In de strafzaak tegen de verdachte, die op 17 februari 2018 in Amersfoort betrokken was bij een incident tijdens een waterpolowedstrijd, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 25 oktober 2022 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van opzettelijke zware mishandeling van het slachtoffer, die letsel aan zijn mond en gebit had opgelopen. De rechtszaak vond plaats in het openbaar, waarbij de verdachte, zijn advocaat mr. M. Schmit, de officier van justitie mr. A.J.M. Vreekamp en de aangever aanwezig waren. De officier van justitie stelde dat de verdachte tijdens de wedstrijd een disproportionele overtreding had begaan door het hoofd van het slachtoffer onder water te trekken en met zijn knie tegen het hoofd te schoppen, wat volgens hem een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel met zich meebracht.
De verdediging betwistte de beschuldigingen en stelde dat het letsel het gevolg was van een ongeluk, waarbij de verdachte per ongeluk het hoofd van het slachtoffer had geraakt tijdens een poging om langs hem te zwemmen. De rechtbank heeft de getuigenverklaringen en het bewijs in het dossier zorgvuldig gewogen. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de verdachte opzettelijk had gehandeld. De rechtbank oordeelde dat de mogelijkheid van een ongeluk niet kon worden uitgesloten en dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de opzet van de verdachte. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten.
De uitspraak benadrukt het belang van bewijs in strafzaken en de noodzaak om opzet en schuld duidelijk aan te tonen. De rechtbank verklaarde het ten laste gelegde niet bewezen en sprak de verdachte vrij, waarmee de rechtsgang in deze zaak werd afgesloten.