Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
gedetineerd in [verblijfplaats] ,
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 november 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van winkeldiefstal. De verdachte, geboren in Syrië en gedetineerd, werd ervan beschuldigd op 7 augustus 2022 een blik bier te hebben gestolen uit een winkel in [plaats]. Tijdens de terechtzitting op 9 november 2022 heeft de officier van justitie, mr. M.H. Hoogendam, de vordering ingediend en de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. S.J. Flier. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging.
De rechtbank heeft de bewijsmiddelen beoordeeld, waaronder camerabeelden en de aangifte van de winkelier. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met opzet het blik bier had weggenomen, ondanks de verdediging die stelde dat de verdachte dacht dat een klant het blik voor hem zou betalen. De rechtbank achtte het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en verklaarde de verdachte schuldig aan diefstal.
De rechtbank heeft ook de strafbaarheid van de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De officier van justitie had een ISD-maatregel gevorderd, en de rechtbank heeft deze vordering toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte voor de duur van twee jaar een ISD-maatregel moet ondergaan, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn strafblad en de adviezen van de reclassering.