ECLI:NL:RBMNE:2022:6154

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 oktober 2022
Publicatiedatum
27 januari 2023
Zaaknummer
16.150863.18
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak wegens zware mishandeling tijdens waterpolowedstrijd

In de strafzaak tegen de verdachte, die op 17 februari 2018 in Amersfoort betrokken was bij een incident tijdens een waterpolowedstrijd, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 25 oktober 2022 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van opzettelijke zware mishandeling van het slachtoffer, die letsel aan zijn mond en gebit had opgelopen. De rechtszaak vond plaats in het openbaar, waarbij de verdachte, zijn advocaat mr. M. Schmit, de officier van justitie mr. A.J.M. Vreekamp en de aangever aanwezig waren. De officier van justitie stelde dat de verdachte tijdens de wedstrijd een disproportionele overtreding had begaan door het hoofd van het slachtoffer onder water te trekken en met zijn knie tegen het hoofd te schoppen, wat volgens hem een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel met zich meebracht.

De verdediging betwistte de beschuldigingen en stelde dat het letsel het gevolg was van een ongeluk, waarbij de verdachte per ongeluk het hoofd van het slachtoffer had geraakt tijdens een poging om langs hem te zwemmen. De rechtbank heeft de getuigenverklaringen en het bewijs in het dossier zorgvuldig gewogen. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de verdachte opzettelijk had gehandeld. De rechtbank oordeelde dat de mogelijkheid van een ongeluk niet kon worden uitgesloten en dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de opzet van de verdachte. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten.

De uitspraak benadrukt het belang van bewijs in strafzaken en de noodzaak om opzet en schuld duidelijk aan te tonen. De rechtbank verklaarde het ten laste gelegde niet bewezen en sprak de verdachte vrij, waarmee de rechtsgang in deze zaak werd afgesloten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.150863.18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 25 oktober 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1977 te [geboorteplaats] ,
wonende aan het adres [adres] , [woonplaats] (Frankrijk)
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De rechtszaak tegen verdachte heeft in het openbaar plaatsgevonden op de zittingen van 13 oktober 2020, 9 maart 2021 en 11 oktober 2022. Op 11 oktober 2022 is de zaak inhoudelijk behandeld. Verdachte was bij de inhoudelijke behandeling aanwezig, waardoor juridisch gezien sprake is van een vonnis op tegenspraak.
De rechtbank heeft tijdens de zitting gesproken met en geluisterd naar de standpunten van verdachte, zijn advocaat mr. M. Schmit, de officier van justitie mr. A.J.M. Vreekamp en aangever [slachtoffer] .

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt verdachte van betrokkenheid bij een strafbaar feit. Deze verdenking staat beschreven in de tenlastelegging, die als bijlage is gehecht aan dit vonnis.
Kort gezegd verdenkt de officier van justitie verdachte ervan dat hij op 17 februari 2018 in Amersfoort [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht (
primair),
dan welheeft geprobeerd om aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (
subsidiair),
dan wel[slachtoffer] heeft mishandeld met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg (
meer subsidiair).

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in de zaak tegen verdachte, moet zij eerst kijken of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Volgens de officier van justitie was het gedrag van verdachte tijdens de waterpolowedstrijd, namelijk het onder water trekken van het hoofd van het slachtoffer en vervolgens het bewegen van zijn knie naar dat hoofd, een disproportionele overtreding van de waterpoloregels. De officier van justitie vindt dat verdachte als zeer ervaren waterpolospeler had moeten weten dat het risico op zwaar lichamelijk letsel bij zulk gevaarlijk gedrag groot is. Daarmee komt de officier van justitie tot de conclusie dat verdachte de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou oplopen bewust heeft aanvaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat vindt dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Volgens de advocaat kan het verhaal van verdachte, namelijk dat hij zich langs het slachtoffer probeerde te trekken om een tegenaanval in te zetten, waarbij hij per ongeluk met zijn knie het hoofd van het slachtoffer heeft geraakt, kloppen. De advocaat vindt dus dat niet bewezen kan worden dat verdachte opzettelijk heeft gehandeld. Tot slot stelt de advocaat dat het gedrag van verdachte niet wederrechtelijk was, omdat dat gedrag niet ongebruikelijk is in een waterpolowedstrijd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met de advocaat van oordeel dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen en zal verdachte dan ook vrijspreken.
Uit het dossier en het onderzoek op de zitting is de rechtbank gebleken dat aangever [slachtoffer] tijdens de waterpolowedstrijd op 17 februari 2018 letsel aan zijn mond en gebit heeft opgelopen wat voor hem langdurige en vervelende gevolgen heeft gehad. Over de precieze toedracht van het incident lopen de getuigenverklaringen in het dossier uiteen. Uit het dossier kan de rechtbank in ieder geval afleiden dat verdachte [slachtoffer] heeft vastgepakt en zijn hoofd in de richting van het wateroppervlak heeft getrokken, waarna de knie van verdachte het hoofd [slachtoffer] heeft geraakt. Verdachte heeft verklaard dat hij zich met die beweging langs [slachtoffer] wilde trekken en dat hij toen per ongeluk met zijn knie het hoofd van het slachtoffer heeft geraakt. Dat scenario wordt niet in voldoende mate uitgesloten door de bewijsmiddelen in het dossier. Daarmee blijft de mogelijkheid bestaan dat sprake is geweest van een ongeluk. De rechtbank heeft daarom niet de overtuiging gekregen dat verdachte het slachtoffer met twee handen bij het hoofd heeft vastgepakt en vervolgens opzettelijk een knietje in zijn gezicht heeft gegeven, zoals [slachtoffer] daarover heeft verklaard en waarvan de tenlastelegging uitgaat.
Gelet op het voorgaande, is naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzet heeft gehad op het toebrengen van letsel. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het ten laste gelegde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.D. Groen, voorzitter, mrs. E.J. van Rijssen en I.G.C. Bij de Vaate, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F. Verkuijlen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 oktober 2022.
Mrs. Bij de Vaate en Verkuijlen zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 februari 2018 te Amersfoort, althans in het arrondissement Midden-Nederland, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een afgebroken voortand en/of een of meerdere loszittende tanden en/of beschadigde wortels en/of zenuwen van een of meerdere tanden, heeft toegebracht door deze [slachtoffer] te grijpen/te pakken aan/bij het hoofd, en/of (vervolgens) het hoofd van deze [slachtoffer] naar beneden te duwen/brengen, en/of (vervolgens) (met zeer grote kracht) met zijn, verdachtes, knie op/tegen de mond van deze [slachtoffer] te stoten/stampen (te weten een zogenaamd knietje te geven);
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 februari 2018 te Amersfoort, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet het hoofd van die [slachtoffer] heeft gegrepen/gepakt, en/of (vervolgens) het hoofd van die [slachtoffer] naar beneden heeft geduwd/gebracht, en/of (vervolgens) (met zeer grote kracht) met zijn, verdachtes, knie op/tegen de mond van die [slachtoffer] heeft gestoten/gestampt (te weten een zogenaamd knietje heeft gegeven), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 februari 2018 te Amersfoort, althans in het arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door deze [slachtoffer] te grijpen/te pakken aan/bij het hoofd, en/of (vervolgens) het hoofd van deze [slachtoffer] naar beneden te duwen/brengen, en/of (vervolgens) (met zeer grote kracht) met zijn, verdachtes, knie op/tegen de mond van deze [slachtoffer] te stoten/stampen (te weten een zogenaamd knietje te geven), terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, een afgebroken voortand en/of een of meerdere loszittende tanden en/of beschadigde wortels en/of zenuwen van deze, en/of, een of meerdere tanden, ten gevolge heeft gehad;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht )