ECLI:NL:RBMNE:2022:6171

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 december 2022
Publicatiedatum
1 februari 2023
Zaaknummer
16-162725-22
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugddetentie opgelegd aan minderjarige verdachte na gewapende overval op supermarkt

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 27 december 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2006, die op 29 juni 2022 samen met anderen een gewapende overval heeft gepleegd op de supermarkt [bedrijf 1] in [plaats 2]. De rechtbank heeft de zaak achter gesloten deuren behandeld, gezien de minderjarigheid van de verdachte. Tijdens de zitting op 13 december 2022 waren de verdachte, zijn advocaat mr. J. Zaim, de officier van justitie mr. N. Schapendonk, en verschillende betrokkenen aanwezig, waaronder de moeder van de verdachte en de benadeelde partij, [slachtoffer]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld, waarbij hij een mes en een schroevendraaier heeft gebruikt om de medewerksters van de supermarkt te bedreigen.

De rechtbank heeft de verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie opgelegd, gelijk aan de duur van het voorarrest, en daarnaast een voorwaardelijke jeugddetentie met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de civiele maatregelen, zoals ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing, voorrang moeten krijgen boven het strafrechtelijke kader. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychologische problemen en de impact van de overval op de benadeelde partij. De benadeelde partij heeft een schadevergoeding van € 5.000,- gevorderd, maar de rechtbank heeft deze vordering tot € 500,- toegewezen, rekening houdend met de immateriële schade die de benadeelde heeft geleden.

De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om mee te werken aan de voorwaarden die zijn opgelegd door de Raad voor de Kinderbescherming, waaronder begeleiding en behandeling. De rechtbank heeft de zaak afgesloten met de beslissing dat de verdachte onder toezicht wordt gesteld en dat de jeugdbescherming toezicht houdt op de naleving van de voorwaarden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-162725-22
Vonnis van de meervoudige kamer van 27 december 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2006 te [geboorteplaats] (Kameroen),
wonende aan de [adres 1] , [postcode 1] in [woonplaats] ,
verblijvende bij [verblijfplaats] in [plaats 2] ,
hierna te noemen: [verdachte] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 december 2022. [verdachte] was bij deze zitting aanwezig, waardoor juridisch gezien sprake is van een vonnis op tegenspraak. Omdat [verdachte] ten tijde van het tenlastegelegde feit minderjarig was, heeft de rechtbank de zaak achter gesloten deuren behandeld.
De rechtbank heeft tijdens de zitting gesproken met en geluisterd naar de standpunten van [verdachte] , zijn advocaat mr. J. Zaim en de officier van justitie mr. N. Schapendonk. Daarnaast waren aanwezig de moeder van [verdachte] , zijn stiefvader, H. Aydagul, ambulant begeleider bij Ocura Gooi en Vechtstreek, J. van Westen, raadsonderzoeker, en M. Luken, jeugdreclasseerder bij Jeugd- en Gezinsbeschermers. Ook was aanwezig de benadeelde partij [slachtoffer] met haar moeder.
Verder is op 13 december 2022 in een gecombineerde behandeling door de meervoudige kamer het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming behandeld, daartoe strekkende dat de ondertoezichtstelling van [verdachte] wordt uitgesproken voor de duur van één jaar en dat een machtiging wordt verleend tot uithuisplaatsing van de minderjarige voor de duur van drie maanden. Deze verzoeken zijn ter zitting mondeling toegewezen.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Kort gezegd verdenkt de officier van justitie [verdachte] ervan dat hij:
op 29 juni 2022 in [plaats 2] samen met anderen de [bedrijf 1] heeft overvallen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van [verdachte] en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde diefstal met geweldspleging wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft erop gewezen dat [verdachte] het ten laste gelegde feit heeft bekend. Hij heeft geen bewijsverweer gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Het feit is door [verdachte] begaan. [verdachte] heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
-
de bekennende verklaring van [verdachte] afgelegd op de zitting van 13 december 2022; [2]
-
de aangifte van [slachtoffer] ; [3]
-
het verhoor van getuige [getuige] ; [4]
-
het verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] bij de rechter-commissaris. [5]

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] :
op 29 juni 2022 te [plaats 2] tezamen en in vereniging met anderen een hoeveelheid geld dat aan de supermarkt [bedrijf 1] (filiaal [adres 2] ) toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen medewerksters van die [bedrijf 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door opzettelijk dreigend
-met gezichtsbedekkende kleding die [bedrijf 1] binnen te gaan en
-naar de kassa‘s en kassamedewerksters toe te lopen en
-die kassamedewerksters een mes en een schroevendraaier te tonen en voor te houden en (met kracht) met een mes op een kassa te slaan en (hierbij) dreigend de woorden toe te voegen: “Geld, geld” en “Open die kassa“.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. [verdachte] is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. [verdachte] wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte] uitsluit. [verdachte] is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd [verdachte] ter zake van het door de haar bewezen geachte te veroordelen tot een jeugddetentie van 150 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 66 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht geen straf op te leggen gelet op de persoonlijke omstandigheden. [verdachte] heeft meegewerkt aan mediation en werkt mee aan alle hulpverlening. Een straf werkt averechts, [verdachte] heeft juist hulp en vertrouwen nodig. Verder adviseert de Raad om, naast het civiele kader, in het strafrechtelijk kader ITB Harde Kern als bijzondere voorwaarde op te leggen, zodat dit van start kan gaan als het civiele kader is afgerond. De raadsman verzet zich daartegen. Als het civielrechtelijke kader is afgerond, dan heeft [verdachte] voldoende handvatten om zonder een strak kader verder te kunnen. Subsidiair wordt verzocht de eis van de officier van justitie te matigen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van [verdachte] , zoals ter terechtzitting is gebleken.
8.3.1.
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan
[verdachte] heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan een gewapende overval op de [bedrijf 1] , waarbij [verdachte] een mes in zijn hand had en één van de medeverdachten een schroevendraaier, zij hebben deze wapens ook naar personen gericht. [verdachte] en zijn medeverdachten hebben hiermee enorm bedreigende situaties gecreëerd voor deze personen. Het spreekt voor zich dat een dergelijke overval voor de slachtoffers een bijzonder traumatische ervaring moet zijn geweest. Eén van de slachtoffers heeft in haar vordering aangegeven nog altijd psychische klachten te hebben en slapeloze nachten die het gevolg zijn van de overval. De moeder van het slachtoffer heeft op de zitting aangegeven dat het slachtoffer na de mediationgesprekken met de verdachten weer niet naar school kon vanwege de indruk die dit gemaakt heeft. Ook volgt zij therapieën naar aanleiding van de overval en wordt waarschijnlijk gestart met EMDR-therapie. Daarnaast veroorzaken dit soort strafbare feiten gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. In de [bedrijf 1] was naast de medewerksters een aantal klanten aanwezig. Ook voor hen is dit een hele nare ervaring geweest. Het is zeer zorgelijk dat een pas 16-jarige jongen dit soort feiten pleegt. De rechtbank neemt het [verdachte] kwalijk dat hij kennelijk alleen oog heeft gehad voor wat de overval hem zou opleveren. Daar staat tegenover dat de rechtbank het positief vindt dat [verdachte] ter zitting openheid van zaken heeft gegeven en heeft meegewerkt aan mediation.
8.3.2.
De persoonlijke omstandigheden
Strafblad
De rechtbank heeft gekeken naar het uittreksel uit de justitiële documentatie (het strafblad) van [verdachte] van 2 december 2022. Daaruit blijkt dat [verdachte] niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit
Het psychologisch onderzoek Pro Justitia
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van het psychologisch onderzoek Pro Justitia, opgesteld op 29 september 2022 door drs. J.S.H. Stolk, GZ-psycholoog. Uit de rapportage blijkt dat bij [verdachte] sprake is ADHD, een oppositionele-opstandige gedragsstoornis, bedreigde ontwikkeling van de persoonlijkheid, hechtingsproblematiek en PTSS. Het tekortschieten van de gewetensfunctie en impulsiviteit hebben een rol gespeeld bij het plegen van het feit. Verder had [verdachte] op de dag van het feit te horen gekregen dat hij niet meer welkom was bij [bedrijf 2] , hetgeen drempelverlagend heeft gewerkt en een negatief effect heeft gehad op de emotieregulatie. De psycholoog adviseert het ten laste gelegde in enigszins verminderde mate aan [verdachte] toe te rekenen.
Het advies van de Raad voor de Kinderbescherming
De Raad heeft een strafrechtelijk advies opgesteld. Daarnaast is door de Raad een civiel verzoek ingediend tot ondertoezichtstelling voor de duur van één jaar en verlening van een machtiging tot uithuisplaatsing in een instelling voor gesloten jeugdhulp voor de duur van drie maanden, dat gelijktijdig met de onderhavige strafzaak door de meervoudige kamer is behandeld. Strafrechtelijk gezien wordt geadviseerd [verdachte] een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, met oplegging van bijzondere voorwaarden.
Mevrouw Luken heeft het advies van de Raad aangevuld en toegelicht. Zij geeft aan dat de bijzondere voorwaarden die zien op het verblijf in een woonvoorziening en het meewerken aan ITB Harde Kern niet gelden zolang [verdachte] in een instelling voor gesloten jeugdhulp verblijft. Ook is er nu geen plek bij een woonvoorziening beschikbaar. Het gedrag van [verdachte] is daarvoor te ingewikkeld. De hoop is dat de gesloten plaatsing een gedragsverandering teweeg brengt bij [verdachte] , daarna kan verder gekeken worden. Mevrouw Luken heeft meegedeeld dat zij inmiddels te horen heeft gekregen dat er een plek beschikbaar is bij [verblijfplaats] in [plaats 2] waar [verdachte] vandaag terecht kan in het kader van de machtiging gesloten uithuisplaatsing.
8.3.3.
Conclusie
De onderhavige strafzaak is gelijktijdig en gecombineerd behandeld met de ter zitting gedane civiele verzoeken van de Raad om een voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen. Door de rechtbank is beslist dat [verdachte] voorlopig onder toezicht wordt gesteld voor de duur van één jaar en met een gesloten machtiging uit huis wordt geplaatst in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van drie maanden. Deze beslissingen zijn vastgelegd in een aparte beschikking.
De rechtbank is van oordeel dat deze maatregelen in het civiele kader moeten prevaleren boven het strafrechtelijk kader. De rechtbank zal met inachtneming van het voorgaande aan [verdachte] een onvoorwaardelijke jeugddetentie opleggen die gelijk zal zijn aan de duur van het voorarrest en daarnaast een voorwaardelijke jeugddetentie opleggen. Dit komt neer op een jeugddetentie van 144 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk. Aan het voorwaardelijk strafdeel worden de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden verbonden, zodat de hulp en begeleiding voortgezet wordt als het civielrechtelijk kader eindigt. De rechtbank acht dit van belang om te zorgen dat ook na de periode van uithuisplaatsing een goed kader aanwezig is voor verblijf, behandeling en begeleiding van [verdachte] .

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen sok terug te geven aan [verdachte] en het in beslag genomen geld terug te geven aan de rechthebbende.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het beslag.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank bepaalt dat de in beslag genomen geldbedragen (G3011847 en G3011529) moeten worden teruggegeven aan de rechthebbende, te weten [bedrijf 1] .
De rechtbank bepaalt dat de in beslag genomen sok (G3011523) moet worden teruggegeven aan [verdachte] .

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 5.000,-. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan [verdachte] ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden omdat de vordering onvoldoende onderbouwd is.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering wegens onvoldoende onderbouwing.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat voldoende is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde, de supermarktoverval, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. In sommige gevallen kunnen de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon, in de zin van art. 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan worden aangenomen zonder een nadere concrete onderbouwing.
In dit geval heeft de normschending eruit bestaan dat [verdachte] samen met anderen tijdens een winkeloverval de benadeelde partij heeft bedreigd met een wapen. [verdachte] had een mes bij zich en de medeverdachte een schroevendraaier. [verdachte] heeft door zijn handelen enorme schrik aangejaagd en de benadeelde partij in de waan gebracht dat haar veiligheid in gevaar was. Immers was het voor de benadeelde partij onvoorspelbaar tot waar [verdachte] en zijn medeverdachten toe in staat waren. Onder deze omstandigheden is sprake van zodanig ernstige normschending dat het voor de hand ligt dat het feit een zodanige impact op haar heeft gehad dat sprake is van een aantasting in de persoon. De benadeelde partij heeft in haar vordering aangegeven psychische klachten en slapeloze nachten te hebben naar aanleiding van de overval. Haar moeder heeft op de zitting verder aangegeven dat de benadeelde partij ook therapieën volgt en dat er gestart zal worden met EMDR-therapie.
Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden, zonder verdere concrete onderbouwing en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend acht de rechtbank in dit geval een bedrag van € 500,- redelijk en zonder nader onderzoek of onderbouwing toewijsbaar. De vordering zal dan ook tot dat bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente, worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De benadeelde partij kan dit gedeelte van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[verdachte] wordt hoofdelijk veroordeeld om het toegewezen bedrag van € 500,- aan de benadeelde partij te vergoeden, te vermeerderen met de wettelijke rente met de gevorderde wettelijke rente vanaf 29 juni 2022.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan [verdachte] de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het toegewezen bedrag van € 500,- te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 29 juni 2022, tot de dag van volledige betaling. Als [verdachte] niet betaalt, zal deze verplichting niet worden aangevuld met gijzeling omdat [verdachte] nog minderjarig was ten tijde van het plegen van de feiten.
Een betaling die [verdachte] doet aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien [verdachte] betaalt aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van
144 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, te weten 84 dagen, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de jeugddetentie een gedeelte van
60 dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast;
- als
algemene voorwaardengelden dat verdachte:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
  • zich zal houden aan de aanwijzingen in het kader van de maatregel Toezicht en Begeleiding gegeven door Jeugdbescherming Amsterdam, waarvan een periode van maximaal zes maanden - te starten aansluitend aan de periode van uithuisplaatsing – bestaat uit ITB Harde Kern, waarbij hij de intensieve begeleiding in het kader van ITB Harde Kern door de jeugdreclassering zal aanvaarden en zich zal houden aan de weekroosters in het kader van de ITB Harde Kern;
  • aansluitend aan de periode van uithuisplaatsing meewerkt aan verblijf op een woonvoorziening van waaruit hij van behandeling kan profiteren zolang als de jeugdreclassering dit nodig acht;
  • zich inzet voor het verkrijgen en behouden van een positieve dagbesteding (school);
  • zich inzet voor het verkrijgen van een positieve vrijetijdsbesteding;
  • volgens het (les) rooster naar school gaat;
  • op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de medeverdachten [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2007, en [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum 3] 2005;
  • geen contact heeft met het slachtoffer, tenzij dit in het kader van MiS is;
  • zich niet mag bevinden aan de [adres 2] , [postcode 2] [plaats 2] , zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
  • zich onder behandeling laat stellen, op door of namens de behandelaars aan te geven tijdstippen en plaats, zolang de behandelaars of de jeugdreclassering dit noodzakelijk achten;
waarbij aan Jeugdbescherming Amsterdam de opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de minderjarige ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte:
 de sok (goednummer 3011523);
- gelast de teruggave aan de rechthebbende [bedrijf 1] van:
 de geldbedragen (goednummers 3011847 en 3011529);
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 500,-, bestaande uit immateriële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag,
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 juni 2022, tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart de benadeelde partij voor wat betreft het meer of anders gevorderde niet-ontvankelijk en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 juni 2022, tot de dag van volledige betaling. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze verplichting aangevuld met 0 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd
als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
- veroordeelt verdachte in de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt, tot op dit moment begroot op nihil, alsmede in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Voorlopige hechtenis
- heft op het – reeds geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.F. Koenis, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. S.M. Schothorst en mr. B. Vis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.T. van den Dool, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 december 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan [verdachte] wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 juni 2022 te [plaats 2] , binnen de gemeente Gooise Meren, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (grote) hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de supermarkt [bedrijf 1] (filiaal [adres 2] ) en/of (een) medewerk(st)er(s) van de supermarkt [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen (een) medewerk(st)er(s) van die [bedrijf 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere
deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door opzettelijk gewelddadig en/of dreigend
-met gezichtsbedekkende kleding die [bedrijf 1] binnen te gaan en/of
-naar de/een kassa(‘s) en/of (een) kassamedewerk(st)er(s) toe te lopen en/of
-die kassamedewerk(st)er(s) een mes en/of een schroevendraaier te tonen en/of voor te houden en/of (met kracht) met een mes en/of een schroevendraaier op (een) kassa(‘s) te slaan en/of met een mes en/of een schroevendraaier zwaaiende bewegingen te maken, naar, althans in de richting van die kassamedewerk(st)er(s) en/of (hierbij) dreigend de woorden toe te voegen: “Geld, geld” en/of “Open die kassa“ , althans woorden van dergelijk dreigende aard en/of strekking;
en/of
hij op of omstreeks 29 juni 2022 te [plaats 2] , binnen de gemeente Gooise Meren, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld (een) medewerk(st)er(s) van [bedrijf 1] (filiaal [adres 2] ) heeft gedwongen tot de afgifte van een (grote) hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan supermarkt [bedrijf 1] en/of (een) medewerk(st)er(s) van de supermarkt [bedrijf 1] , in elk geval aan die supermarkt [bedrijf 1] en/of die medewerk(st)er(s) en/of een derde
toebehoorde(n) door opzettelijk gewelddadig en/of dreigend
-met gezichtsbedekkende kleding die [bedrijf 1] binnen te gaan en/of
-naar de/een kassa(‘s) en/of (een) kassamedewerk(st)er(s) toe te lopen en/of
-die kassamedewerk(st)er(s) een mes en/of een schroevendraaier te tonen en/of voor te houden en/of (met kracht) met een mes en/of een schroevendraaier op (een) kassa(‘s) te slaan met een mes en/of een schroevedraaier zwaaiende bewegingen te maken, naar, althans in de richting van die kassamedewerk(st)er(s) en/of (hierbij) dreigend de woorden toe te voegen: “Geld, geld” en/of “Open die kassa“, althans woorden van dergelijk dreigende aard en/of strekking;
(art 317 Wetboek van Strafrecht)
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn, tenzij anders vermeld, als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 30 juni 2022, genaamd 14BRUTO22/2022187824, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 164. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.De verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 13 december 2022.
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 30 juni 2022, opgemaakt door [verbalisant 1] , p. 11-12.
4.Proces-verbaal van bevindingen van 30 juni 2022, opgemaakt door [verbalisant 2] , p. 109-111.
5.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] op 1 juli 2022 door de rechter-commissaris, p. 124.