ECLI:NL:RBMNE:2022:6170

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 december 2022
Publicatiedatum
1 februari 2023
Zaaknummer
16-162717-22
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overval door minderjarige verdachte met verminderd toerekeningsvatbaarheid, jeugddetentie en taakstraf opgelegd

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 27 december 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2007, die op 29 juni 2022 samen met anderen een overval heeft gepleegd op een supermarkt in Bussum. De rechtbank heeft de zaak achter gesloten deuren behandeld, gezien de minderjarigheid van de verdachte. Tijdens de zitting op 13 december 2022 waren de verdachte, zijn advocaat mr. J.M. Walther, de officier van justitie mr. N. Schapendonk, en enkele familieleden van de verdachte aanwezig. De rechtbank heeft ook getuigen en deskundigen gehoord, waaronder een raadsonderzoeker en jeugdreclasseringswerker.

De verdachte werd beschuldigd van diefstal met geweld, waarbij hij samen met medeverdachten de kassières van de supermarkt bedreigde met een mes en een schroevendraaier. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn ontkenning van het gebruik van een wapen, betrokken was bij de overval en dat zijn verklaring ongeloofwaardig was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, gezien zijn psychologische problemen, waaronder hechtingsproblematiek en ADHD.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 144 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 40 uur. De bijzondere voorwaarden van de voorwaardelijke straf zijn dadelijk uitvoerbaar verklaard. Daarnaast is de verdachte hoofdelijk veroordeeld tot betaling van € 500,- aan de benadeelde partij, die immateriële schade heeft geleden door de overval. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. De rechtbank heeft ook bepaald dat de in beslag genomen simkaarten aan de verdachte moeten worden teruggegeven, terwijl het in beslag genomen geld aan de supermarkt moet worden teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-162717-22
Vonnis van de meervoudige kamer van 27 december 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2007 te [geboorteplaats] (Marokko),
wonende aan de [adres 1] [woonplaats] ,
gedetineerd in de [locatie] ,
hierna te noemen: [verdachte] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 december 2022. [verdachte] was bij deze zitting aanwezig, waardoor juridisch gezien sprake is van een vonnis op tegenspraak. Omdat [verdachte] ten tijde van het tenlastegelegde feit minderjarig was, heeft de rechtbank de zaak achter gesloten deuren behandeld.
De rechtbank heeft tijdens de zitting gesproken met en geluisterd naar de standpunten van [verdachte] , zijn advocaat mr. J.M. Walther en de officier van justitie mr. N. Schapendonk. Daarnaast waren aanwezig de moeder en tante van [verdachte] . Ook zijn verschenen J.P.C. Smit, raadsonderzoeker, L. Nieuwenhuizen, werkzaam bij Inforsa, A.L. Stevens, medewerker R&B Levvel en N. Hummen, jeugdreclasseringswerker bij Jeugdbescherming regio Amsterdam.

1.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Kort gezegd verdenkt de officier van justitie [verdachte] ervan dat hij:
op 29 juni 2022 in Bussum samen met anderen de [Winkel] heeft overvallen.

2.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van [verdachte] en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.WAARDERING VAN HET BEWIJS

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde diefstal met geweldspleging wettig en overtuigend te bewijzen. Zij acht het niet geloofwaardig dat [verdachte] de wapens niet heeft gezien en dat hij er niet van op de hoogte was dat de medeverdachten de wapens bij zich hadden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft partiele vrijspraak bepleit van de bedreiging met het mes en de schroevendraaier. [verdachte] bekent dat hij betrokken is geweest bij de diefstal bij de [Winkel] , maar hij ontkent een mes of een schroevendraaier te hebben gebruikt. De medeverdachten geven aan dat zij degenen waren met het mes en de schroevendraaier. [verdachte] wist dat niet.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Op de zitting van 13 december 2022 heeft [verdachte] - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard: [2]
Ik ben samen met de medeverdachten de [Winkel] binnengelopen. Wij wilden de [Winkel] overvallen omdat wij geld wilden. Ik had mijn gezicht bedekt toen ik naar binnenliep, ik had een capuchon op en witte gezichtsbedekking.
Uit de aangifte van [slachtoffer] blijkt - zakelijk weergegeven - het volgende: [3]
Op 29 juni 2022 was ik werkzaam bij de [Winkel] aan de [Filiaal] te [plaats] . Ik zag drie jongens binnen komen lopen. Ik zat met mijn gezicht richting de ingang en zag dat de voorste jongen van de drie een mes in zijn handen had (jongen 1). Toen deze jongen naar mij toe kwam lopen zag ik dat hij hard met het mes op mijn balie van de kassa sloeg en riep "Kassa open nu!" Ik zag dat hij met het snijgedeelte op de balie sloeg. Ik zag dat hij ook met de punt van het mes op mij richtte. Ik voelde mij erg bedreigd. Ik was echt bang dat de jongen mij neer zou steken. Ik zag dat de tweede jongen tussen mij en mijn collega die achter kassa 4 zat ging staan. Ik zag ook dat de derde jongen bij mijn collega van kassa 4 stond. Ik hoorde later dat deze jongen mijn collega bedreigde met een schroevendraaier.
Uit een proces-verbaal bevindingen, inhoudende het verhoor van getuige [getuige] , blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende: [4]
- ik zag dat er drie jongens binnen kwamen lopen met gezichtsbedekking;
- ik hoorde dat deze jongens schreeuwden geld, geld, geld;
- lk zag dat ze zonnebrillen op had en doeken voor hun mond.
Uit het verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] bij de rechter-commissaris blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende: [5]
Ik ben naar binnengelopen met een schroevendraaier en toen heb ik de kassière gevraagd de kassalade open te doen. Ik heb het toen geld gepakt, waarna ik ben weggegaan.
Uit het verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2] bij de rechter-commissaris blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende: [6]
[medeverdachte 2] : ik heb gezegd dat die kassa leeg moest en daarbij heb ik gezegd dat het sneller moest. Toen de geldlade open was heb ik het geld gepakt en ben ik weggegaan.
[A] : De kassière zegt dat zij een groot mes heeft gezien.
[medeverdachte 2] : Ja, ik heb inderdaad een mes bij mij gehad. Een keukenmes.
De rechtbank heeft ter zitting het volgende waargenomen: [7]
De rechtbank heeft de stills bekeken van de beelden die op 29 juni 2022 door omstanders zijn gemaakt in de [Winkel] . De rechtbank constateert dat op de still bovenaan pagina 25 van het procesdossier te zien is dat drie personen om de kassamedewerkster staan. Ook zijn de bewegende beelden van video-opname [bestandsnaam] op de terechtzitting getoond. De rechtbank constateert dat ook op deze beelden te zien is dat dat er één persoon voor de kassa staat en dat er twee personen tussen de twee kassa’s in staan naast de kassière.
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt vast dat [verdachte] op 29 juni 2022 samen met de twee medeverdachten de [Winkel] is binnengegaan met gezichtsbedekkende kleding. De medeverdachten hadden een schroevendraaier en een mes in hun handen waarmee zij het personeel hebben bedreigd. Uit twee kassalades is geld gepakt en de verdachten zijn vervolgens gevlucht.
[verdachte] heeft verklaard dat hij niet wist dat de medeverdachten wapens mee zouden nemen en dat hij deze wapens voorafgaand, tijdens en na de overval ook niet heeft gezien. Hij verklaart naderhand gehoord te hebben dat er wapens aanwezig waren. De rechtbank vindt deze verklaring ongeloofwaardig gelet op de volgende omstandigheden.
De drie verdachten zijn enige tijd voor de overval samengekomen in Bussum. Op enig moment zijn zij met zijn drieën de [Winkel] binnengegaan met gezichtsbedekkende kleding en richting de kassa’s gelopen. Eén van de verdachten stond voor een kassa en de andere twee verdachten, waarvan [verdachte] bekent er één te zijn, staan tussen de kassa’s in naast de kassières. Op de beelden en de stills van de beelden is te zien dat deze twee personen samen om het slachtoffer heen staan en aanzienlijk dicht op elkaar staan. De rechtbank acht het dan ook niet geloofwaardig dat [verdachte] op geen enkel moment een wapen heeft gezien.
De gedragingen van [verdachte] en zijn medeverdachten zijn naar de uiterlijke verschijningsvorm aan te merken als een bewuste en nauwe samenwerking in de zin van medeplegen. Dat uit het dossier niet blijkt van een bepaalde taakverdeling, van afspraken of een vooropgezet gemeenschappelijk plan doet daar niet aan af en is niet doorslaggevend voor de beantwoording van de vraag of sprake is van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking dan van medeplegen kan worden gesproken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] het tenlastegelegde feit tezamen en in vereniging met de medeverdachten heeft gepleegd.

4.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] :
op 29 juni 2022 te Bussum tezamen en in vereniging met anderen een hoeveelheid geld dat aan de supermarkt [Winkel] (filiaal [Filiaal] ) toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen medewerksters van die [Winkel] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door opzettelijk dreigend
-met gezichtsbedekkende kleding die [Winkel] binnen te gaan en
-naar de kassa‘s en kassamedewerksters toe te lopen en
-die kassamedewerksters een mes en een schroevendraaier te tonen en voor te houden en (met kracht) met een mes op een kassa te slaan en (hierbij) dreigend de woorden toe te voegen: “Geld, geld” en “Open die kassa“.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. [verdachte] is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. [verdachte] wordt hiervan vrijgesproken.

5.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

6.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte] uitsluit. [verdachte] is dan ook strafbaar.

7.OPLEGGING VAN STRAF

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd [verdachte] ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie van 150 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 66 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad);
- een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 50 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 25 dagen jeugddetentie.
De officier van justitie verzoekt voorts de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de eis van de officier van justitie te matigen en rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van [verdachte] .
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van [verdachte] , zoals ter terechtzitting is gebleken.
7.3.1.
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan
[verdachte] heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan een gewapende overval op de [Winkel] , waarbij de medeverdachten een schroevendraaier en een mes in hun handen hadden. Zij hebben deze wapens ook naar personen gericht. [verdachte] en zijn medeverdachten hebben hiermee enorm bedreigende situaties gecreëerd voor deze personen. Het spreekt voor zich dat een dergelijke overval voor de slachtoffers een bijzonder traumatische ervaring moet zijn geweest. Eén van de slachtoffers heeft in haar vordering aangegeven nog altijd psychische klachten te hebben en slapeloze nachten die het gevolg zijn van de overval. Daarnaast veroorzaken dit soort strafbare feiten gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. In de [Winkel] was naast de medewerksters een aantal klanten aanwezig. Ook voor hen is dit een hele nare ervaring geweest. Het is zeer zorgelijk dat een pas 15-jarige jongen dit soort feiten pleegt. De rechtbank neemt het [verdachte] kwalijk dat hij kennelijk alleen oog heeft gehad voor wat de overval hem zou opleveren. Daar staat tegenover dat de rechtbank het positief vindt dat [verdachte] (succesvol) heeft deelgenomen aan een mediationtraject met het slachtoffer.
7.3.2.
De persoonlijke omstandigheden
Strafblad
De rechtbank heeft gekeken naar het uittreksel uit de justitiële documentatie (het strafblad) van [verdachte] van 2 december 2022. Daaruit blijkt dat [verdachte] niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit
Het psychologisch onderzoek Pro Justitia
De rechtbank heeft kennisgenomen van het psychologisch onderzoek Pro Justitia, opgesteld op 25 oktober 2022 door drs. M.G.E. Hobbelen, GZ-psycholoog. Uit de rapportage blijkt dat bij [verdachte] sprake is van hechtingsproblematiek, aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis en een oppositioneel-opstandige gedragsstoornis. Het is aannemelijk dat de psychische tekorten voortkomend uit de hechtingsproblematiek invloed hebben gehad op de gedragskeuzes, maar vanwege de beperkte medewerking tijdens de delictbespreking worden hier met het nodige voorbehoud en voorzichtigheid uitspraken over gedaan. De psycholoog adviseert het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen.
Het advies van de Raad voor de Kinderbescherming
De Raad adviseert [verdachte] een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met bijzondere voorwaarden. Mevrouw Smits heeft het advies op de zitting toegelicht en aangevuld. In het rapport wordt geadviseerd elektronisch toezicht en het locatiegebod om binnen de gemeente Amsterdam te blijven als bijzondere voorwaarden op te nemen, maar deze voorwaarden worden niet meer nodig geacht. Wel wordt langdurige behandeling nodig geacht om de kans op herhaling te verkleinen, waarbinnen ook gewerkt kan worden aan het verwerken van het verleden, het leren omgaan met regels en grenzen en de controle leren te behouden over gevoelens.
Het advies van Jeugdbescherming Regio Amsterdam
Uit het rapport van Jeugdbescherming Amsterdam blijkt dat het recidive risico op basis van het huidige onderzoek hoog is. Mevrouw Hummen heeft op de zitting het advies aangevuld en toegelicht. De voorwaarden omtrent de enkelband en de avondklok zijn niet opgenomen, maar wel wordt geadviseerd de voorwaarde op te leggen die ziet op het houden aan aanwijzingen van de Jeugdbescherming, hieronder zou kunnen vallen dat [verdachte] zich moet houden aan de avondklok.
7.3.3.
Conclusie
De rechtbank is op basis van de rapportage van de psycholoog tot het oordeel gekomen dat ten tijde van het plegen van het feit bij [verdachte] sprake is geweest van een stoornis en dat deze stoornis gedeeltelijk zijn handelen bepaalde. De rechtbank is van mening dat de conclusie van de deskundige op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en neemt deze conclusie over. De rechtbank acht [verdachte] verminderd toerekeningsvatbaar.
Gelet op de ernst van het feit, kan in beginsel niet met een andere strafmodaliteit worden volstaan dan een vrijheidsbenemende straf. Het is zeer zorgwekkend dat [verdachte] zich op zo’n jonge leeftijd schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit. De rechtbank zal echter rekening houden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van [verdachte] en met zijn jeugdige leeftijd. De rechtbank zal dan ook geen onvoorwaardelijke jeugddetentie opleggen die langer duurt dan het voorarrest. De rechtbank acht het echter wel van belang dat [verdachte] op het juiste pad blijft en zal daarom ook een voorwaardelijke jeugddetentie opleggen. De rechtbank zal daarnaast, gelet op de ernst van de feiten en het belang dat [verdachte] de gevolgen van zijn handelen ervaart, aan hem een onvoorwaardelijke taakstraf opleggen.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat de volgende straf passend en geboden is: een jeugddetentie voor de duur van 144 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die [verdachte] in voorarrest heeft doorgebracht (te weten 84 dagen), met een proeftijd van 2 jaar en een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 40 uren, te vervangen door 20 dagen jeugddetentie als de taakstraf niet wordt uitgevoerd. De rechtbank zal aan de voorwaardelijke jeugddetentie de door de Raad voor de Kinderbescherming voorgestelde bijzondere voorwaarden, zoals aangegeven op zitting, verbinden.
[verdachte] heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Gelet op het advies van de deskundigen is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat [verdachte] opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de bijzondere voorwaarden die [verdachte] zullen worden opgelegd en het toezicht door de reclassering, dadelijk uitvoerbaar zijn.

8.BESLAG

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen simkaarten terug te geven aan [verdachte] en het in beslag genomen geld terug te geven aan de rechthebbende.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank bepaalt dat het in beslag genomen geldbedrag (G3011516) moet worden teruggegeven aan de rechthebbende, [Winkel] .
De rechtbank bepaalt dat de in beslag genomen simkaarten (G3011501) moeten worden teruggegeven aan [verdachte] .

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 5.000,-. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan [verdachte] ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden omdat de vordering onvoldoende onderbouwd is.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering wegens onvoldoende onderbouwing.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat voldoende is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde, de supermarktoverval, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. In sommige gevallen kunnen de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon, in de zin van art. 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan worden aangenomen zonder een nadere concrete onderbouwing.
In dit geval heeft de normschending eruit bestaan dat [verdachte] samen met anderen een winkeloverval heeft gepleegd, waarbij de benadeelde partij is bedreigd met een wapen. De medeverdachten hadden een schroevendraaier en een mes bij zich. [verdachte] heeft door zijn handelen enorme schrik aangejaagd en de benadeelde partij in de waan gebracht dat haar veiligheid in gevaar was. Immers was het voor de benadeelde partij onvoorspelbaar tot waar [verdachte] en zijn medeverdachten toe in staat waren. Onder deze omstandigheden is sprake van zodanig ernstige normschending dat het voor de hand ligt dat het feit een zodanige impact op haar heeft gehad dat sprake is van een aantasting in de persoon. De benadeelde partij heeft in haar vordering aangegeven psychische klachten en slapeloze nachten te hebben.
Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden, zonder verdere concrete onderbouwing en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend acht de rechtbank in dit geval een bedrag van € 500,- redelijk en zonder nader onderzoek of onderbouwing toewijsbaar. De vordering zal dan ook tot dat bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente, worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De benadeelde partij kan dit gedeelte van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[verdachte] wordt hoofdelijk veroordeeld om het toegewezen bedrag van € 500,- aan de benadeelde partij te vergoeden, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 juni 2022.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan [verdachte] de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het toegewezen bedrag van € 500,- te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 29 juni 2022, tot de dag van volledige betaling. Als [verdachte] niet betaalt, zal deze verplichting niet worden aangevuld met gijzeling omdat [verdachte] nog minderjarig was ten tijde van het plegen van de feiten.
Een betaling die [verdachte] doet aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien [verdachte] betaalt aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van
144 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, te weten 84 dagen, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de jeugddetentie een gedeelte van
60 dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast;
- als
algemene voorwaardengelden dat verdachte:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
  • meewerkt aan de hulpverlening vanuit Inforsa of een soortgelijke instelling;
  • meewerkt aan hulpverlening/begeleiding van Resocialisatie & Begeleiding Back on Track of een soortgelijke organisatie;
  • onderwijs volgt en/of naar stage gaat volgens rooster (in ieder geval totdat verdachte zijn startkwalificatie heeft gehaald);
  • meewerkt aan de invulling van een positieve vrijetijdsbesteding;
  • op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de medeverdachten [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2005, en [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum 3] 2006;
waarbij aan Jeugdbescherming Amsterdam de opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de minderjarige ten behoeve daarvan te begeleiden. De minderjarige is daarbij van rechtswege verplicht zijn medewerking te verlenen aan het vaststellen van zijn identiteit en aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- veroordeelt verdachte tot het verrichten van
40 urentaakstraf in de vorm van een
werkstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten te vervangen door 20 dagen jeugddetentie;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte:
 de simkaarten (goednummer 3011501);
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van:
 het geldbedrag (goednummer 3011516);
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 500,-, bestaande uit immateriële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag,
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 juni 2022, tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart de benadeelde partij voor wat betreft het meer of anders gevorderde niet-ontvankelijk en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 juni 2022, tot de dag van volledige betaling. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze verplichting aangevuld met 0 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd
als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
- veroordeelt verdachte in de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt, tot op dit moment begroot op nihil, alsmede in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Schothorst, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. H.F. Koenis en mr. B. Vis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.T. van den Dool, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 december 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan [verdachte] wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 juni 2022 te Bussum, binnen de gemeente Gooise Meren, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (grote) hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de supermarkt [Winkel] (filiaal [Filiaal] ) en/of (een) medewerk(st)er(s) van de supermarkt [Winkel] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen (een) medewerk(st)er(s) van die [Winkel] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere
deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door opzettelijk gewelddadig en/of dreigend
-met gezichtsbedekkende kleding die [Winkel] binnen te gaan en/of
-naar de/een kassa(‘s) en/of (een) kassamedewerk(st)er(s) toe te lopen en/of
-die kassamedewerk(st)er(s) een mes en/of een schroevendraaier te tonen en/of voor te houden en/of (met kracht) met een mes en/of een schroevendraaier op (een) kassa(‘s) te slaan en/of met een mes en/of een schroevendraaier zwaaiende bewegingen te maken, naar, althans in de richting van die kassamedewerk(st)er(s) en/of (hierbij) dreigend de woorden toe te voegen: “Geld, geld” en/of “Open die kassa“ , althans woorden van dergelijk dreigende aard en/of strekking;
en/of
hij op of omstreeks 29 juni 2022 te Bussum, binnen de gemeente Gooise Meren, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld (een) medewerk(st)er(s) van [Winkel] (filiaal [Filiaal] ) heeft gedwongen tot de afgifte van een (grote) hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan supermarkt [Winkel] en/of (een) medewerk(st)er(s) van de supermarkt [Winkel] , in elk geval aan die supermarkt [Winkel] en/of die medewerk(st)er(s) en/of een derde
toebehoorde(n) door opzettelijk gewelddadig en/of dreigend
-met gezichtsbedekkende kleding die [Winkel] binnen te gaan en/of
-naar de/een kassa(‘s) en/of (een) kassamedewerk(st)er(s) toe te lopen en/of
-die kassamedewerk(st)er(s) een mes en/of een schroevendraaier te tonen en/of voor te houden en/of (met kracht) met een mes en/of een schroevendraaier op (een) kassa(‘s) te slaan met een mes en/of een schroevedraaier zwaaiende bewegingen te maken, naar, althans in de richting van die kassamedewerk(st)er(s) en/of (hierbij) dreigend de woorden toe te voegen: “Geld, geld” en/of “Open die kassa“, althans woorden van dergelijk dreigende aard en/of strekking;
(art 317 Wetboek van Strafrecht)
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn, tenzij anders vermeld, als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 30 juni 2022, genaamd 14BRUTO22/2022187824, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 164. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.De verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 13 december 2022.
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 30 juni 2022, opgemaakt door [verbalisant 1] , p. 11-12.
4.Proces-verbaal van bevindingen van 30 juni 2022, opgemaakt door [verbalisant 2] , p. 109-111.
5.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1] bij de rechter-commissaris van 1 juli 2022.
6.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 2] bij de rechter-commissaris van 1 juli 2022.
7.De eigen waarneming van de rechtbank, gedaan op de zitting van 13 december 2022.