ECLI:NL:RBMNE:2022:6149

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 maart 2022
Publicatiedatum
25 januari 2023
Zaaknummer
16/043332-20 (TUL BIJZ)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf in een strafzaak tegen een jongere

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 maart 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een jongere, hierna aangeduid als de veroordeelde. De veroordeelde was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank had aan de voorwaardelijke straf bijzondere voorwaarden verbonden, waaronder een meldplicht bij de jeugdreclassering en een contactverbod met een medeveroordeelde.

De officier van justitie heeft op 1 december 2021 een vordering tot tenuitvoerlegging ingediend, omdat de veroordeelde zich niet aan de bijzondere voorwaarden hield. Tijdens de openbare terechtzitting op 28 februari 2022 zijn de officier van justitie, de veroordeelde en zijn raadsman gehoord. De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen en om de proeftijd met een jaar te verlengen. De verdediging heeft zich in de vordering van de officier van justitie kunnen vinden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde de opgelegde bijzondere voorwaarden heeft overtreden. Gezien het feit dat de veroordeelde ook in een andere strafzaak betrokken was, waarbij de voorwaardelijke straf ten uitvoer werd gelegd wegens het plegen van nieuwe strafbare feiten, heeft de rechtbank besloten de vordering van de officier van justitie af te wijzen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de omstandigheden niet voldoende zijn om de vordering toe te wijzen en heeft de beslissing op 14 maart 2022 uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/043332-20 (TUL BIJZ)
Beslissing op grond van artikel 6:6:21, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafvordering van de meervoudige kamer voor strafzaken van 14 maart 2022
op de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf in de zaak tegen:
[veroordeelde] ,
geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
thans verblijvende in [verblijfplaats] te [vestigingsplaats] ,
hierna: veroordeelde.

1.De stukken

De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken, waaronder:
- het onherroepelijk geworden vonnis van 18 juni 2021 van de meervoudige kamer in deze rechtbank in de zaak tegen veroordeelde met voormeld parketnummer, waarbij veroordeelde onder meer is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Aan deze voorwaardelijke straf de rechtbank – kort weergegeven – de volgende bijzondere voorwaarden verbonden:
o een meldplicht bij de jeugdreclassering;
o meewerken aan zinvolle dagbesteding;
o een contactverbod met medeveroordeelde [medeveroordeelde] ;
- de mededeling als bedoeld in artikel 366a, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering is aanstonds na de uitspraak van voornoemd vonnis op 7 juli 2021 per post aan veroordeelde toegezonden.
- het advies van SAVE Jeugdbescherming van 16 november 2021 tot tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde straf;
- de op 1 december 2021 ter griffie ingekomen vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde straf;
- de overige stukken die zich in het dossier bevinden.

2.Het onderzoek ter terechtzittingHet onderzoek is gehouden ter openbare terechtzitting van 28 februari 2022. Daarbij zijn gehoord:

- de officier van justitie mr. G. Alagahgi;
- de veroordeelde bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.J.J.L. Maalsté, advocaat te Utrecht;
- mevrouw M. Dijkstra, reclasseringswerker.
De zaak is gelijktijdig behandeld met een nieuwe strafzaak tegen veroordeelde met parketnummer 16/260150-21. Bij die zaak is ook een vordering tenuitvoerlegging aanhangig gemaakt in verband met de onderhavige zaak wegens overtreding van de algemene voorwaarden.

3.De rapportage en de toelichting daarop

In de terugmelding van 16 november 2021 wordt weergegeven dat veroordeelde zich niet houdt aan de bijzondere voorwaarden. Hij werkt nauwelijks mee aan hulpverlening en stelt zich niet open op. Ook is hij gestopt met school en is hij verwijderd van zijn stage.

4.De standpunten

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd om van de vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen 30 dagen en deze om te zetten in een taakstraf van 60 uren. Daarnaast heeft zij gevorderd om de proeftijd met een jaar te verlengen en de begeleiding van de jeugdreclassering te wijzigen naar Reclassering Nederland.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman kan zich vinden in de vordering van de officier van justitie.

5.Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank overweegt dat uit het rapport en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat veroordeelde de aan hem opgelegde bijzondere voorwaarden heeft overtreden.
De rechtbank zal, gelet op het gewezen vonnis in de zaak met parketnummer 16/260150-21, waarbij de voorwaardelijke straf ten uitvoer is gelegd wegens het overtreden van de algemene voorwaarde geen nieuwe strafbare feiten te plegen, de vordering van de officier van justitie afwijzen.

6.De beslissing

De rechtbank:
- wijst de vordering af.
Deze beslissing is genomen door mr. G. Schnitzler, voorzitter, mrs. A.A.T. Werner en G. Konings, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Neijenhuis, als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 maart 2022.
Mr. Konings is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.