dat de verdachte dacht dat een klant het blik voor hem zou betalen. De rechtbank achtte het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en verklaarde de verdachte schuldig aan diefstal.

De rechtbank heeft ook de strafbaarheid van de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De officier van justitie had een ISD-maatregel gevorderd, en de rechtbank heeft deze vordering toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte voor de duur van twee jaar een ISD-maatregel moet ondergaan, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn strafblad en de adviezen van de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16-198680-22 en 13-084398-22 (vord. TUL) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 23 november 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats] (Syrië),
wonende aan de [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] ,
gedetineerd in [verblijfplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 november 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M.H. Hoogendam en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. S.J. Flier, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 7 augustus 2022 in [plaats] een blik bier in de [bedrijf] heeft gestolen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde, omdat het oogmerk op de diefstal ontbreekt. Verdachte heeft aan een klant in de winkel gevraagd of hij het blik bier voor hem kon betalen. Ervan uitgaande dat de klant zou betalen, heeft verdachte de winkel verlaten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
De aangifte door [bedrijf] [plaats]
Ik heb de verdachte aangehouden op 07-08-2022 om 16:24 uur in de [bedrijf] in [plaats] . Ik zag dat de verdachte een blik bier uit de koeling pakte. Ik zag dat de verdachte het blik bier onder zijn jas stopte. Ik zag dat de verdachte snel te pas richting de uitgang liep en de winkel verliet. De totale verkoopwaarde van de weggenomen goederen is €1,04. [2]
De camerabeelden
16.23.07
uur Ik zie de man nu duidelijker in het beeld ik zie dat hij met vermoedelijk een blikje onder de jassen welke hij over zijn rechterarm draagt heeft zitten en daarmee richting de winkeluitgang loopt en niet langs de kassa gaat
16.23.07
uur De man loopt de winkel uit links onder in beeld [3]
Bewijsoverweging
Niet ter discussie staat dat verdachte met een blik bier langs de kassa van de [bedrijf] is gelopen zonder daarvoor te betalen. De rechtbank stelt vast dat er op de camerabeelden enige interactie tussen de klant en verdachte te zien is. De rechtbank acht het echter niet aannemelijk dat de klant heeft toegezegd het blik bier te zullen betalen voor verdachte, zoals de verdediging heeft betoogd. Op het moment dat verdachte de winkel verlaat, staat de desbetreffende klant noch bij de kassa, noch is de klant in de buurt van verdachte. Als de klant voor verdachte zou betalen, zou verdachte met de klant naar de kassa moeten lopen en de kassamedewerker moeten informeren hierover. Dit is niet gebeurd. Daarnaast verlaat verdachte de winkel met het blik bier onder zijn jas. Indien de klant voor verdachte zou betalen, zou verdachte niet heimelijk het blik bier hoeven te verstoppen. Verdachte had dan ook wel degelijk opzet op het wederrechtelijk toe-eigenen van het blik bier.
De rechtbank is gezien het bovenstaande van oordeel dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 7 augustus 2022 te [plaats] , een blik bier dat geheel aan de [bedrijf] (gevestigd aan de [adres 2] ) toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
diefstal.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot oplegging van de maatregel tot plaatsing in een instelling voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel).
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht om vrijspraak, subsidiair om strafoplegging gelijk aan het voorarrest en meer subsidiair afwijzing van de geëiste ISD-maatregel.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
8.3.1
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal bij de [bedrijf] [plaats] van een blik bier.
Winkeldiefstal is een vervelend feit dat voor de gedupeerde winkelier in het algemeen schade en overlast teweegbrengt. Daarnaast brengt winkeldiefstal ook hinder en gevoelens van onveiligheid teweeg bij het overige winkelend publiek. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij daar geen oog voor heeft gehad, maar uitsluitend heeft gehandeld vanuit eigen gewin.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 5 oktober 2022, waaruit blijkt dat verdachte veelvuldig is veroordeeld voor diefstal.
Adviezen van deskundigen
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het rapport van de Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) van 21 oktober 2022. Verdachte komt sinds 2018 veelvuldig in aanraking met politie en justitie. Contact met verdachte lijkt onmogelijk en de taalbarrière bemoeilijkt het inzetten van interventies. Verdachte heeft geen beschermende factoren in zijn leven. De reclassering adviseert oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van een brief van het NIFP over een ISD-trajectconsult van 8 april 2022. Hieruit volgt dat er geen aanwijzingen zijn gevonden voor een psychiatrische stoornis. Er zijn geen contra-indicaties voor een ISD-maatregel en diagnostisch onderzoek kan binnen een ISD-maatregel plaatsvinden.
Tot slot heeft de rechtbank kennisgenomen van een brief van de broer van verdachte en zes andere reclasseringsadviezen.
8.3.3
Conclusie
De rechtbank zal de tenuitvoerlegging bevelen van de eerder opgelegde voorwaardelijke ISD-maatregel (zie hierna onder 9 voor een nadere motivering). De rechtbank acht het niet passend om verdachte daarnaast nog een straf of maatregel op te leggen. Om die reden zal de rechtbank toepassing geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De beslissingen van de rechtbank in dit vonnis leiden tot de tenuitvoerlegging van de maatregel ISD.

9.VORDERING TENUITVOERLEGGING

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering TUL af te wijzen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
Primair heeft de verdediging gesteld dat de rechtbank onbevoegd is om kennis te nemen van de vordering TUL, omdat op grond van artikel 38r Sr jo. artikel 509z jo. artikel 509dd lid 1 Sv alleen de raadkamer van de rechtbank die in eerste aanleg kennis heeft genomen van het misdrijf ter zake waarvan de voorwaardelijke maatregel is opgelegd, de tenuitvoerlegging kan bevelen. Dit volgt ook uit de Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers van het openbaar ministerie (hierna: de Richtlijn).
Subsidiair heeft de verdediging gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de vordering TUL. In beginsel wordt niet gekozen voor het vorderen van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel. Daarnaast dient als uitgangspunt te gelden dat de weg van een gesplitste behandeling van de vordering tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel en de vervolging van het nieuwe feit niet wordt bewandeld. Door de tenuitvoerlegging te vorderen van de ISD-maatregel handelt het Openbaar Ministerie in afwijking van de Richtlijn.
Meer subsidiair heeft de verdediging verzocht dat de vordering TUL wordt afgewezen. Het reclasseringsadvies van 21 oktober 2022 geeft een onvolledig beeld van verdachte. De raadsman heeft daarom een brief van het NIFP over een ISD-trajectconsult, een brief van de broer van verdachte en zes andere reclasseringsadviezen aan de rechtbank toegestuurd per e-mail van 4 november 2022. Op grond van de situatie van en problematiek rondom verdachte vindt de verdediging een onvoorwaardelijke ISD-maatregel geen passende interventie, nu de doelen van de ISD-maatregel hiermee niet worden behaald. Verdachte heeft andere hulp nodig.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank verwerpt het primaire verweer. Op grond van artikel 6:6:1 lid 2 Wetboek van Strafvordering is de rechtbank bevoegd kennis te nemen van de vordering TUL, nu het ten laste gelegde feit gelijktijdig wordt behandeld met de vordering TUL. De door de verdediging aangehaalde wetsartikelen zijn niet meer van kracht en de genoemde richtlijn is dan ook achterhaald. Om diezelfde reden wordt het subsidiaire verweer ook verworpen.
De rechtbank verwerpt ook het meer subsidiaire verweer. De rechtbank concludeert uit de reclasseringsadviezen dat ten tijde van de voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel, de daadwerkelijke uitvoering hiervan niet passend was. Echter is er enige tijd verstreken en wist verdachte dat er een voorwaardelijke ISD-maatregel boven zijn hoofd hing. Verdachte had dan ook beter moeten weten. De door de raadsman aangevoerde problematiek kan behandeld worden tijdens de ISD-maatregel, zoals ook het NIFP benoemt.
De rechtbank is op grond van bovenstaande van oordeel dat het toewijzen van de vordering TUL wenselijk en noodzakelijk is. Slechts op die wijze kan verdachte geholpen worden bij zijn problematiek, het recidiverisico worden ingeperkt en de maatschappij tegen verdachte worden beveiligd. Dit kan niet worden bereikt met het opleggen van een andere straf of maatregel.
De rechtbank wijst dan ook de vordering tenuitvoerlegging toe. Dit betekent dat verdachte voor de duur van twee jaren een ISD-maatregel moet ondergaan.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit artikel luidde ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
- bepaalt dat ten aanzien van het bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 13-084398-22
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de meervoudige kamer in de rechtbank Amsterdam bij vonnis van 1 juli 2022 opgelegde voorwaardelijke ISD-maatregel voor de duur van twee (2) jaren.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G. van Ommeren, voorzitter, mrs. P.K. van Riemsdijk en A.M.M. Lemmen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.J.A. Barends, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 november 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 7 augustus 2022 te [plaats] , althans in Nederland, een blik bier, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de [bedrijf] (gevestigd aan de [adres 2] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
(art 310 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 8 augustus 2022, genummerd PL0900-2022229768, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 25. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte van 7 augustus 2022, p. 3.
3.Proces-verbaal camerabeelden van 7 augustus 2022, p. 22-23.