ECLI:NL:RBMNE:2022:6149
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf in een strafzaak tegen een jongere
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 maart 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een jongere, hierna aangeduid als de veroordeelde. De veroordeelde was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank had aan de voorwaardelijke straf bijzondere voorwaarden verbonden, waaronder een meldplicht bij de jeugdreclassering en een contactverbod met een medeveroordeelde.
De officier van justitie heeft op 1 december 2021 een vordering tot tenuitvoerlegging ingediend, omdat de veroordeelde zich niet aan de bijzondere voorwaarden hield. Tijdens de openbare terechtzitting op 28 februari 2022 zijn de officier van justitie, de veroordeelde en zijn raadsman gehoord. De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen en om de proeftijd met een jaar te verlengen. De verdediging heeft zich in de vordering van de officier van justitie kunnen vinden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde de opgelegde bijzondere voorwaarden heeft overtreden. Gezien het feit dat de veroordeelde ook in een andere strafzaak betrokken was, waarbij de voorwaardelijke straf ten uitvoer werd gelegd wegens het plegen van nieuwe strafbare feiten, heeft de rechtbank besloten de vordering van de officier van justitie af te wijzen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de omstandigheden niet voldoende zijn om de vordering toe te wijzen en heeft de beslissing op 14 maart 2022 uitgesproken.