ECLI:NL:RBMNE:2022:6151

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 maart 2022
Publicatiedatum
25 januari 2023
Zaaknummer
16/280023-20 e.a.
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging, bedreiging en mishandeling van hulpverleners en opsporingsambtenaren met verminderde toerekeningsvatbaarheid

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 14 maart 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1983, die zich schuldig heeft gemaakt aan belediging, bedreiging en mishandeling van hulpverleners en een opsporingsambtenaar. De zaak betreft meerdere incidenten, waaronder een poging tot zware mishandeling op 2 november 2020 in Utrecht, waarbij de verdachte met een pen een stekende beweging richting het hoofd van slachtoffer 1 maakte. Daarnaast heeft de verdachte slachtoffer 1 bedreigd, mishandeld en beledigd. Ook zijn er bedreigingen geuit richting slachtoffer 2 en slachtoffer 3 in andere incidenten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, wat invloed heeft gehad op de beslissing om geen straf of maatregel op te leggen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele ten laste gelegde feiten, maar heeft andere feiten bewezen verklaard. De officier van justitie had een gevangenisstraf geëist, maar de rechtbank oordeelde dat de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn geestelijke gezondheid, een andere benadering vereisen. De benadeelde partij, slachtoffer 2, is niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de verdachte van het ten laste gelegde feit is vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/280023-20, 16/033636-21 (gev. ttz) en 16/201237-21 (gev. ttz)
Vonnis van de meervoudige kamer van 14 maart 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting op de openbare terechtzitting van 28 februari 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van de officier van justitie, mr. G. Alagahgi, en van hetgeen de uitdrukkelijk gemachtigde raadsvrouw van verdachte, mr. C.E. Hok-a-Hin, advocaat te Utrecht, naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt verdachte ervan dat hij betrokken is geweest bij een aantal strafbare feiten. Deze verdenkingen staan beschreven in de tenlastelegging, die als bijlage aan dit vonnis is gehecht.
Kort gezegd verdenkt de officier van justitie verdachte ervan dat hij:
t.a.v. parketnummer 16/280023-20
feit 1, primair:op 2 november 2020 in Utrecht geprobeerd heeft [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door stekende bewegingen te maken met een pen richting het hoofd van die [slachtoffer 1]
feit 1, subsidiair:op 2 november 2020 in Utrecht [slachtoffer 1] heeft bedreigd;
feit 2:op 2 november 2020 in Utrecht [slachtoffer 1] heeft mishandeld;
feit 3:op 2 november 2020 in Utrecht [slachtoffer 1] heeft beledigd door beledigende woorden toe te voegen en te spugen;
t.a.v. parketnummer 16/033636-21
op 27 oktober 2020 in Utrecht [slachtoffer 2] heeft bedreigd;
t.a.v. parketnummer 16/201237-21
op 27 juli 2021 in Zeist [slachtoffer 3] heeft bedreigd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder parketnummer 16/280023-20 feit 1 primair, feit 2 en feit 3 en het onder parketnummer 16/201237-21 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie vordert vrijspraak voor het onder parketnummer 16/033636-21 ten laste gelegde.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw bepleit vrijspraak van het onder parketnummer 16/280023-20 feit 1 primair en feit 3, het onder parketnummer 16/033636-21 en het onder parketnummer 16/201237-21 ten laste gelegde. De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank wat betreft het onder parketnummer 16/280023-20 feit 1 subsidiair en feit 2 ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak van het onder parketnummer 16/280023-20 feit 1 primair en onder parketnummer 16/033636-21 ten laste gelegde
Parketnummer 16/280023-20 feit 1 primair
Uit het dossier volgt dat verdachte met een pen een stekende beweging in de richting van het hoofd van [slachtoffer 1] heeft gemaakt, maar dat hij hem daarbij niet heeft geraakt. Uit het dossier blijkt niet eenduidig om wat voor pen het gaat en hoe scherp de pen is. De rechtbank kan uit het dossier ook niet afleiden wat de afstand tussen verdachte en [slachtoffer 1] was en met hoeveel kracht verdachte de stekende beweging heeft gemaakt. De rechtbank kan daarom niet vaststellen of bij steken met de betreffende pen een aanmerkelijke kans bestond op zwaar lichamelijk letsel en evenmin of verdachte - door een stekende beweging te maken - een dergelijke aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1] heeft aanvaard. Om die reden zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling.
Parketnummer 16/033636-21
In het dossier bevindt zich een aangifteformulier voor werknemers van een instelling. Uit dat aangifteformulier volgt dat aangever [slachtoffer 2] en getuige [getuige 1] beiden een verklaring hebben afgelegd. Deze verklaringen zijn op hetzelfde formulier ingevuld en woordelijk nagenoeg identiek aan elkaar. De rechtbank kan gelet daarop niet vaststellen welke onderdelen van de verklaringen een waarneming inhouden van aangever [slachtoffer 2] , en welke onderdelen van getuige [getuige 1] . De rechtbank vindt de twee verklaringen daarom onvoldoende om tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde te komen. Daarom zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de bedreiging van de heer [slachtoffer 2] .
4.3.2
Bewezenverklaring van de overige feiten
De rechtbank vindt dat wettig en overtuigd bewezen is dat verdachte het onder parketnummer 16/280023-20 feit 1 subsidiair, feit 2 en 3 en het onder 16/201237-21 ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank geeft hieronder aan waarom zij dat vindt. Wanneer tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld, zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis zal worden gehecht.
Parketnummer 16/280023-20
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte [slachtoffer 1] heeft bedreigd door een stekende beweging te maken met een pen in de richting van zijn hoofd. Ook blijkt dat verdachte [slachtoffer 1] heeft mishandeld door meermalen tegen zijn arm te trappen. Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat ook de belediging jegens [slachtoffer 1] kan worden bewezen. [slachtoffer 1] zelf heeft hierover verklaard dat verdachte in zijn richting bleef schelden met onder meer “kankerlijer” en daarbij in zijn richting spuugde. Deze verklaring wordt ondersteund door de verklaringen van de getuigen [getuige 2] en [getuige 3] . [getuige 3] heeft verdachte zien spugen in de richting van [slachtoffer 1] . [getuige 2] heeft verklaard dat ze zag en hoorde dat verdachte met het woord kanker bleef schelden in de richting van [slachtoffer 1] en in zijn richting spuugde. Uit deze verschillende verklaringen concludeert de rechtbank dat verdachte de heer [slachtoffer 1] heeft beledigd door hem uit te schelden en naar hem te spugen.
Parketnummer 16/201237-21
Op grond van het proces-verbaal van verbalisanten [slachtoffer 3] en [verbalisant 1] en de eigen verklaring van verdachte concludeert de rechtbank dat verdachte [slachtoffer 3] heeft bedreigd. De rechtbank heeft, anders dan de raadsvrouw, geen reden om aan de betrouwbaarheid van dit ambtsedig proces-verbaal te twijfelen. Het proces-verbaal van buitengewoon opsporingsambtenaar [verbalisant 2] relateert uitsluitend over de aanleiding van de aanhouding van verdachte, en niet over zijn (latere) gedragingen in de politieauto. Die gedragingen zijn geverbaliseerd door [slachtoffer 3] en [verbalisant 1] en worden ondersteund door de eigen verklaring van verdachte. De rechtbank heeft daarom geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van dat proces-verbaal.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
t.a.v. parketnummer 16/280023-20
1 subsidiair
op 2 november 2020 te Utrecht [slachtoffer 1] heeft bedreigd met zware mishandeling, door met een pen een stekende beweging in de richting van het hoofd van die [slachtoffer 1] te maken;
2
op 2 november 2020 te Utrecht [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] meermalen tegen de arm te trappen;
3
op 2 november 2020 te Utrecht opzettelijk [slachtoffer 1] , in zijn tegenwoordigheid, mondeling en door feitelijkheden, heeft beledigd door die [slachtoffer 1] de woorden toe te voegen: "vieze kankerlijer", en door in de richting van die [slachtoffer 1] te spugen;
t.a.v. parketnummer 16/201237-21
op 27 juli 2021 te Zeist [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen "Je bent een kankerlijer, je moeder is een kankerhoer en "Ik ga je vermoorden, ik ga je moeder vermoorden, ik ga je moeder verkrachten en ik ga je moeder doodmaken".
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
t.a.v. parketnummer 16/280023-20 feit 1 subsidiair en parketnummer 16/201237-21
bedreiging met zware mishandeling of met enig misdrijf tegen het leven gericht;
t.a.v. parketnummer 16/280023-20 feit 2
eenvoudige mishandeling;
t.a.v. parketnummer 16/280023-20 feit 3
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verdachte niet volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het plegen van de feiten en dat verdachte dus strafbaar is.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat verdachte ten tijde van het plegen van de feiten volledig ontoerekeningsvatbaar was en daarom dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De raadsvrouw heeft een e-mail van de huidige behandelaar van verdachte ingebracht waaruit volgt dat bij verdachte een schizo-affectieve stoornis en een stoornis in middelengebruik is geconstateerd. Deze stoornissen bestonden volgens de behandelaar ook in 2020 en 2021 en kunnen bij verdachte leiden tot paranoïde gedachtes, psychoses en agressief gedrag. De gestelde diagnose laat zich volgens de raadsvrouw rijmen met het verwarde gedrag van verdachte, zoals dat uit het dossier volgt, waarmee duidelijk is dat verdachte ten tijde van het plegen van de delicten volledig ontoerekeningsvatbaar was.
Voor een geslaagd beroep op ontoerekeningsvatbaarheid is nodig dat er sprake is van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens die in zodanige mate heeft doorgewerkt bij het plegen van de strafbare feiten dat deze aan verdachte niet toe te rekenen zijn. In dit geval beschikt de rechtbank niet over een rapportage opgemaakt door één of meerdere deskundigen waaraan zij de conclusie van volledige ontoerekeningsvatbaarheid kan ontlenen. Verdachte heeft daaraan geen medewerking willen verlenen. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat de e-mail van de huidige behandelaar van verdachte onvoldoende is om tot de conclusie te kunnen komen dat de strafbare feiten in het geheel niet aan verdachte kunnen worden toegerekend. Weliswaar staat in de e-mail vermeld dat bij verdachte stoornissen zijn geconstateerd, maar de e-mail geeft geen antwoord op de vraag of die stoornissen in zodanige mate hebben doorgewerkt dat de strafbare feiten niet aan verdachte toe te rekenen zijn. Ook de overige informatie over verdachte kan niet leiden tot de conclusie dat de feiten niet aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Concluderend is verdachte naar het oordeel van de rechtbank wel strafbaar voor deze feiten, nu er geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit.

8.OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte wordt veroordeeld tot:
- een gevangenisstraf van 16 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 14 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De officier van justitie vindt dat de feiten verminderd aan verdachte toe te
rekenen zijn. De officier van justitie vindt bijzondere voorwaarden niet nodig, nu verdachte
reeds toereikende hulpverlening heeft, maar acht een stok achter de deur wel nodig om te
voorkomen dat verdachte nieuwe strafbare feiten zal plegen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank, indien tot een bewezenverklaring en enige mate van toerekeningsvatbaarheid wordt gekomen, verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van een straf of maatregel.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van een straf houdt de rechtbank rekening met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank legt aan verdachte geen straf of maatregel op. Hieronder legt de rechtbank uit waarom zij dat niet doet.
8.3.1
De ernst van het feit en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een belediging, een bedreiging en een mishandeling van een hulpverlener en aan bedreiging van een opsporingsambtenaar. Verdachte heeft met zijn gedrag inbreuk gemaakt op hun lichamelijke en geestelijke integriteit. Dit zijn ernstige feiten en verdachte heeft mensen die aan hem hulp willen verlenen angst aangejaagd.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank laat tegelijkertijd meewegen dat verdachte de feiten heeft gepleegd terwijl hij onder behandeling was bij Altrecht. Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie (het strafblad) van 8 november2021 van verdachte volgt dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten in aanraking is gekomen met politie en justitie in de afgelopen jaren. De meeste feiten zijn geseponeerd, onder meer vanwege zijn gezondheidstoestand. Ook heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsrapport over verdachte van 2 februari 2021, waaruit blijkt dat een taakstraf vermoedelijk niet uitvoerbaar is en van het Pro Justitia rapport van 11 maart 2021, waaruit blijkt dat verdachte heeft geweigerd mee te werken aan een psychiatrisch onderzoek. Tot slot heeft de rechtbank acht geslagen op de door de raadsvrouw overhandigde e-mail van de behandelaar van verdachte, de heer [A] , waaruit blijkt dat bij verdachte een schizoaffectieve stoornis, een stoornis in middelengebruik en een licht verstandelijke beperking is geconstateerd. Ook blijkt daaruit dat het op dit moment beter gaat met verdachte en dat hij op dit moment wordt behandeld onder de titel van een zorgmachtiging bij De Wier. De rechtbank acht verdachte gelet op het voorgaande verminderd toerekeningsvatbaar en laat dit meewegen bij de vraag of een straf of maatregel nog passend en geboden is.
8.3.3
Conclusie
Naar het oordeel van de rechtbank is hier sprake van bijzondere omstandigheden waardoor het opleggen van een straf aan verdachte geen redelijk doel dient. De rechtbank acht een geldboete niet passend, een taakstraf niet uitvoerbaar en een gevangenisstraf zou het huidige behandeltraject doorkruisen, nu verdachte (verplicht) wordt behandeld op grond van aan zorgmachtiging. Daarnaast verwacht de rechtbank dat verdachte in geval van een voorwaardelijke straf, niet in staat zal zijn om een afweging te maken tussen het niet plegen van een strafbaar feit en het uitvoeren van een voorwaardelijke straf. De rechtbank zal daarom toepassing geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht en aan verdachte geen straf of maatregel opleggen.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 100,00. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder parketnummer 16/033636-21 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert de rechtbank om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw verzoekt de rechtbank om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op het feit dat de rechtbank verdachte vrijspreekt van het onder parketnummer 16/033636-21 ten laste gelegde, zal de rechtbank [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder parketnummer 16/280023-20 feit 1 primair en onder parketnummer 16/033636-21 niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Geen straf of maatregel
- bepaalt dat ten aanzien van het bewezenverklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
- verklaart [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Konings, voorzitter, mrs. G. Schnitzler en A.A.T. Werner, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Neijenhuis, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 maart 2022.
Mr. Konings is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
t.a.v. parketnummer 16/280023-20
1
hij op of omstreeks 2 november 2020 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een pen een of meer stekende bewegingen in de richting van het gezicht/hoofd
van die [slachtoffer 1] heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 november 2020 te Utrecht [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een pen een of meer stekende bewegingen in de richting van het gezicht/hoofd van die [slachtoffer 1] te maken;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 2 november 2020 te Utrecht [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, tegen de arm, althans tegen het lichaam, te trappen/schoppen;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 2 november 2020 te Utrecht opzettelijk [slachtoffer 1] , in zijn tegenwoordigheid, mondeling en/of door feitelijkheden, heeft beledigd door die [slachtoffer 1] de woorden toe te voegen: "vieze kankerlijer", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking, en/of door meermalen althans eenmaal in de richting van die [slachtoffer 1] te spugen;
( art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
t.a.v. parketnummer 16/033636-21
hij op of omstreeks 27 oktober 2020 te Utrecht [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door neus aan neus met die [slachtoffer 2] te gaan staan en daarbij op korte afstand (ongeveer 5 cm) met een sleutel in zijn hand snijbeweging(en) langs de keel van die [slachtoffer 2] te maken en (vervolgens) nadat die [slachtoffer 2] en diens collega's zich in een verpleegkantoor hadden teruggetrokken, meermalen met voornoemde sleutel voor het raam snijbewegingen te maken richting die [slachtoffer 2] en diens collega('s) en meermalen tegen de deuren en ramen van dat verpleegkantoor te trappen;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
t.a.v. parketnummer 16/201237-21
hij op of omstreeks 27 juli 2021 te Zeist [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen "Je bent een kankerleier, je moeder is een kankerhoer en/of "Ik ga je vermoorden, ik ga je moeder vermoorden, ik ga je moeder verkrachten en ik ga je moeder doodmaken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )