ECLI:NL:RBMNE:2022:6152

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 maart 2022
Publicatiedatum
25 januari 2023
Zaaknummer
16/321109-21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afpersing, wederrechtelijke vrijheidsberoving en diefstal met valse sleutel door verdachte en medeverdachte

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 maart 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die samen met een medeverdachte betrokken was bij een serie strafbare feiten, waaronder afpersing, wederrechtelijke vrijheidsberoving en diefstal met valse sleutel. De feiten vonden plaats op 27 november 2021, toen de verdachte en haar medeverdachte de aangever onder bedreiging dwongen tot het afgeven van geld en bankgegevens. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de aangever in een bedreigende situatie heeft gebracht, waarbij de medeverdachte ook aanwezig was. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en de verdachte zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het advies van de reclassering. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling voor de gediagnosticeerde problematiek. De uitspraak is gedaan in het belang van de rechtsorde en ter bescherming van de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/321109-21
Vonnis van de meervoudige kamer van 21 maart 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
verblijvende te [verblijfplaats] , locatie [locatie] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting op de openbare terechtzitting van 7 maart 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van de officier van justitie mr. G.A. Hoppenbrouwers en van hetgeen verdachte en haar raadsvrouw mr. K. Cras naar boven hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt verdachte ervan dat zij betrokken is geweest bij een aantal strafbare feiten. Deze verdenkingen staan beschreven in de tenlastelegging, die als bijlage aan dit vonnis is gehecht.
Kort gezegd verdenkt de officier van justitie verdachte ervan dat zij:
feit 1op 27 november 2021 in [plaats] samen met een ander € 240,00 en de codes van de bankapplicatie van [slachtoffer] heeft afgeperst (
primair) dan wel door (bedreiging met) geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte van dat bedrag en de codes van de bankapplicatie (
subsidiair);
feit 2op 27 november 2021 in [plaats] samen met een ander [slachtoffer] wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd;
feit 3op 27 november 2021 in [plaats] samen met een ander € 250,00 heeft gestolen van [slachtoffer] door middel van een valse sleutel.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
Voor zover relevant worden de standpunten van de officier van justitie hieronder besproken bij het oordeel van de rechtbank.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw bepleit een partiële vrijspraak voor alle feiten wat betreft het medeplegen. Verder bepleit de raadsvrouw een partiële vrijspraak voor het contante geld van € 240,00 en het op slot draaien van de deur. De raadsvrouw refereert zich verder aan het oordeel van de rechtbank.
Voor zover relevant worden de standpunten van de verdediging hieronder besproken bij het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen
De hieronder weergegeven bewijsmiddelen zien op het feit waarop zij naar hun inhoud betrekking hebben.
Uit het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 27 november 2021 blijkt het volgende [2] :
Plaats delict [adres] [plaats]
Pleegdatum zaterdag 27 november 2021
A: Ik had vanmiddag contact met [verdachte] op snapchat. Zij vroeg om een om reader mee te nemen en mijn bankpas. Ik ben naar de deur gegaan en daar stond zij. We liepen naar de slaapkamer. Ze zei dat het een val was. Haar vriend zou er ook zijn en ze zei dat ik geen kant meer op kan. Die vriend kwam in de kamer. (…) Ik zei hier heb je contant geld en ik wilde gaan. Bankpas heb ik niet bij me. Ik heb max 250 euro als limiet. Ze geloofden het niet. Die man ging naar de kamer en deed de deur op slot. Ik was met die vrouw in de slaapkamer. Ze zei dat ze buiten zouden staan en ik geen kant op kon. Ook zou er iemand beneden mij opwachten. Zij bleef maar over die bankpas doorpraten. Ik kon alleen maar 250 euro overmaken met de app. Ze zei dat ze me zo zou laten gaan en als ik niet rustig zou doen dat ze dan mijn auto zouden meenemen en de auto naar Duitsland zouden brengen. Ik gooide die gasfles tegen het raam. De ruit ging kapot. Zij probeerde mij tegen te houden en er ontstond een worsteling tussen mij en haar. Ik ben er doorheen gesprongen en zij kwam achter mij aan.
V: Je bent dus ruim anderhalf uur binnen geweest. Wanneer ging die deur op slot?
A: Eigenlijk meteen toen hij de kamer uitging. Na vijf minuten kwam hij er al bij.
V: Wat maakte het dat je bang/angstig was?
A: Omdat ze dreigen met mijn auto naar Duitsland te gaan en mijn pas wilde om geld te pakken, ze wilden mij financieel uitkleden. Ik was bang dat ik mishandeld zou worden want ze zei dat degene die beneden stond al een keer was aangehouden voor mishandeling.
V: Is er ook daadwerkelijk geld overgemaakt?
A: Ja 250 euro
V: En je had het over contant geld?
A: 1 van 100, 2 van 50 en 1 van 20 en 2 van 10.
V: Aan wie heb je dat contante geld gegeven?
A: Aan die man die binnen kwam.
Uit het aanvullend verhoor van aangever [slachtoffer] van 3 december 2021 blijkt het volgende [3] :A: Ik was in de val gelokt. Die jongen kwam ook binnen. Zij wilden mijn pas. [verdachte] heeft mijn telefoon afgepakt. Zij wilde via de Rabobank app geld over maken.
Die jongen dreigde dat als de jongens die beneden stond binnen zouden komen dat zij dan wat mij met konden doen.
V: [verdachte] heeft via Rabobank app geld overgemaakt heb je verteld. Wat voor soort code zit er op de app?
A: Vijf-cijferige code zat op. Die moest ik geven van haar. Niet de pincode van de betaalpas, maar gewoon van de app.
V: Waar bleek dat je die code moest geven?
A: Ze dreigde dat er iets anders zou gebeuren, die jongens stonden ook beneden. En ik was in
shock, wat moet je doen. Je denkt ook niet meer logisch na.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 27 november 2021 blijkt het volgende [4] :
Op 27 november 2021 om 16:50 uur was ik, verbalisant [verbalisant] , belast met de
incidentenafhandeling van politiebureau Utrecht-Noord. Ik vroeg aan [slachtoffer] wat er precies gebeurd was en hij verklaarde mij het navolgende: [verdachte] nam mijn telefoon af en zei dat dat moest omdat zij niet wilde dat mij iets zou overkomen. De man in haar huis zou namelijk eerder een moord hebben gepleegd. Ik zag en hoorde dat de man tegen mij zei: Als je probeert weg te gaan dan doen we je wat aan".
Uit het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] van 23 februari 2022 blijkt het volgende [5] :
A: Wat [slachtoffer] heeft verteld is in grote lijnen een soort van gebeurd. Op 27 november heb ik rond de ochtend [slachtoffer] bericht dat hij geld bij mij kon halen
.Ik heb toen een vriend gevraagd om te komen. Ik heb gedaan alsof ik [slachtoffer] wilde ontvoeren. Ik zei tegen [slachtoffer] dat mijn vriend er achter was gekomen dat ik contact had met hem. En ik zei tegen [slachtoffer] dat hij geld moest geven aan mijn zogenaamde vriend, maar eigenlijk was ik dat zelf. Ik heb gezegd dat er vrienden beneden staan. Er kwam een discussie en [medeverdachte] kwam bij de deur en heeft gekeken. [slachtoffer] was echt bang. Hij was bang dat [medeverdachte] hem wilde vermoorden. Die 250 euro was al over gemaakt.
Uit het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte] van 18 januari 2022 blijkt het volgende [6] :V: We doen onderzoek naar de vrijheidsbeneming op die 27ste, ook naar de rol van [verdachte] .
A: Zij vroeg of ik wou komen, ze had afspraak met een jongen
A: Ik kwam binnen, hij zag er verward uit. Ik kreeg geld in mijn handen.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 7 januari 2022 blijkt het volgende [7] :
Uit de verstrekte gegevens zou blijken dat de verdachte de volgende bankrekeningen op naam had en dat deze nog actief waren; [rekeningnummer] .
Uit de bankmutaties behorende tot bankrekeningnummer [rekeningnummer] zou blijken dat erop 27 november 2021 € 250,00 op deze rekening was gestort. Het betreffende geldbedrag was afkomstig van een bankrekeningnummer op naam van het slachtoffer [slachtoffer] .
Bewijsoverweging
Naar zijn uiterlijke verschijningsvorm duidt de aanwezigheid en het handelen van [medeverdachte] op een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] . Verdachte maakt aangever bang door te stellen dat haar vriend en andere mannen in de woning en bij de flat zijn en hem wat aan doen als hij geen geld geeft. Dit wordt voor aangever geloofwaardig omdat [medeverdachte] al heel snel (na ongeveer 5 minuten volgens de aangifte) de kamer binnenkomt. Daarbij wordt verdachte het geld dat hij bij zich heeft afhandig gemaakt en neemt [medeverdachte] dat geld mee.
De verklaring van verdachte en [medeverdachte] dat [medeverdachte] geen enkel betrokkenheid had bij de afpersing en vrijheidsberoving vindt geen steun in het dossier. De rechtbank acht de verklaring dat [medeverdachte] door verdachte was gevraagd om in de woning aanwezig te zijn ter bescherming voor haar niet geloofwaardig nu [medeverdachte] niet alleen de kamer is binnengekomen maar ook geld van aangever heeft meegenomen. Het gedrag van [medeverdachte] past in het doel dat verdachte voor ogen had en ondersteunt de verklaring van aangever.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte over de aanwezigheid van [medeverdachte] dan ook ongeloofwaardig en volgt de verklaring van aangever. Dat betekent ook dat de rechtbank ervanuit gaat dat [medeverdachte] bij het verlaten van de kamer de deur op slot heeft gedraaid. De rechtbank merkt daarover ten overvloede op dat dat feit op zichzelf niet nodig is voor een bewezenverklaring van wederrechtelijke vrijheidsberoving. Het doen ontstaan van een dreigende situatie waaraan het slachtoffer zich niet kan onttrekken, kan tevens gelden als wederrechtelijke vrijheidsberoving (vgl. HR 15 mei 1990, ECLI:NL:HR:1990: ZC8416,) Dat daarvan sprake was volgt uit de bewijsmiddelen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 27 november 2021 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van geldbedragen van in totaal ongeveer 240 euro en gegevens te weten de codes van applicatie van de bank, die geheel aan deze [slachtoffer] toebehoorden, door
- de deur van de kamer waar deze [slachtoffer] zich in bevond af te sluiten en gesloten te houden en
- de telefoon van deze [slachtoffer] af te nemen en
- tegen deze [slachtoffer] te zeggen dat de man in haar huis eerder een moord heeft gepleegd, en/of
- deze [slachtoffer] de woorden toe te voegen: "als je probeert weg te gaan dan doen we je wat aan", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en
- tegen deze [slachtoffer] te zeggen dat er (een) vriend(en) buiten staat en dat hij, [slachtoffer] , geen kant op kan en
- tegen deze [slachtoffer] te zeggen dat als hij niet rustig doet ze dan zijn auto meenemen en naar Duitsland brengen en
- tegen deze [slachtoffer] te zeggen dat hij de code van zijn app moest geven en
- tegen deze [slachtoffer] te zeggen dat de persoon die beneden stond al een keer was aangehouden voor mishandeling;
2.
op 27 november 2021 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door
- de deur van de kamer waar deze [slachtoffer] zich in bevond op slot te draaien en gesloten te houden en
- deze [slachtoffer] de woorden toe te voegen: "als je probeert weg te gaan dan doen we je wat aan", en
- tegen deze [slachtoffer] te zeggen dat er (een) vriend(en) buiten staat en dat hij, [slachtoffer] , geen kant op kan en
- tegen deze [slachtoffer] te zeggen dat als hij niet rustig doet ze dan zijn auto meenemen en naar Duitsland brengen;
3.
op 27 november 2021 te [plaats] een geldbedrag van in totaal 250 euro, dat geheel aan [slachtoffer] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen geldbedrag onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door geld over te boeken van de rekening van deze [slachtoffer] naar haar eigen rekening zonder hiertoe gerechtigd te zijn.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
De door verdachte gepleegde feiten 1 en 3 beschouwt de rechtbank als een eendaadse samenloop in de zin van artikel 55 Wetboek van Strafrecht. Het gaat hier namelijk om soortgelijke feiten, het afpersen en de diefstal met valse sleutel, die ongeveer gelijktijdig hebben plaatsgevonden en waaraan één ongeoorloofd wilsbesluit ten grondslag ligt.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
t.a.v. feit 1 en feit 3:
eendaadse samenloop van medeplegen van afpersing (feit 1) en diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel (feit 3)
t.a.v. feit 2:
medeplegen van het opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte wordt veroordeeld tot:
- een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als (bijzondere) voorwaarden de voorwaarden, zoals door de reclassering geadviseerd.
De officier van justitie houdt hierbij met name rekening met de ernst van het feit en met het advies van de reclassering dat een aantal bijzondere voorwaarden noodzakelijk is om de kans op recidive laag te houden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw verzoekt de rechtbank om aan verdachte geen langere gevangenisstraf op te leggen dan verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Voorts verzoekt de raadsvrouw om opheffing van de voorlopige hechtenis.
De raadsvrouw legt hierbij de nadruk op de jonge leeftijd en het traumatische verleden van verdachte. Daarnaast benadrukt de raadsvrouw dat verdachte zeer gemotiveerd is om alle hulpverlening aan te grijpen, haar school af te maken en haar leven weer op de rit te krijgen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering. De rechtbank legt hieronder uit waarom zij dat doet.
8.3.1
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd
Verdachte heeft zich samen met [medeverdachte] schuldig gemaakt aan de afpersing, wederrechtelijke vrijheidsberoving en diefstal met valse sleutel van aangever [slachtoffer] . Hij is door bedreiging met geweld – bestaande uit de dreiging met en ook feitelijke aanwezigheid van [medeverdachte] in de woning en andere verbale bedreigingen – gedwongen tot de afgifte van meerdere geldbedragen. [slachtoffer] kon de kamer waarin verdachte en hij zich bevonden niet verlaten. Ze is daarbij berekenend te werk gegaan. Uit haar verklaring van 23 februari 2022 blijkt dat ze van te voren al een plan had bedacht en daar ook [medeverdachte] bij heeft betrokken. De hele situatie die door verdachte is gecreëerd was voor [slachtoffer] zo bedreigend dat hij uiteindelijk uit angst een ruit heeft ingeslagen om te kunnen vluchten. Bij hem heeft dit alles niet alleen gevoelens van angst, onveiligheid en onmacht veroorzaakt, maar verdachte heeft ook misbruik gemaakt van het vertrouwen dat hij in haar had. [slachtoffer] heeft verdachte in het verleden geholpen door haar geld te lenen als verdachte financieel krap zat. De officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld dat [slachtoffer] nog steeds geschokt is door hetgeen zich heeft afgespeeld en zich afvraagt wie hij nog kan vertrouwen.
De rechtbank rekent het verdachte zeer aan dat zij [slachtoffer] , waarvan zij zelf heeft verklaard dat het een vriend van haar was, zo heeft behandeld en misbruikt voor haar eigen financiële gewin.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op het uittreksel uit de justitiële documentatie (het strafblad) van 27 januari 2022, waaruit blijkt dat dat verdachte eenmaal eerder een strafbeschikking heeft gekregen voor een diefstal en verder niet is veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank zal verdachte beschouwen als first offender. Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport van 3 maart 2022. Daarin staat dat verdachte onvoldoende vaardigheden heeft om uit probleemsituaties te blijven en om haar gevoelens op een adequate manier te ventileren.
Verdachte heeft een hulpverleningsgeschiedenis. Problemen in de opvoeding en op school zouden hier ten grondslag hebben gelegen. Ze heeft een belast verleden waar zij last van heeft en zij wil hiervoor in behandeling. De reclassering heeft niet de indruk dat we hier te maken hebben met een kwetsbare jonge vrouw die zich gemakkelijk laat beïnvloeden, maar wel met een jonge vrouw met onvoldoende probleem oplossend vermogen die gaat voor snelle behoeftebevrediging. Daarnaast ziet de reclassering dat verdachte haar grenzen goed kan stellen en welbewust keuzes maakt die vaak achteraf niet handig blijken te zijn. Hierdoor wordt de kans op recidive verhoogd. De reclassering acht reclasseringstoezicht geïndiceerd. Naast het inzetten van schuldhulpverlening is behandeling gericht op het verbeteren van de agressie regulatie, impulsiviteit en traumaverwerking geïndiceerd. De reclassering adviseert bij veroordeling een deels voorwaardelijke straf op te leggen waaraan bijzondere voorwaarden worden verbonden.
8.3.3
De straf
Gelet op de ernst van het feit en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een andere straf dan een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank ziet in verdachte wel een jonge vrouw met een traumatische jeugd. De rechtbank zal in de strafmaat sterk rekening houden met de omstandigheden dat verdachte jong is, een first offender is en een zeer belast verleden heeft, waardoor zij niet altijd in staat is gebleken zelfstandig de juiste beslissingen te nemen. Ondanks dat de rechtbank de door verdachte gepleegde feiten zeer ernstig vindt, wil de rechtbank verdachte wel een kans geven om haar leven in positieve zin te ontwikkelen.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie en komt zij tot een lagere straf.
Verdachte is op dit momentgemotiveerd om haar school af te maken en het hulpverleningstraject in te gaan. De rechtbank hoopt dat verdachte samen met de reclassering een positieve wending aan haar leven kan geven. De rechtbank acht het dan ook noodzakelijk om aan het voorwaardelijke deel van de straf de bijzondere voorwaarden te verbinden, zoals de reclassering heeft geadviseerd. Op deze manier wordt het recidiverisico laag gehouden.
Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank echter van oordeel dat een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest geen recht doet aan de ernst van de feiten en het misbruik dat verdachte van het vertrouwen van het slachtoffer heeft gemaakt en de angst die ze hem door zo te handelen heeft aangejaagd.
Gelet op de opgelegde gevangenisstraf, zal de rechtbank bepalen dat de voorlopige hechtenis wordt opgeheven op het moment dat deze gelijk is aan de duur van de opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 55, 57, 282, 311 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt verdachte tot
  • bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat
  • stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
  • als algemene voorwaarden geldt dat veroordeelde:
o zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
o ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
o medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- als bijzondere voorwaarden geldt dat veroordeelde:
o zich meldt binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij de Reclassering Nederland op het adres Zwarte Woud 2 te Utrecht. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt;
o meewerkt aan psychodiagnostisch (verdiepings-) onderzoek door Altrecht, of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, en zich laat behandelen voor de gediagnosticeerde problematiek. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
o verblijft in Exodus of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor haar heeft opgesteld;
o op geen enkele wijze – direct of indirect – contact heeft met de heer [slachtoffer] zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
o meewerkt aan het aflossen van haar schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in haar financiën en schulden;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.J.B. Corbeij, voorzitter, mrs. S.M. Schothorst en E.C. Ruinaard, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Neijenhuis, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 maart 2022.
Mrs. Schothorst en Ruinaard zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 27 november 2021 te [plaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer geldbedragen van in totaal ongeveer 240 euro en/of gegevens te weten de codes van de bankrekening en/of applicatie van de bank, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan deze [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde(n), door
- de deur van de kamer waar deze [slachtoffer] zich in bevond af te sluiten en/of op slot te draaien en/of gesloten te houden en/of op slot te houden, en/of
- de telefoon van deze [slachtoffer] af te nemen en/of
- tegen deze [slachtoffer] te zeggen dat de man in haar huis eerder een moord heeft gepleegd, en/of
- deze [slachtoffer] de woorden toe te voegen: "als je probeert weg te gaan dan doen we je wat aan", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- tegen deze [slachtoffer] te zeggen dat er (een) vriend(en) buiten staat en dat hij, [slachtoffer] , geen kant op kan en/of
- tegen deze [slachtoffer] te zeggen dat als hij niet rustig doet ze dan zijn auto meenemen en naar Duitsland brengen en/of
- tegen deze [slachtoffer] te zeggen dat hij de code van zijn app moest geven want anders zouden de jongens komen, en/of
- tegen deze [slachtoffer] te zeggen dat de persoon die beneden stond al een keer was aangehouden voor mishandeling;
(art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 27 november 2021 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ander, te weten [slachtoffer] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander
wederrechtelijk heeft/hebben gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten het afgeven van een of meer geldbedragen van in totaal ongeveer 240 euro en/of de codes van de bankrekening en/of applicatie van de bank, door
- de deur van de kamer waar deze [slachtoffer] zich in bevond af te sluiten en/of op slot te draaien en/of gesloten te houden en/of op slot te houden, en/of
- de telefoon van deze [slachtoffer] af te nemen en/of
- tegen deze [slachtoffer] te zeggen dat de man in haar huis eerder een moord heeft gepleegd, en/of
- deze [slachtoffer] de woorden toe te voegen: "als je probeert weg te gaan dan doen we je wat aan", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- tegen deze [slachtoffer] te zeggen dat er (een) vriend(en) buiten staat en dat hij, [slachtoffer] , geen kant op kan en/of
- tegen deze [slachtoffer] te zeggen dat als hij niet rustig doet ze dan zijn auto meenemen en naar Duitsland brengen en/of
- tegen deze [slachtoffer] te zeggen dat hij de code van zijn app moest geven want anders zouden de jongens komen, en/of
- tegen deze [slachtoffer] te zeggen dat de persoon die beneden stond al een keer was aangehouden voor mishandeling;
(art 284 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2.
zij op of omstreeks 27 november 2021 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door
- de deur van de kamer waar deze [slachtoffer] zich in bevond af te sluiten en/of op slot te draaien en/of gesloten te houden en/of op slot te houden, en/of
- de telefoon van deze [slachtoffer] af te nemen en/of
- tegen deze [slachtoffer] te zeggen dat de man in haar huis eerder een moord heeft gepleegd, en/of
- deze [slachtoffer] de woorden toe te voegen: "als je probeert weg te gaan dan doen we je wat aan", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- tegen deze [slachtoffer] te zeggen dat er (een) vriend(en) buiten staat en dat hij, [slachtoffer] , geen kant op kan en/of
- tegen deze [slachtoffer] te zeggen dat als hij niet rustig doet ze dan zijn auto meenemen en naar Duitsland brengen en/of
- tegen deze [slachtoffer] te zeggen dat hij de code van zijn app moest geven want anders zouden de jongens komen, en/of
- tegen deze [slachtoffer] te zeggen dat de persoon die beneden stond al een keer was aangehouden voor mishandeling;
( art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
3.
zij op of omstreeks 27 november 2021 te [plaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag van in totaal 250 euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar
mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen geldbedrag onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door geld over te boeken van de rekening van deze [slachtoffer] naar haar eigen rekening/de rekening van verdachte [verdachte] zonder hiertoe gerechtigd te zijn;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit – tenzij anders aangegeven – pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 24 februari 2022, van het onderzoek 31 Roel21 / MD4R021111, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 393. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 194-199.
3.Aanvullend proces-verbaal van verhoor aangever, p. 209-211.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 22-23.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 384-392.
6.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 366-377.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 154-157.